Expertmeeting tentoonstellingsvormgeving. Tentoonstellingsontwerper: schipperaar en regisseur.

Vormgeving is eigenlijk een te beperkt begrip om de praktijk van een tentoonstellingsontwerper te beschrijven, en de betekenis daarvan voor de impact van een expositie te duiden. Dat was een van de conclusies van de Expertmeeting Tentoonstellingsvormgeving, op 15 november 2019 in het Centraal Museum in Utrecht.

Aanleiding voor deze bijeenkomst was de wens tot onderlinge uitwisseling van visies op, gedachten over en benaderingen tot tentoonstellingsvormgeving. Het Centraal Museum, dat ‘vernieuwende en experimentele tentoonstellingsvormgeving’ als essentieel beschouwt en een lange staat van dienst heeft op dit gebied, pakte de handschoen graag op. Doordat conservatoren en projectleiders van Nederlandse musea waren uitgenodigd gingen ‘vormgevers en (potentiële) opdrachtgevers’ op deze dag met elkaar in discussie.

Voer voor deze discussies vormden de lezingen, die na de introductie van artistiek directeur Bart Rutten op het programma stonden. Nieuwsgierigheid bepaalde de sfeer van deze eerste expertmeeting, wat ook bleek uit geanimeerde gesprekken en ontmoetingen in de pauzes. Zowel in de bevlogen presentaties als in het debat daar omheen was volop ruimte voor nuance en humor.

Maarten Spruyt maakte in zijn lezing getiteld ‘Eenheid in veelheid’ duidelijk dat hij weliswaar een achtergrond heeft als stylist, maar zichzelf meer ziet als verhalenverteller. Spruyt ‘ontkleedt’ hoofdrolspeler(s), om zo de geest van de kunstenaar of modeontwerper te kunnen laten zien. De gelaagdheid die naar voren komt in de fotoseries die hij bij veel tentoonstellingen maakt, verwerkt hij ook in zijn ontwerpen voor die tentoonstellingen. Daarbij gaat hij gedetailleerd te werk. Het publiek neemt die details beter waar dan hij altijd denkt, zei hij, en mensen die echt de tijd nemen kunnen in zijn ontwerpen steeds nieuwe dingen ontdekken. Maar wanneer hij een tentoonstelling ontwerpt denkt hij niet na over wat het publiek wil. Hij doet wat hij denkt te moeten doen om het thema volledig tot zijn recht te laten komen. Uit de zaaloverzichten die Spruyt liet zien blijkt dat deze aanpak tot een concurrentie tussen presentatie en tentoonstellingsontwerp kan leiden, waarbij het ontwerp soms de overhand dreigt te krijgen.

Afaina de Jong van Studio AFARAI uit Amsterdam legde uit hoe de studio opereert op de grens van kunst en architectuur. AFARAI is een architectenbureau dat zich sinds 2017 ook bezighoudt met tentoonstellingsontwerp. De Jong liet in haar presentatie zien hoe de studio het uitgangspunt van de tentoonstelling in ruimtelijke vorm representeert. Daarvoor worden vaak nieuwe ruimtes in bestaande ruimtes gecreëerd om nieuwe ontmoetingen tussen mensen en steeds andere perspectieven op de kunstwerken te faciliteren. De bezoeker moet zich in de tentoonstellingsontwerpen van Studio AFARAI op zijn of haar gemak voelen om de werken open te kunnen benaderen. In het ontwerp wordt dus rekening gehouden met de publieke dimensie van een tentoonstelling. Daarnaast is tekst volgens De Jong een belangrijke laag, waarvoor vanaf het begin ruimte ingecalculeerd moet worden. Uit het publiek kwam de vraag wat belangrijke handvaten zijn vanuit de opdrachtgever. Genoeg tijd, budget, en goede communicatie, luidde haar antwoord. Een uitspraak over de overdracht van en omgang met inhoudelijke input bleef achterwege. Opmerkelijk genoeg was het budget in de rest van het programma nauwelijks een gespreksthema, terwijl dat toch een factor van betekenis is.

Irma Boom, die zichzelf ‘boekenmaker’ noemt en verantwoordelijk is voor de huisstijl en vormgeving van publicaties van het Rijksmuseum, kreeg vanuit dat museum de vraag om zich tevens bezig te houden met ‘wat er op zaal gebeurt’ en dus het ontwerp van tentoonstellingen. In een gesprek met Bart Rutten lichtte ze haar praktijk toe. Boom benadert een tentoonstelling op dezelfde manier als een boek: het organiseren van materiaal in een bepaalde volgorde en het in evenwicht brengen van beeld en woord. Hoe vertaal je dat naar een tentoonstelling? Wat zijn de uitgangspunten? Tekst is volgens Boom een belangrijk element. De typografie, de titel, het affiche, alles moet een geheel vormen. Maar de tekst moet niet tussen werk en bezoeker komen te staan, niet de intimiteit verstoren. Het belangrijkste is de vraag: Wat gaan we laten zien en hoe? Door vanuit het werk te denken ontvouwt zich het ontwerp van de tentoonstelling. Hoe ontwerp je voor het drukstbezochte museum van Nederland? Door het ontwerp vlak te houden, geen ruimtelijke ingrepen te doen. Boom vindt haar eigen ontwerpen heel helder.

Na het gesprek tussen Boom en Rutten kwam een discussie op gang over de samenwerking met de educatie-afdelingen van musea. Spruyt noemde het rekening houden met de wensen van deze afdeling (‘Hier moet je een selfie kunnen maken; er moet een kinderwandelroute komen’) ingewikkeld. Ook Boom zei het lastig te vinden omdat elke afdeling haar eigen perspectieven en belangen heeft en die in de tentoonstelling verwerkt wil zien. Een educatiemedewerker in het publiek bracht in dat haar afdeling niet voor niets ‘educatie en interpretatie’ heet, en dus van belang is voor het tentoonstellingsontwerp. Het gaat daarbij om zaken als het plaatsen van bankjes en een voor iedereen leesbare tekstlettergrootte. Een conservator merkte op dat het essentieel is om vanaf het begin met iedereen samen te werken.

Marianne de Vrijer en Jody van Dongen van De Vrijer Van Dongen

Marianne de Vrijer (grafisch ontwerper) en Jody van Dongen (3D design), samen DeVrijerVanDongen uit Haarlem, namen de vierde lezing voor hun rekening. Zij hebben expertise op het gebied van tentoonstellingen met maatschappelijke thema’s. Hoe breng je een complex onderwerp op een heldere manier op zaal? Het duo wil graag alle facetten van het onderwerp laten zien, ook als dat controversieel is. In de tentoonstellingsontwerpen van DeVrijerVanDongen is vaak ruimte voor actieve participatie van het publiek en wordt dialoog gestimuleerd. Samen met de opdrachtgever houdt DeVrijerVanDongen sessies om het onderwerp ‘af te pellen’. In deze discussies met het inhoudelijke team schuilt wel het gevaar van conflict, doordat men zich op elkaars werkterrein begeeft. Inhakend op de voorgaande educatiediscussie legde het duo hun visie op een productieve samenwerking uit als: vanaf het begin met mensen aan tafel gaan zitten, maar iedereen moet van zijn eigen eiland af komen om samen iets moois neer te zetten.

Vier tentoonstellingsontwerpers gaven in een ‘parallelle sessie’ een korte lezing over hun praktijk en visie op het vakgebied. De tot architect opgeleide Herman Kossmann van Kossmann.DeJong uit Amsterdam wilde het vak bespreken aan de hand van ‘nieuwe woorden’. Narratieve ruimte in plaats van tentoonstelling, bijvoorbeeld. Kossmann gelooft in auteurschap en een sterke regie. Bij het maken van een tentoonstellingsontwerp vormen de collectiestukken één van de verhaallagen. Hij ziet tentoonstellingsontwerp als een medium op zichzelf. In ontwerpen van Kossmann.DeJong kan de bezoeker iets beleven, zich verwonderen, ondergedompeld worden. Het gaat vooral om de interactie met het onderwerp en het creëren van een nieuwe werkelijkheid. Uit het publiek kwam de vraag hoe wordt omgegaan met duurzaamheid in de narratieve ruimtes met veel ‘materiaalgeweld’. Een antwoord kwam er niet, wat misschien een gemiste kans was gezien de actualiteit van dit thema. Kossmann maakte nog wel een vergelijking met de praktijk in het buitenland: het budget is daar vaak ruimer, maar het klimaat in Nederland is aanzienlijk informeler, wat discussies met de opdrachtgever gemakkelijker maakt.

Jeroen Luttikhuis (OPERA Amsterdam) en Barend Verheijen (Studio Louter), respectievelijk afgestudeerd als architect en historicus, legden in hun presentatie uit dat goed opdrachtgeverschap betekent dat ze zo vroeg mogelijk bij het proces betrokken worden, en sloten daarmee aan bij DeVrijerVanDongen. Het is belangrijk elkaar en elkaars expertise te respecteren. Een tentoonstelling bestaat volgens Luttikhuis en Verheijen uit het objectieve verhaal en het subjectieve verhaal met een overkoepelende emotie of genre. Het objectieve verhaal is het terrein van de opdrachtgever. De middelen waarmee de ervaring wordt opgewekt dat van de tentoonstellingsvormgever. Het subjectieve verhaal en de overkoepelende emotie worden door de opdrachtgever en vormgever samen ingevuld.

Wybe Klaverdijk van XPEX (Experience Experts) uit Amsterdam heeft een achtergrond in communiation design. Hij illustreerde in de derde lezing dat hij een tentoonstellingsvormgever ziet als een regisseur die disciplines bij elkaar brengt met als taak het uitdragen van een taal die alleen musea kunnen spreken. De rol van de opdrachtgever is volgens hem het overzicht bewaren en zorgen dat alles op tijd samenkomt. Klaverdijk benoemde expliciet dat het tentoonstellingsontwerp niet moet concurreren met de tentoongestelde stukken. Hij toonde zich op dat punt meer uitgesproken dan Spruyt, die aan die ‘wedijver’ in zijn benadering soms niet ontkomt.

Tristan Roques, na een studie kunstgeschiedenis en een opleiding aan de Design Academy Eindhoven nu artdirector bij KesselsKramer, gaf eerlijk toe dat hij nog niet veel tentoonstellingen had ontworpen en presenteerde zijn afstudeeronderzoek naar de ongeschreven regels bij het bezoeken van tentoonstellingen. Het project was vooral een kritiek op de white cube, een ‘harde omgeving’. Roques keek naar hoe bezoekers denken dat ze zich moeten gedragen en wat de rol van de vormgeving van de tentoonstelling daarin is. Zijn onderzoek is eigenlijk een pleidooi om bezoekers meer centraal te stellen. Of zij zich laten ontregelen hangt samen met het sturende aspect van het tentoonstellingsontwerp.

In het afsluitende panelgesprek tussen Jody van Dongen, Afaina de Jong, Jeroen Luttikhuis, Barend Verheijen en Joana Ozorio de Almeida Meroz (docent Design Cultures aan de VU Amsterdam) werden de parallelle sessies kort samengevat. De uitkomst was dat de tentoonstellingsontwerper graag vanaf het begin bij het proces betrokken wil worden en dat er een neiging bestaat om het woord ‘vormgeving’ te vermijden. Los van die terminologie blijft het volgens gespreksleider Rutten de vraag of je altijd het midden kunt en moet zoeken tussen ‘het object het object laten zijn’ (bevestigen) en het bevragen van de wereld die je presenteert. Voor het Centraal Museum is die balans altijd het streven, maar de ontwerpers benadrukten dat het eerder een kwestie is van laveren tussen die twee. De Jong probeert juist graag, al dan niet stiekem, haar eigen weg te vinden: ‘Als je de ruimte krijgt om risico te nemen, ontstaan vaak de mooiste dingen’.

Ook het ‘typecasten’ van een ontwerper kwam ter sprake. Dat garandeert niet het beste resultaat, zeker niet wanneer dat neerkomt op het steeds betrekken van dezelfde ontwerper bij vergelijkbare onderwerpen. Typecasting kan hooguit iets opleveren wanneer het wordt geïnterpreteerd als de juiste ontwerper zoeken bij het juiste onderwerp.

Tentoonstellingsvormgeving is een moeilijk definieerbaar vakgebied waarin veel disciplines samenkomen en is meer dan de vormgeving alleen. Door vroeg en intensief samen te werken kan in gezamenlijkheid worden gezocht naar de essentie van de tentoonstelling. Een doordachte vormgeving, hoe eenvoudig ogend ook, valt niet meer weg te denken uit museumland en lijkt een voorwaarde voor het maken van een succesvolle tentoonstelling. Daarvoor bestaat, zoals de experts tijdens deze middag schetsten, niet één recept. Ook voor de ontwerpers geldt dat ze weliswaar ieder hun eigen insteek hebben, maar dat die bij elke tentoonstelling een andere uitwerking heeft. Zo moeten ze steeds opnieuw inhoud geven aan hun eigen benadering. De manier waarop ze dat doen is waarin ze zich van elkaar onderscheiden. Of, zoals Herman Kossmann zei: ‘Het proces is de handtekening’.

Jet Sloterdijk, 2020