Mager perspectief op een rijke collectie in het Stedelijk

Fijn dat er weer een presentatie te zien valt van de rijke collectie toegepaste kunst en vormgeving van het Stedelijk Museum Amsterdam. De vaste opstelling, te zien vanaf de heropening in 2012, werd namelijk na relatief korte tijd weer ontmanteld. Fijn ook dat er op deze expositie, getiteld Van Thonet tot Dutch Design. 125 jaar wonen in het Stedelijk, zowel oude bekenden als minder bekende voorbeelden te zien zijn. Denk aan meer vrouwelijke ontwerpers, een schitterend gebatikte kast uit het atelier van Louis Bogtman, de multiplex spalk van Charles Eames en de grillig gevormde polyurethaanstoel van de Deen Gunnar Aagaard Andersen. Maar welk verhaal wil deze presentatie over de verzameling vertellen, hoe gebeurt dat en welke vragen roept ze op? 

De zalen zijn gevuld met objecten uit de collectie vormgeving, met name meubels, her en der gecompleteerd met een schilderij of kunstwerk en een toevoeging van kunstenaar-ontwerper Bas van Beek, die bij de inrichting was betrokken. Hem was gevraagd een hedendaags perspectief aan de presentatie toe te voegen. Van Beek preludeert vrolijk op historische objecten door deze licht te wijzigen, als het ware in een nieuwe vorm te citeren. Hij bekleedde enkele ruimtes met behang en ontwierp een tapijt geïnspireerd op het werk van Karel de Bazel. Het geheel is chronologisch opgezet en alles staat keurig op vlonders langs de wanden en in enkele vitrines.

foto Stedelijk museum, Gert Jan van Rooij.

Zo begint de eerste ruimte met de oudste voorbeelden uit de verzameling:  Thonetmeubelen, die kast van Bogtman en voorwerpen van de Wiener Werkstätte, waaronder een in het oog springende vaas van Vally Wieselthier. Van Beek vulde die aan met een behangsel geïnspireerd op die Weense werkplaats. Op een beeldscherm worden foto’s van de stijlkamers en oude opstellingen getoond. 

Daarna volgt een zaal over de Nederlandse Nieuwe Kunst van rond 1900 met een interessante samenstelling van meubels en gebruiksgoed, deels geïnspireerd op de Nederlandse kolonie Indië. Helaas is hier verzuimd om die koloniale connectie eens naar voren te halen. Dat is opmerkelijk want het thema is super-actueel en het Stedelijk afficheert zich inmiddels nadrukkelijk als een maatschappijkritisch instituut. De oriëntalistische Bogtmankast werd bovendien recent verworven en zou een goede kapstok zijn om een dergelijk verhaal aan de orde te stellen.

Louis Bogtman, kast, circa 1925 (foto Erik en Petra Hesmerg).

Bij de Amsterdamse school is een mooi ensemble gecreëerd met beeldhouwwerk, ontwerptekeningen en behang. Een zaal met voorbeelden van gebogen hout en ander gebogen materiaal – meubels uit één stuk – is daarentegen nogal saai. De ruimte met kindermeubels en speelgoed geeft een vrolijke noot, maar waarom is het er zo kaal en hangt daar niks aanvullends aan de wanden, terwijl de vitrine overvol oogt door de opgeblazen foto achter de objecten? En waar is het affiche van de expositie Kinderspel (1965) waar deze zaal naar verwijst? De ruimtes daarna, gewijd aan het minimalisme en Scandinavië zijn al even karig met aankleding. Waar zijn de voorbeelden van textiel waar het Stedelijk zo’n rijke collectie van bezit? Wat moeten we met het onderwerp ‘vormgeving voor het Stedelijk’ waar een paar zaalbankjes en een kantoormeubel staan, en een kleine Appel verweesd aan de muur hangt? Wat jammer dat de ruimte getiteld ‘plastic fantastic’ zo weinig ‘fantastic’ is geworden doordat een voorstel van Van Beek vanwege problemen met de erven Panton niet door kon gaan. Maar had er geen alternatief kunnen worden verzonnen met een ander spetterend pop art-ding? Waarom maakt veel van dit alles zo’n weinig bruisende, ja zelfs armoedige indruk? En waarom zijn de ‘ingrepen’ van Van Beek sowieso maar beperkt doorgevoerd?  

Zaal Amsterdamse School (foto Stedelijk museum, Gert Jan van Rooij).
Kindermeubels (foto Stedelijk museum, Gert Jan van Rooij).
Zaal gewijd aan vormgeving voor het Stedelijk (foto redactie Designgeschiedenis Nederland).

Met de Italiaanse postmoderne bewegingen Memphis en Studio Alchimia wordt daarentegen flink uitgepakt onder meer met animaties geïnspireerd door Nathalie du Pasquier. Deze uitbundige zaal contrasteert met de eerdere ruimtes. Maar ook hier mist textiel. Bovendien heeft het museum een tiental jaar geleden een heel rijke verzameling van tekeningen en ander ondersteunend documentair materiaal van deze bewegingen verworven, maar is daar niks van te zien. Heel zonde! (kijk op de website van het museum bij ‘collectie’)

Memphis en Alchimia (foto Stedelijk museum, Gert Jan van Rooij).

De expositie eindigt met recentere ontwikkelingen en thema’s zoals ‘Dutch Design’, duurzaamheid en democratisering. Ook hier valt weinig sprankelends te ontdekken en ziet de opstelling er wat liefdeloos uit. De thema’s worden niet erg uitgewerkt. Op de wanden in deze zaal prijken de uitkomsten van een enquête die het museum in samenwerking met de BNO heeft gehouden over de impact van de coronacrisis op de ontwerpsector. Deze toevoeging is actueel, maar de enorme hoeveelheid grafieken en tabellen op de wand slaan dood en passen evenmin bij de voorafgaande zalen, waar de positie van de ontwerper nergens aan bod komt.

Zaal over het heden (foto redactie Designgeschiedenis Nederland).

Al met al maakt het geheel teleurstellend genoeg geen bruisende indruk en doet die erg aan als een old-school-inrichting. Zulke inrichtingen kunnen esthetisch heel fraai zijn – denk aan die eerdere vaste opstelling vormgeving – maar helaas haalt deze ‘nieuwe’ opstelling het in dat opzicht niet bij presentaties uit het verleden. Het wil maar niet echt spannend worden. Niet in de combinaties of groeperingen, niet in de verdere aankleding, niet in de keuzes van de objecten. De presentatie is geen opstelling die verbaast, vragen stelt, of met een kritisch perspectief komt. Laat staan dat ze aspecten van de verzameling of tentoonstellingsgeschiedenis op scherp stelt.

De bezoeker ziet wel wat foto’s van vroegere exposities maar die zijn slecht zichtbaar in de vitrines en eerder aankleding. Dat geldt eigenlijk ook voor de verwijzingen naar tentoonstellingen uit het verleden, zoals de kartonnen eierdozen of de zwart rubberen noppenvloer. Foto’s en dia’s van historische zaalopstellingen en tentoonstellingen geven wel een indruk van dat verleden maar over historisch gegroeide oordelen, visies, beleid of verzamelcriteria komt de bezoeker weinig aan de weet.

Vitrine op de zaal Scandinavie (foto redactie Designgeschiedenis Nederland).

Op de website van het museum wordt toegelicht dat de keuze van de objecten ‘anders’ is. In plaats van iconische stukken als de roodblauwe Rietveldstoel staan er andere Rietvelds en het stereotiepe beeld van Scandinavië zou doorbroken zijn met een object wat die stroming ‘van een heel andere kant’ laat zien. Maar een ander soort object kiezen is nog geen nieuwe invalshoek of iets problematiseren. Wordt daarmee het denken in iconen, stromingen, ontwikkelingen en de canon doorbroken? Of de smaakbepalende rol van het museum met zijn westerse esthetische modernistische normen ter discussie gesteld? Een thematische indeling had wellicht ook meer vuurwerk opgeleverd. Of denk aan confrontaties en tegenstellingen, de onverwachte combinaties waar Rudi Fuchs vroeger zo bekend om stond (en die soms in Base wél gerealiseerd werden). Laat eens het idee van ‘grote namen’ en auteurs los, speel met vormen en ideeën, gooi de boel eens overhoop!

De expositie komt op een ongelukkig moment want ze kan niet beschouwd worden als een visie van het komende beleid van de onlangs aangestelde directeur Rein Wolfs. Hij nam recentelijk twee nieuwe conservatoren aan op de afdeling vormgeving en heeft de thema’s inclusiviteit en diversiteit hoog in het vaandel geheven. Iedereen is uiteraard razend benieuwd hoe die ingevuld gaan worden. Met name op het gebied van vormgeving is dat niet minder dan een reusachtige uitdaging. Het is uiteraard prima om meer vrouwen te tonen en aan te kopen, maar hun bijdrage valt in deze tentoonstelling toch weer in het niet. Uit welke ontwerpers – velen bezig met ‘social design’ en uit de aard van hun beroep met maatschappelijke kwesties – kun je allemaal wel niet kiezen uit heden en verleden? Hoe kun je de collectie kritisch analyseren en inventariseren? Wat kun je verzinnen op het gebied van presentatie om zaken op scherp te zetten en te bevragen? Hoe stel je je eigen perspectief ter discussie en kantel je de blik? Die vragen zijn er allemaal en ze zijn allerminst gemakkelijk te beantwoorden, maar op deze tentoonstelling lijken ze niet aanwezig.

De redactie, november 2020.

Van Thonet tot Dutch Design. 125 jaar wonen in het Stedelijk, Stedelijk Museum Amsterdam, tot 22 maart 2021, www.stedelijk.nl