Herman Rademaker (1924-2014) was architect, grafisch ontwerper en beeldhouwer, een uiterst veelzijdig kunstenaar. Daarnaast doceerde hij aan de Akademie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven en was hij de eerste artistiek leider van keramiekwerkplaats Cor Unum. Rademaker is echter weinig bekend en zijn werk verdient een nader onderzoek. Met dit artikel van zijn dochters Hadewich en Veronique hopen wij daartoe een aanzet te geven.
Herman Rademaker, ook wel Arminius, werd geboren op 20 december 1924 te Venray en ging door de poort van de dood op 15 november 2014 te Zeist. Zijn vader, Johannes Henricus Wilhelmus Rademaker, was een introverte, statige man, geboren en getogen in Amsterdam. Zijn moeder, Gertruda Cornelia Hubertina Spee, kwam uit Roermond. Toen Herman geboren werd, had hij al twee oudere zussen, na tien jaar kwamen er nog een broer en drie zussen. Door het werk van zijn vader, die architect was en in de buurt van ieder nieuw bouwproject moest wonen, verhuisden zij geregeld en woonden in pensionnetjes onder meer in Oldenzaal, Nijmegen, Tilburg en Den Bosch.
Voor de oorlog had het gezin het niet breed. Soms werd Herman erop uitgestuurd om eten te vragen voor het gezin bij het nabij gelegen klooster. Als kleine jongen was hij al geïnteresseerd in het werk van zijn vader en zag hij van dichtbij wat er allemaal komt kijken bij het bouwen van een huis. Een architect begeleidde in die tijd het gehele bouwproces, van idee tot praktische uitvoering en deed ook het werk dat tegenwoordig door aannemers wordt gedaan.
Omdat er weinig geld was, werd via een tante voor Herman het kleinseminarie, een gymnasiale opleiding, geregeld te Kortrijk (België). En zo moest Herman als twaalfjarige jongen naar een internaat – dat betekende strenge regels en gebruiken – alleen in een vreemd land. Toen de oorlog uitbrak, studeerde hij verder op het grootseminarie, de priesteropleiding, in de buurt van Heerlen. Filosofie en antropologie wekten zijn interesse en hij werkte mee in de drukkerij waar zijn grafisch talent zichtbaar werd. Hij genoot van muziek, orgelspelen en zingen in het koor.
Op jonge leeftijd zag hij veel leed. Met de broeders ging hij gewonde soldaten helpen. Er was weinig te eten. Voor zijn gevoelige ziel zijn dit diepe levenservaringen geweest. Ook dat zijn vader te werk werd gesteld in Duitsland en het de vraag was of en wanneer hij hem terug zou zien. Door deze gebeurtenissen groeide de twijfel over het rooms katholieke geloof en zijn priesterschap. Als spiritueel zoekende mens naar vrijheid voelde de kunst als zijn weg. Zijn vader maakte zich hierover zorgen, hij wist uit eigen ervaring dat er geen droog brood te verdienen viel met kunst. Toch volgde Herman zijn innerlijke kompas.
Zo ging Herman vlak na de oorlog studeren aan de huidige Gerrit Rietveld Academie, afdeling Grafische vormgeving en Bouwkunde. Zijn olieverfschilderijen uit die tijd hadden een christelijk thema met een persoonlijke, moderne vormgeving. In deze Amsterdamse periode waren er – mede door het samenwerken met Willem Sandberg voor het Stedelijk Museum – ontmoetingen met toonaangevende kunstenaars als Picasso, Eugène Brands, Paul Klee en de mensen van Cobra. Sandberg onderkende zijn kwaliteiten als grafisch ontwerper en gaf hem de ruimte en vrijheid om exposities in te richten en folders en affiches te maken.
In zijn zoektocht op spiritueel-filosofisch vlak kwam Herman in aanraking met de antroposofie via persoonlijkheden als Max Stibbe, Stefan Lublenski en Willem Zeylmans. Hier werden zijn levensthema’s geraakt: hij bestudeerde kunst in de breedste zin van het woord, ontwerpen en vormgeven, architectuur, filosofie en de werken van Rudolf Steiner.
Na zijn studie ging Herman werken in Maastricht waar hij zijn eerste betaalde opdrachten kreeg. Via zijn zus in Den Bosch leerde hij zijn vrouw Jules Corvers kennen, met wie hij in 1952 trouwde. Op het landgoed Haanwijk te Sint Michielsgestel kregen zij hun eerste onderkomen, ‘het Vaantje’, gratis aangeboden. Het was een gelukkige en vruchtbare periode met de oprichting van kunstenaarstijdschrift Reflex in Den Bosch en potterie Cor Unum, een sociale keramiekwerkplaats. Die was in 1953 opgericht voor werklozen en mensen met een beperking, en Herman was de eerste artistiek leider. Via collega-kunstenaars kreeg hij diverse grafische opdrachten, studiegidsen voor de TU Eindhoven en werk voor het Van Abbemuseum waar Edy de Wilde directeur was. Ook ontwierp hij de stand voor de provincie Noord-Brabant op de grote wederopbouwmanifestatie E’55 in Rotterdam. Voor drukkerij-uitgeverij Lecturis ontwierp Herman het relatiegeschenk Monsters van de Peel (1958), een uitzonderlijk boek met foto’s van Martien Coppens dat inmiddels geldt als een hoogtepunt in het genre.(1)L I G A T U U R: 35. Monsters van de Peel (pvc-kb.blogspot.com)
Herman was in 1952 gevraagd om les te geven aan de Akademie voor Industriële Vormgeving Eindhoven, de huidige Design Academy. Hier kwam zijn passie als docent echt tevoorschijn: jonge mensen inspireren over het belang van vormgeving, visie, ideeën en de samenhang met het leven. Hij was een van de docenten van het eerste uur. De academie groeide en hierdoor kwam zijn eigen kunst meer op de achtergrond. Hij ontving de studenten aan huis en was zeer betrokken bij hen.
Een periode van gezinsuitbreiding brak aan en daarmee verschillende verhuizingen en verbouwingen. De vraag naar goed onderwijs voor de kinderen was nu aan de orde. Herman en zijn vrouw besloten voor de vrije school naar Amsterdam te verhuizen, waar hun zesde kind werd geboren op drie hoog. Herman was van maandag tot en met woensdagavond in Eindhoven docent op de dag- en avondschool, in de weekenden en vakanties ging het hele gezin naar Epe, waar hij zijn atelier en vakantiehuis verbouwde tot een huis. In deze periode (1960-1970) ontstonden de bronzen beelden waarin het mensheidsthema zichtbaar wordt.
Twee affiches voor het Van Abbemuseum, 1955 en 1956.
Na acht jaar werd het reizen hem te veel en het gezin keerde terug naar Brabant, waar in Helmond de jongste dochter werd geboren. Een nieuwe wind op de academie bracht Hermans visie in het nauw en met collega kunstenaars richtte hij de Vrije Academie in Helmond op. Het verlangen naar meer ruimte en buiten wonen bracht het gezin op een plek aan de Dommel te Sint-Oedenrode, een boerderij die grondig werd verbouwd.
Door een auto-ongeluk kreeg het leven van Herman een grote wending: lesgeven op de academie werd onmogelijk. Een periode van crisis, herstel en naar binnen keren gaven hem echter weer een nieuwe impuls: het ontwikkelen van de zeven vrije kunsten. Herman begon gedichten te schrijven, grafisch en kleurrijk vormgegeven. En hij richtte in 1974 zijn eigen academie op, de Arminiushof. Twaalf jaar lang kwamen er mensen vanuit het hele land voor scholing door middel van kunst en persoonlijke groei naar Sint-Oedenrode.
In zijn laatste werkfase ontwierp en bouwde hij in 1986 zijn organische droomhuis aan het Cathalijnepad, waar al zijn ideeën en visies samenkomen. Aan alle lijnen en gebaren ligt de mens ten grondslag. De waardering van de gemeente Sint-Oedenrode voor zijn architectuur bleek in het samenwerkingsproject ‘Bolle Akkers’, een wijkje waar nu een twintigtal organisch gebouwde woningen staan. Het gele houten huis werd een begrip in het dorp. Tijdens een overzichtstentoonstelling in het huis in 2013 zijn er vele dorpsbewoners komen kijken en spraken ze hun verwondering uit. Zijn levenswerk was de expositieruimte, het voorportaal van het atelier, een meditatieve plek waar mensen stil konden staan en worden bij de twaalf zonnepoorten van Europa. Tempelgebouwen met gedichten. Een herinneringsmonument tot wereldvrede!
Toen zijn vrouw het fysiek op deze plek niet meer redde, diende het thema loslaten zich aan: zijn geliefde huis, zijn atelier en beelden, de ruimte, het Brabantse landschap en de warme contacten. Verhuizen naar Huize Valkenbosch te Zeist was een offer. Op het moment van ‘verkassen’ gaf hij aan dat het voelde als een terugkeren naar het klooster. Van strijdende, bouwende, gepassioneerde, vurige man, docent en verteller, werd hij steeds stiller en zachter, meer een vader, boven alles uit, dichter bij ons. De eenzaamheid ondergaan na de dood van zijn vrouw was een heel proces, evenals het minder kunnen, leren vragen en verzorgd te worden. De muzikale momenten en de Christengemeenschap waren hem tot steun. De stille verwondering van de kleine dingen: bloemen, kinderen, kaartjes, menselijk contact, gaven hem diepe vreugde. Verstilling, aanvaarden van zijn lot, zijn leven was rond.
Deze tekst is een licht bewerkte versie van de dochters Hadewich en Veronique Rademaker, ‘In herinnering Herman Ludovicus Maria Rademaker’ in tijdschrift Motief, nr. 193/juni 2015, pp. 16-17. Een groot gedeelte van het archief Herman Rademaker is ondergebracht in het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, www.rhc-eindhoven.nl
Provinciale Zeeuwse Courant | 31 maart 2007 | pagina 123 – Krantenbank Zeeland; ‘Herman Rademaker: het gebaar van architectuur!’, in: Motief nr 84, april 2005; ‘Herman Rademaker 80 Jahre, Kunstler und Lehrer Arminiushof’, in: Goetheanistisches Bilden und Bauen: stil 2005/2006; Petra van Heijningen, ‘Waar je vrij mens kan zijn: Herman Rademaker’, in: Puur wonen, nr 1 2005.
noten