Typografie voor Océ Research & Development, een stukje geschiedenis deel I: digitale fonts

In de jaren tachtig raakten ontwerpers Jeanne de Bont en Henk Lamers betrokken bij projecten van Océ, een bedrijf dat ging omschakelen naar digitale processen. Wat deze nieuwe ontwikkelingen inhielden, belichten ze in een tweetal artikelen (1) Het tweede artikel verscheen in november 2023:
Typografie voor Océ Research & Development, een stukje geschiedenis deel II: het Océ 6000 systeem – Designgeschiedenis (designhistory.nl)
over fonts voor laserprinters respectievelijk een graphic user interface. Daarmee schrijven ze een stukje digitale geschiedenis van een technologisch omslagpunt.

Van kopiëren naar printen

Letterontwerper Gerard Unger werd in 1978 aangesteld als typografisch adviseur van Océ Research & Development in Venlo. Je kunt je afvragen waarom een producent van kopieerapparatuur een typografisch adviseur nodig heeft, maar in die tijd vond er een technologische revolutie plaats. Kopieerapparaten werden uitgerust met laserscanmodules. Zo werden ze omgevormd tot laserprinter. En laserprinters hebben letters nodig om teksten te kunnen printen. Unger was als ontwerper goed op de hoogte van en geïnteresseerd in digitale systemen. Vandaar dat hij werd gevraagd om te helpen met de ontwikkeling van de laserprinter.

De Bitstream Editor draaiend op de Apollo Domain DN 330-computer. Op de achtergrond Ton van Geel, die technische assistentie verleende.

De specificaties

De Océ 6750 Electronic Printer had een resolutie van 508 dots per inch, wat extreem hoog was voor die tijd. De printsnelheid zou 23 A4’tjes per minuut moeten worden. In tegenstelling tot de gebruikelijke zwartschrijver zou het een witschrijver worden, gebaseerd op het unieke systeem dat Océ had ontwikkeld. Een witschrijver levert de beste printkwaliteit op.(2)Een laserprinter gebruikt een proces waarbij papier over verschillende rollen door de machine wordt geleid. Gedeeltes van een lichtgevoelige drum worden elektrisch geladen door middel van een pulserende laser. Deze bestrijkt via een snel roterende spiegel de drum. De toner, een fijn zwart poeder, dat tegengesteld geladen is, wordt aangetrokken op de geladen gedeeltes van de drum. Bij een zwartschrijver maakt de laserstraal het ladingsbeeld voor een letter. Bij een witschrijver haalt de laserstraal het ladingsbeeld rondom een letter weg. De machine schrijft dus ‘het papierwit’. Alleen op de plaats van het karakter blijft het ladingsbeeld intact. Het beeld op de drum wordt overgebracht op het papier, waarna door verhitting van het papier de toner gefixeerd wordt.

De printer was bedoeld om in een kantooromgeving te functioneren waar veel documenten en rapporten worden gemaakt. Die omgeving vraagt om verschillende lettertypes in de lettergroottes van 6 tot 32 punten. De printer had dus fonts nodig en daarvoor moest men specifieke kennis in huis halen. In 1984 werd Jeanne de Bont door Unger gebeld of zij het interessant zou vinden om hem te helpen met het opzetten van een typografische groep binnen Océ Industrial Design. Zo is het begonnen.

Over outlines en bitmaps

In die tijd was het nog niet vanzelfsprekend dat een letterontwerper met een computer werkte. De meeste letterontwerpers schetsten en tekenden hun ontwerpen op papier. Veel werkzaamheden waren nog handmatig. Toen Jeanne bij Océ begon was het een van haar eerste taken om samen met Unger en Océ-projectleider Gerard Jacobs te inventariseren welke hard- en software ze moesten aanschaffen. Daarnaast speelde het probleem dat de Océ 6750-technologie niet in staat was met outlinefonts te werken. Outlines moesten naar bitmaps geconverteerd worden en in vorm aangepast worden aan het afdrukprocedé van de Océ 6750.(3)Outlinefonts bestaan uit punten (coördinaten) waartussen lijnen en curves worden getrokken. Alle informatie die de lettervorm bepaalt is opgeslagen in een outlinefont. Het voordeel hiervan is dat een letter met de nodige aanpassingen per lettergrootte, naar ieder corps vergroot of verkleind kan worden. Een bitmapfont is een font waarbij elke letter of teken opgeslagen is als een reeks pixels. Voor elke lettervariant: romein, cursief, vet en vet cursief, moet een font gegenereerd worden. En voor elke lettergrootte: corps 6, 8, 9, 10, 12, 14, 16, 18, 24 en 32 van het font is er een nieuwe bitmap nodig. Een bitmapfont bestond naast de letters a tot en met z al gauw uit enkele honderden karakters. Het was dus enorm veel werk om al die bitmapfonts te editen en te perfectioneren.

Afdruk van een bitmapfont, de punten staan voor wit, de 1 staat voor zwart.

ASCII en Apollo

Maar waar haalde je outlines vandaan en hoe moest je die converteren naar bitmaps? Welke font editor zou je kunnen gebruiken voor de optimalisatie van de bitmaps? Een aantal leveranciers bood verschillende mogelijkheden aan: URW Type Foundry, Bitstream, Adobe Systems, Linotype en Monotype. Daarnaast speelde de copyrightkwestie. Je mag niet zomaar een lettertype namaken. Bitstream had ook hiervoor een gepaste oplossing. Op zich was het converteren van letters al bijzonder voor een ontwerper want we werkten toen nog met DEC VT200-terminals met een vi editor of EMACS. Deze terminals konden alleen ASCII-teksten afbeelden. Het was het begin van een hele nieuwe manier van werken en leren omgaan met computers. Maar ook het hele gebied R&D was nieuw. In het begin werkte Jeanne als een van de weinige vrouwen tussen zo’n duizend mannelijke onderzoekers en technici. Veel moest uitgezocht en uitgevonden worden. Dit pionierswerk heeft ons gevormd als ontwerpers tot op de dag van vandaag.(4)ASCII staat voor American Standard Code for Information Interchange. Het is een tekencoderingsstandaard voor elektronische communicatie. Vanwege de technische beperkingen van computersystemen heeft ASCII slechts 128 posities gereserveerd voor 95 afdrukbare tekens. Daardoor werd het toepassingsgebied ernstig beperkt.

In het begin was e-mailen en ‘Talk’ het enige wat wij er mee konden. ‘Talk’ was een chatprogramma waarmee je direct met collega’s kon communiceren. Ook opmerkelijk is dat e-mails in die tijd altijd werden uitgeprint. Daar werden opmerkingen bijgeschreven. Die daarna weer ingevoerd werden als antwoord op de e-mail. Soms werd je zelfs gebeld of je de e-mail al had ontvangen.

Na de inventarisatie van fontleveranciers had Unger contacten gelegd tussen Bitstream en Océ. Bitstream produceerde als een van de eerste digitale fonts. Het werd in 1981 opgericht door goede vrienden van Unger: Matthew Carter en Mike Parker. Bitstream was destijds gevestigd in Boston. Bitstream werd gekozen als leverancier omdat zij het hele traject konden leveren: de font-outlines en de Bitstream Toolbox waarmee je de bitmaps kon editen.

De Bitstream outline-karakters waren opgeslagen op tape als een reeks variabele coördinaten. Hierdoor zijn de karakters softwarematig exact te manipuleren in verhouding tot zeer grote of erg kleine corpsen via de Symbolics 3600. Deze outlines werden op een floppy gezet en door de Bitstream Toolbox ingelezen. Deze draaide op een Apollo Domain DN3300 die softwarematig outlinefonts converteerde naar bitmaps. De door ons geoptimaliseerde bitmaps werden in een EPROM geladen van de Océ 6750 printer. Het totale traject was hiermee gedefinieerd.(5)Een EPROM is een afkorting voor Erasable Programmable Read-Only Memory. Het is een wisbaar, programmeerbaar, alleen te lezen geheugen. De gegevens kunnen door middel van ultraviolet licht gewist worden.

Conversie en half-bitting

Samengevat: we ontwierpen geen nieuwe lettertypen. We verfijnden en optimaliseerden bitmaps van lettertypes zoals Times, Courier, Helvetica en Univers en pasten deze aan de technologie van de printapparatuur aan. In feite hadden we twee groepen: typografische fonts en monospaced fonts. Voor beide bestond een Océ standaardrichtlijn betreffende het ontwerp, gewicht, stijl, karakterbreedte en de positionering van de karakters. Andere richtlijnen waren vastgelegd in de systeemsoftware.

En dan was er nog half-bitting: een door Fred Smeijers en Martin Majoor ontwikkelde techniek om de juiste stokbreedtes te krijgen. Tijdens de conversie van outlines naar bitmaps maakte het programma fouten. In de grotere corpsen is het geen of nauwelijks een probleem, maar in de kleinere corpsen wel. Een outline kan alleen vertaald worden in een bitmap door een zwarte of een witte pixel te plaatsen. Tijdens het conversieproces beslist het programma of het een zwarte of witte (geen) pixel moet plaatsen. Maar die beslissing kan juist bij de kleinere corpsen helemaal verkeerd uitvallen waardoor je een aantasting van de lettervorm krijgt. Deze aantasting moet handmatig geoptimaliseerd worden door iemand met typografische kennis.

Via de Bitstream Toolbox werden sommige rondingen in de kleinste corpsen via half-bitting door ons geoptimaliseerd. En dat betekent handmatig pixels verplaatsen. Je simuleert als het ware een ronding door het afwisselend plaatsen van zwarte of witte pixels. Ook schuine lijnen in de lettervorm of de schreven worden vaak opgelost met half-bitting. Over het algemeen had je meer werk aan de schreefletters dan aan de schreeflozen.

Team

Het bleek al snel dat de hoeveelheid werk veel te veel was voor één persoon. In feite ben je niet alleen bezig met het optimaliseren van bitmaps. Je moet jezelf ook inwerken in de organisatie. De werkwijze moet voor iedereen duidelijk zijn. De tools moeten up-to-date blijven en de technische inhoud van het werk moet beschreven worden. Daarnaast zijn er dagelijks vergaderingen. Al gauw kwamen er typografiestudenten stage lopen van de academies uit Arnhem en Den Haag, waarvan er enkelen werden aangenomen. De betrokkenen waren onder meer Martin Majoor, Fred Smeijers, Just van Rossum en Peter Verheul, mensen die nu allemaal bekende letterontwerpers zijn.

Typografenteam bijeen met v.l.n.r Fred Smeijers, Martin Majoor, Henk Lamers en Jeanne de Bont.

Lamers werkte op freelance basis voor Océ maar ruilde dat in 1988 in voor een vast contract. Nog steeds bleek het echter te veel werk dus kwamen Evert Bloemsma, Ellemieke Vermulst en Jeanette Wassink erbij. Verder kregen we technische ondersteuning van Ton van Geel die aan het team werd toegevoegd. De fontgroep was in vier jaar tijd volledig digitaal bezig en qua aantal ontwerpers groter dan de groep Industrial Design van Océ. Maar er volgde een nieuwe ontwikkeling: het Océ 6000-systeem, een volledig layout- en printsysteem.

Prints afgedrukt met de Océ 6750 laserprinter.

Halverwege de jaren tachtig betrad Océ dus de printermarkt. Om die printer te promoten wilde men een eigen lettertype laten ontwerpen. Unger kreeg daarvoor de opdracht. Omdat Océ groot was op de kantoormarkt had hij gekeken naar typemachine-lettertypen. Op basis daarvan ontwierp hij een subtielere en modernere variant: de Oranda. Deze was smaller, meer open, met taps toelopende schreven en proportionele spatiëring. Hierdoor ontstond een verfijnder letterbeeld dat minder papier gebruikte. Naast de romeinse en cursieve in zowel normaal als vet, had Unger ook twee smalle, informele varianten ontworpen. Uiteindelijk deed Océ weinig met deze Oranda en werd het type uitgebracht door Bitstream.

Jeanne de Bont, Henk Lamers, 16 maart 2023. Dit artikel is een licht aangepaste versie van het verhaal dat eerder bij Dutch Design Daily verscheen. www.dutchdesigndaily.com

Lees ook het tweede artikel dat De Bont en Lamers voor Designgeschiedenis schreven: Typografie voor Océ Research & Development, een stukje geschiedenis deel II: het Océ 6000 systeem – Designgeschiedenis (designhistory.nl)

De Bont (1954) en Lamers (1956) werkten na hun opleiding op verschillende ontwerpbureaus, waaronder Total Design. Hoewel ze ook freelancten, wonen en werken ze nu 47 jaar samen. Na hun periode bij Océ hebben ze ook bij Philips Design gewerkt..

noten   [ + ]

1. Het tweede artikel verscheen in november 2023:
Typografie voor Océ Research & Development, een stukje geschiedenis deel II: het Océ 6000 systeem – Designgeschiedenis (designhistory.nl)
2. Een laserprinter gebruikt een proces waarbij papier over verschillende rollen door de machine wordt geleid. Gedeeltes van een lichtgevoelige drum worden elektrisch geladen door middel van een pulserende laser. Deze bestrijkt via een snel roterende spiegel de drum. De toner, een fijn zwart poeder, dat tegengesteld geladen is, wordt aangetrokken op de geladen gedeeltes van de drum. Bij een zwartschrijver maakt de laserstraal het ladingsbeeld voor een letter. Bij een witschrijver haalt de laserstraal het ladingsbeeld rondom een letter weg. De machine schrijft dus ‘het papierwit’. Alleen op de plaats van het karakter blijft het ladingsbeeld intact. Het beeld op de drum wordt overgebracht op het papier, waarna door verhitting van het papier de toner gefixeerd wordt.
3. Outlinefonts bestaan uit punten (coördinaten) waartussen lijnen en curves worden getrokken. Alle informatie die de lettervorm bepaalt is opgeslagen in een outlinefont. Het voordeel hiervan is dat een letter met de nodige aanpassingen per lettergrootte, naar ieder corps vergroot of verkleind kan worden. Een bitmapfont is een font waarbij elke letter of teken opgeslagen is als een reeks pixels. Voor elke lettervariant: romein, cursief, vet en vet cursief, moet een font gegenereerd worden. En voor elke lettergrootte: corps 6, 8, 9, 10, 12, 14, 16, 18, 24 en 32 van het font is er een nieuwe bitmap nodig. Een bitmapfont bestond naast de letters a tot en met z al gauw uit enkele honderden karakters. Het was dus enorm veel werk om al die bitmapfonts te editen en te perfectioneren.
4. ASCII staat voor American Standard Code for Information Interchange. Het is een tekencoderingsstandaard voor elektronische communicatie. Vanwege de technische beperkingen van computersystemen heeft ASCII slechts 128 posities gereserveerd voor 95 afdrukbare tekens. Daardoor werd het toepassingsgebied ernstig beperkt.
5. Een EPROM is een afkorting voor Erasable Programmable Read-Only Memory. Het is een wisbaar, programmeerbaar, alleen te lezen geheugen. De gegevens kunnen door middel van ultraviolet licht gewist worden.