Designdoc: interview met Kummer & Herrman

Jeroen Kummer (1969) en Arthur Herrman (1969) richtten in 1989 samen een ontwerpbureau op dat gevestigd is in Utrecht. Kummer & Herrman werkte voor culturele instellingen en ontwierp personeelsbladen en tijdschriften, maar werd vooral bekend door vele fotoboeken en fotojournalistieke projecten, waarvan The Sochi Project (2009-2014) het bekendste is. Het bureau ontwerpt ook identiteiten, tentoonstellingen en multimediale projecten, is sterk redactioneel betrokken en profileert zich met ‘storytelling’.

Achtergrond en milieu

JK: Ik ben in 1969 in Amsterdam geboren en heb van 1989 tot 1995 grafisch ontwerpen gestudeerd aan de Hogeschool van de Kunsten in Utrecht (HKU). Aandacht voor beeldende kunst, ontwerp of design is mij niet met de paplepel ingegoten, maar ik raakte op de middelbare school geïnteresseerd in de beeldcultuur van muziek en ook wel in film. In die tijd was alles vinyl. Veel van de bands die ik beluisterde hadden platenhoezen van ontwerpers, maar ik wist nog niet dat dat als een vak bestond. De Engelse ontwerper Peter Saville is bijvoorbeeld heel invloedrijk geweest met hoezen voor bands als Joy Division en New Order, die mij heel erg aanspraken. Mijn belangstelling voor vormgeving komt dus niet zozeer uit het gezin waarin ik ben opgegroeid maar meer door me daar tegen af te zetten. Ik was bezig met tekenen en ben me meer gaan verdiepen in film en in beeldende kunst. Die dingen bij elkaar hebben me doen besluiten toelating te doen tot de academie. Dat ik daar ben aangenomen was een droom die uitkwam, die wereld en dat ik daar fulltime mee bezig kon zijn.

Peter Saville, platenhoes voor New Order, 1981.

AH: Ik ben geboren in Roermond (1969) als jongste van een groot gezin. Mijn ouders probeerden bij ons thuis een cultureel klimaat te creëren omdat ze dat zelf als kinderen uit een arbeidersmilieu niet hadden meegekregen. Ze wilden ons cultuur meegeven en dat was een belangrijk deel van de opvoeding, met name muziek. Alle kinderen gingen op muziekles, dat was niet optioneel. Veel van mijn broers en zussen zijn naar het conservatorium gegaan. Mijn vader is op latere leeftijd zelf ook nog naar de kunstacademie gegaan om te tekenen, schilderen en beeldhouwen. Ook ik tekende tijdens de middelbare school en was bezig met creativiteit. Mijn studiekeuze ging tussen het conservatorium en de kunstacademie. Omdat mijn broers en zussen al in de muziek zaten werd het de academie.

Studieperiode

JK: Toen ik op de kunstacademie zat was het vak enorm in ontwikkeling. De grootscheepse digitalisering barstte los, wat enorme invloed had op de rol van ontwerpers als intermediairs tussen de maak- en productieprocessen. Die technische revolutie betekende de overgang van een meer ambachtelijke werkwijze naar een digitaal proces. De Mac deed zijn intrede waardoor er meer en andere mogelijkheden ontstonden. Ook waren er in de jaren negentig veel vormexperimenten gaande. Een invloedrijk docent was Mart Warmerdam, die toen begin dertig was.(1)Mart Warmerdam (1955) was van 1987 tot 2006 docent grafisch ontwerp en typografie aan de HKU. Hij is onder andere bekend van zijn werk voor het Cobra Museum, Museum Meermanno, Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen en het boek Unlocked #2. RABO kunstcollectie. Hij ontving diverse prijzen en nominaties van o.a. de Best Verzorgde Boeken, de Art Directors Club Nederland en de Leipziger Buchmesse. Sinds 2007 runt hij samen met zijn vrouw Riëlle Boerland 99 Uitgevers/Publishers. http://www.whatisart.nl Zijn opvattingen en zijn kijk op het ontwerpen maakten veel indruk op mij en op mijn jaargenoten onder wie Sybren Kuiper en de ontwerpers van het latere bureau De Designpolitie.

Ik heb stage gelopen bij Lex Reitsma die toen tien à vijftien jaar een praktijk had en veel voor De Nederlandse Opera ontwierp.(2)Lex Reitsma (1958) was 24 jaar lang ontwerper voor De Nederlandse Opera. Hij ontwierp affiches, seizoensbrochures, programmafolders en het tijdschrift Odeon. Verder is Reitsma bekend van boeken, met name over fotografie en architectuur. Ook maakte hij meerdere documentaires. http://www.lexreitsma.nl. Ik verlengde mijn stage met een half jaar. Reitsma werkte nog zonder computer en ik bracht die daar min of meer binnen, we maakten samen het boekje LISA in Haarlem.

LISA in Haarlem, 1981.

Tijdens mijn studie maakte ik een uitstapje omdat ik werd uitgenodigd mee te doen aan een multimedia-pilot vanuit de master Interactive Media, de afdeling media en audiovisueel van de HKU in Hilversum. Mensen van verschillende afdelingen werkten daar samen. Dat heb ik een half jaar gedaan, waarna ik weer terugging naar de academie in Utrecht. Ik heb in Hilversum veel opgestoken, maar ik vond het inhoudelijk vlak en het beviel me niet dat de organisatie naar de gunsten van allerlei commerciële partijen dong. Ik herinner me de tentoonstelling in het Centraal Museum in Utrecht over Wild Plakken, het ontwerpcollectief van Lies Ros en Rob Schröder die in de jaren tachtig heel geëngageerd bezig waren en hun werk gebruikten om een kritische visie op de wereld te geven.(3)Beeld tegen beeld: Wild Plakken, 26 juni t/m 22 augustus 1993, https://centraalmuseum.nl/ontdekken/set/?q=boek&fct=is_exhibition:true&page=2#e:8826. Voor afbeeldingen van de inrichting, zie http://www.liesros.nl

Voor mijn eindexamen heb ik een treinreis gemaakt en alle taferelen, werken, fenomenen en structuren die ik tegenkwam vastgelegd in foto’s. Daarmee heb ik een reis-installatie gemaakt, een conceptuele benadering van een reisverslag. Ik heb altijd heel veel interesse gehad in fotografie, dat blijkt ook uit het werk wat we nu maken.

AH: Buiten Warmerdam waren de docenten Henri Lucas, Peter Vermeulen en Pieter Roozen belangrijk. Ze stimuleerden ons een verhaal te vertellen met onze ontwerpen, op zoek te gaan naar de kern daarvan en te kijken hoe je die in het ontwerp verwerkt. We kregen destijds nog lang studiefinanciering, ik heb zeven-en-een-half jaar gestudeerd, maar de studie niet afgemaakt. Na het stagelopen wilde ik niet meer terug, maar verder in de praktijk en aan de slag. Uit mijn stages kwam een aantal opdrachten voort en het was heel gebruikelijk om voor jezelf te beginnen: een BTW-nummer aanvragen en starten.

Ik heb stage gelopen bij Tessa van der Waals, haar toenmalige man was Willem van Zoetendaal, beeldredacteur/vormgever bij NRC-Handelsblad en docent fotografie op de Rietveld Academie.(4)Tessa van der Waals (1960) ontwerpt boekomslagen en boeken voor uitgeverijen en kunstenaars. Verder werkt zij voor museum Boijmans Van Beuningen en Museum De Pont. Willem van Zoetendaal (1950) is een grafisch ontwerper die sinds de jaren negentig fotoboeken maakt. Hij was docent fotografie op de Rietveld Academie. Van 2000 tot 2014 had hij een galerie die gespecialiseerd was in hedendaagse fotografie. http://www.linkedin.nl; http://www.vanzoetendaal.com. Hij vroeg me voor de monumentale publicatie over het Vondelpark, Ode aan het Vondelpark. Ik dacht: als ik dit ga doen komt het met afstuderen nooit meer goed, maar hakte de knoop door. In die periode besloten Jeroen en ik samen te gaan werken, ook aan dit boek. We produceerden twee versies: een luxe editie en een handelseditie. Het jaar erop (1998) werd het een Best Verzorgd Boek. Het eerste deel is het Vondelpark gezien door de ogen van fotografen met bestaand fotografisch materiaal en materiaal wat opnieuw gemaakt is. Het andere deel is meer een historisch boek en een tekstboek, dat ingaat op de flora en fauna in het park en de architectuur.


Ode aan het Vondelpark: “Dit monumentale boek verscheen in 1997 ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het kunsthistorisch bureau D’ARTS. Fotograaf Harold Strak fotografeerde het park vanuit de omliggende huizen, hotels en kantoren: een ongewoon perspectief. Historische foto’s van G.H. Breitner, Jacob Olie, Ed van der Elsken en vele anderen brengen het veranderende park indringend in beeld. Dit beeldverhaal wordt voorafgegaan door een bloemlezing uit de literatuur van onder meer J. Herzberg, C. Nooteboom en K. Schippers. Verder wordt uitgebreid aandacht besteed aan anderhalve eeuw geschiedenis van het park. Alles komt aan bod: de oprichting, het ontwerp, de architectuur in en rond het park, de flora & fauna en de gebruikers van het park door de tijden heen; van voorname burgers tot hippies. Het boek besluit met een kroniek waarin de meest belangwekkende gebeurtenissen nog eens op een rijtje worden gezet.” [website Bureau D’ARTS]

Het begin

JK: Arthur en ik kenden elkaar vanaf het eerste academiejaar en raakten bevriend. We hebben samen gereisd en samengewerkt aan kleine opdrachten en experimenten. Het was toen heel moeilijk om werk- of atelierruimte te vinden. Met een groep studenten, onder wie de latere Designpolitie, hebben we een aantal lokalen gehuurd in een voormalig schoolgebouw. Heel veel studenten gingen samenwerken, bijvoorbeeld aan hun eindexamenproject. De mensen die bij een bureau gingen werken vertrokken; De Designpolitie, Arthur, ik en nog een ontwerper bleven hangen. We dansten nog wat om elkaar heen want als zelfstandig ontwerper werken leek ons beiden ook aantrekkelijk. Toen er meer opdrachten kwamen waar we samen aan werkten groeiden we naar elkaar toe. Op een gegeven moment ontving ik van de gemeente Utrecht een projectgebonden ondersteuning en daarna kreeg ik een startstipendium van het toenmalige Fonds BKVB (het landelijke Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, opgegaan in het Mondriaan Fonds), destijds 35.000 gulden. Dat was een enorme stimulans in financieel opzicht, we gebruikten het geld om de praktijk op te zetten. Dat markeerde het moment van officiële samenwerking, in 1998. Toen hebben wij ons gevestigd aan het Kleine Geertekerkhof in een kleine studioruimte die we eerst nog deelden met verschillende architecten. Dat was onze eerste officiële plek.

AH: Toen we begonnen was het klein. We maakten affiches voor Jazzpodium Utrecht, publiciteitsmateriaal voor de beeldende kunstroute en voor een jongerentheatergroep in de stad. We hebben ook vrij veel theater gedaan, Springdance bijvoorbeeld, waarbij we met Herman van Bostelen werkten. Dus dat was het culturele veld, eerst in Utrecht daarna wat breder, bijvoorbeeld voor de Rijksakademie in Amsterdam en het Rotterdamse kunstencentrum Witte de With. Tijdschriften ontwierpen we ook. Nu zijn die niet meer zo relevant, maar destijds vormden ze een belangrijk onderdeel van ons werk. Het betrof personeelsbladen voor KLM (Wolkenridder), RIVM, Douwe Egberts (Blends), enzovoort. Dat was een heel andere wereld, maar die opdrachten waren vooral financieel van belang. Ze legden het fundament waardoor je gemakkelijker voor die culturele sector kon werken. Het aantal boeken was nog klein, in de beginfase speelde het redactioneel ontwerp zich vooral af in tijdschriften voor overheden, semioverheden en personeelsbladen.

Spread Wolkenridder, mei 2012 voor de KLM.

JK: In het begin kwamen de contacten via Arthur en zijn netwerk hier in de stad. Het begon met LucasX, een gids voor beeldende kunst, vormgeving en architectuur. Daar waren enthousiaste jonge mensen bij betrokken, die later in het culturele leven van Utrecht terechtkwamen, een kunst-en-cultuurnetwerk. Ik herinner me ook affiches voor het SJU Jazzpodium. Dat verdiende niks, maar het was werk om een portfolio mee op te bouwen. De catalogus Best Verzorgde Boeken (1998) is een heel gewilde opdracht voor jonge ontwerpers, die ertoe doet en waarmee je jezelf kunt neerzetten. De periodieken vormden onze spaarpot. Voor de KLM maakten we er elke maand een en dat was een gigantische klus. Dus ons bureau had een zakelijke, dienstverlenende kant en wat vrijer werk waarin ons ontwerp kon groeien. De zakelijke kant stelde ons in staat de huur te betalen en onszelf een inkomen uit te keren, de andere gaf ons de gelegenheid ons te ontwikkelen als ontwerpers met een eigen taal. Het was wel eens schizofreen, maar het had ook voordelen, je leert meerdere dingen. In deze periode werkten we voornamelijk met z’n tweeën, al hadden we ook stagiaires. Na een jaar of vier vroegen we ons af of we zo door wilden gaan. Het bedrijf groeide financieel en qua aantal projecten. Voor de overheden gingen we bijvoorbeeld steeds meer magazines ontwerpen. Tal van ministeries besteedden destijds veel aandacht aan vormgeving en hadden een eigen huisstijl. Voor het ministerie van VROM zetten we een hele lijn magazines op en daarna werden we gescout door een ander bureau. In het culturele veld nam het werk ook toe, met boeken en belangrijke spelers zoals het Springdance Festival en jongerentheatergroep DOX. Konden we het wel met zijn tweeën blijven doen en wat waren de alternatieven? Met een coach voerden we gesprekken over de koers en stippelden we een plan uit om te groeien. Dat leidde tot de verhuizing naar de Kromme Nieuwegracht, een wat meer upmarket plek waar we groeiden tot een bureau met zo’n zes, zeven man. Dat markeert een piek in de eerste bloeiperiode als bedrijf.

Brochure Blauwe ogen, 2001 voor theatergroep DOX, i.s.m. Zoe Versteeg.

In tijdschriften werden we steeds meer specialist, van publiekstijdschriften tot interne magazines. We deden de hele productie, inclusief het inhuren van fotografen, de art direction en opmaak. In de culturele wereld werd kunstenaarscollectief Begane Grond door Maria Hlavajova  omgezet in BAK (Basis voor Actuele Kunst). We hebben daar meegedacht over die transitie, de identiteit/huisstijl en publicaties ontworpen. Zo kwamen we onder de aandacht van Witte de With in Rotterdam, een soortgelijke kunstinstelling maar dan groter. Daar hebben we zeker vijf jaar alle communicatiemiddelen en de huisstijl voor ontwikkeld.

Weigeren jullie wel eens opdrachten, bijvoorbeeld omdat die té commercieel zijn?

AH: Die twee werelden waarin we werkten waren niet makkelijk bij elkaar te brengen. Als we ergens een presentatie gingen houden over ons werk lieten we de ene of de andere wereld zien al naargelang waar we aan tafel zaten. We maakten toen bijvoorbeeld De Consumentengids, een financieel heel mooie klus met een bepaalde complexiteit die we interessant vonden. Nu zouden we die opdracht niet meer aannemen maar ik denk dat we hem ook niet meer aangeboden zouden krijgen. Het zou in die tijd moeilijk geweest zijn om zo’n klus uit te leggen en te motiveren in het culturele veld. Je zou te horen krijgen: ‘Hè, doen jullie dat ook?’ Het is niet iets waar je je voor schaamt, maar je kunt het soms beter niet noemen want het leidt tot gekke gesprekken. In de fotografiewereld zie je hetzelfde. Dat is ook niet één gezellige bubbel. Daar heb je ook allemaal wereldjes, en binnen het ene wereldje is het niet zo cool om te zeggen dat je voor Magnum werkt, terwijl je het dan in het andere wereldje helemaal hebt gemaakt. Dus in die zin ben je selectief in wie je wat vertelt.

Nu is ons werk meer een geheel geworden dat logischer voelt. We zullen nu niet meer zo snel worden benaderd om een tijdschrift te maken voor een ministerie, niet alleen omdat die markt heel erg veranderd is en omdat ze minder met ontwerpers werken, maar ook omdat wij daarvoor niet meer de meest logische partij zijn. Een tijdschrift als Metropolis M voor moderne beeldende kunst kan ik me wel voorstellen want dat past nu meer bij ons: qua onderwerp en opdrachtgever, en wat betreft het maatschappelijk belang.

Crisisjaren en transitie

JK: De crisis kwam bij de hele sector binnen. Mede daardoor veranderde het beleid bij de ministeries en ging de hele communicatie daar op de schop. Er werd een rijksbrede huisstijl ontwikkeld, dat heeft enorme impact gehad op heel veel bureaus die geen werk meer kregen van de ministeries. Tegelijkertijd hield daar een rijke cultuur op te bestaan. Ze gaven bijvoorbeeld allemaal tijdschriften uit, met eigen redacties, beeldredacteuren en er werden fotografen ingehuurd. Dat alles verdween niet in één klap, maar in een aantal grote stappen en via reorganisaties van de ministeries. Dat had ook zijn weerslag op ons.

AH: De overheid trok zich meer terug, opdrachten namen af. Vervolgens werden de budgetten in de commerciële wereld ook steeds kleiner. Er werden veel vaker competities uitgeschreven met bureauselecties, dus kregen we minder werk. We moesten zien hoe we konden overleven, kijken waar we goed in zijn en waarin we ons onderscheidden ten opzichte van andere ontwerpers. Dat is voornamelijk het redactioneel ontwerpen van boeken en tijdschriften. De vraag was hoe we die inhoudelijke expertise breder zouden kunnen trekken. We zijn voor opdrachtgevers partners die goed mee kunnen denken en meepraten over de inhoud. We vroegen ons dus af of dat ook in een ander medium mogelijk was, bijvoorbeeld in tentoonstellingen of op het digitale vlak. Terwijl het soort opdrachten beperkter werd en het aantal opdrachtgevers afnam, kwam er in ons bureau meer focus en samenhang die we in een grotere wereld konden toepassen. Verschillende media, tentoonstellingen en digitaal kwamen erbij, ofschoon de tentoonstellingen geen groot maar wel een belangrijk deel innamen. En daarnaast zijn we meer internationaal gaan werken. Dat klinkt alsof we een pasklaar antwoord paraat hadden, terwijl we geen ondernemers zijn maar ontwerpers. Het ondernemen staat bij ons niet voorop maar we hebben al 20 jaar een bedrijf en zijn in het laatste decennium noodgedwongen meer ondernemer geworden. Te lang dachten we ‘het komt misschien nog wel goed’, maar op een gegeven moment ontkwamen we er niet aan om mensen te ontslaan. Toen waren we met zijn vieren, Jeroen en ik en de senior-ontwerpers Simon Burer en Robin Sluijs. Beiden zitten hier al meer dan tien jaar en met dat team hebben we die periode doostaan.

Nieuwe media en nieuwe richtingen

JK: We waren al gegroeid in het maken van fotopresentaties. Het samenwerken met fotografen en kunstenaars kwam voort uit een internationaal fotografienetwerk en de sociale media. Eerst betrof dat kleine projecten maar omdat we daar echt op in hebben gezet is dat gegroeid.

Belangrijk was het afstudeerproject van fotograaf Ruben Lundgren en Thijs Groot Wassink. We hebben in 2006 het boekje Empty Bottles gemaakt voor een presentatie van hun werk in de bibliotheek van fotomuseum Foam. Dat boekje – waar we veel in hebben geïnvesteerd – heeft de Author’s Book Award gewonnen op het festival Rencontres d’Arles, een belangrijke fotoboekenprijs. Ook in de pers kreeg het veel aandacht. Mede daardoor kwam Rob Hornstra bij ons terecht voor The Sochi Project. Dat grote project – waarover later meer – heeft in 2014 onze naam gevestigd. Door Sochi zijn er deuren geopend naar musea en maakten we de stap van drukwerk naar ruimtelijk ontwerp. Ook gingen we daardoor boeken voor fotoagentschap Magnum maken en kwamen er contacten met grotere internationale uitgevers tot stand zoals Aperture in New York en Thames & Hudson in Londen. Zij maken een ander soort boeken met een groter bereik.

Empty Bottles, 2007, WassinkLundgren (31,5×24) over de verzamelaars van flessen in China.

AH: Tentoonstellingen deden we al wel eerder, dat wil zeggen het grafische deel zoals de belettering. Soms werkten we daarin samen met ruimtelijk ontwerpers. De eerste tentoonstelling waar we zelf nadrukkelijk de rol van ruimtelijk ontwerper op ons namen was Weegee, Murder is my Business voor het Fotomuseum in Antwerpen (FoMu) in 2012. Dat was eigenlijk ook een beetje bluf naar de opdrachtgever. Het ruimtelijk deel hebben we ons min of meer zelf aangeleerd. Eén van de senior-ontwerpers is zich meer gaan verdiepen in de technische kant en de software, want dat doen we zelf. De productie, het uitvoerende en het maken, besteedt je wel uit. Als je een boek ontwerpt, wordt het ook ergens anders gedrukt en gebonden. Bij een tentoonstelling heb je specialisten nodig voor de productie, dat zijn allemaal verschillende partijen waar je overigens ook veel van leert. In het digitale ontwerp werk je ook met externe partijen. Web development – coderen en het bouwen van applicaties – hebben we niet in huis, maar daar zit wel een overlap in met wat wij doen. Bijvoorbeeld de interactie en functioneel ontwerpen. Soms doen we dat zelf, soms met andere partijen, dat ligt aan de complexiteit en de grootte van de klus.

Tentoonstelling Weegee: Murder is my Business, 2013, FoMu Antwerpen.

Opdrachten

AH: Er is nog een aantal andere dingen waar we aan werken. Huisstijlen staan niet boven aan ons lijstje en wij zijn ook niet de meest logische partij om daarvoor gevraagd te worden, maar we doen het wel en vinden het ook leuk. We ontwerpen identiteiten voor bijvoorbeeld de AkzoNobel Art Foundation en de NGO Access to Seeds Index, waarvoor we nu voor het eerst ook een animatie hebben gemaakt, een expertise die we niet in huis hadden. Tentoonstellingen zijn gegroeid, zeker als je kijkt naar de omzet. Veel mensen hebben het idee dat wij een boekenbureau zijn dat ook andere dingen doet, maar we zijn geen Hans Gremmen of Sybren Kuiper die bijna alleen maar boeken maken. Voor het Nederlands Fotomuseum doen we de identiteit en alle uitingen, voor het Letterenfonds de identiteit en brochures. Vorig jaar ontwierpen we voor het Watersnoodmuseum in Zeeland het ruimtelijk deel en het grafisch ontwerp van de nieuwe permanente tentoonstelling, en waren we voor het eerst ook de producent daarvan. Dat museum kijkt als nationaal monument terug naar de watersnoodramp van 1953, maar de opdracht aan ons was juist om te kijken naar de huidige en toekomstige waterproblematiek in Nederland en in het buitenland, ook met het oog op klimaatverandering. Dat aspect was in het museum nog niet vertegenwoordigd. We denken na over welke verhalen verteld worden, over het produceren van content en over de samenwerking met documentairemakers, journalisten, fotografen, enzovoort. Verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke samenstelling en productie op zo’n grote schaal was nieuw voor ons. Nu werken we voor Museum Boijmans Van Beuningen aan een grote Bauhaustentoonstelling: de ruimtelijke en grafische vormgeving, de catalogus en de koppeling met digitaal design.

Expositie The Water Will Come, 2018, Watersnoodmuseum.

JK: Bij het Watersnoodmuseum waren we hoofdaannemer van de volledige content-ontwikkeling tot en met de oplevering. Ofschoon we nog geen groot portfolio op dit vlak hadden werden we tot onze verrassing geselecteerd in de competitie. Door er anderen bij te betrekken werd het project een ultieme proeve van ons netwerk. Bovendien leverde het veel nieuwe kennis op over de inzet en mogelijkheden van media.

Twee jaar geleden zijn we verhuisd en is ons team weer gaan groeien. We lopen allebei tegen de vijftig, hebben voldoende energie om dit werk nog een hele tijd te blijven doen, maar we nemen ook jongere mensen aan. Die hebben een andere visie op het vak omdat ze de digitale wereld vanaf hun jeugd kennen. Met meerdere generaties door elkaar heen krijgt een team meer betekenis.

We design stories en maatschappelijk belang

JK: We noemden het strategisch meedenken ‘We design stories’ omdat we graag een inhoudelijke en redactionele rol spelen.

AH: We zijn altijd op zoek naar de beste manier om een verhaal te vertellen, om een essentie in een verhaal te vatten. Als wij een tentoonstelling maken voor het Centraal Museum over Rietveld voeren we niet alleen gesprekken over de keuze van de objecten maar vooral over welk verhaal er te vertellen valt. Tien jaar geleden was het: dit zijn de objecten, bedenk maar hoe het eruit gaat zien. Nu werken we meer vanuit de inhoud en gaan daar het gesprek over aan. We nemen meer de rol van een documentairemaker aan. Maar soms moet je kijken wat het beste is binnen de doelstellingen van een opdrachtgever. Dan zit de betrokkenheid niet zozeer in het verhaal, maar meer in hoe je het verhaal naar buiten brengt, of het waarom ervan.

Het maatschappelijk belang van verhalen ligt ons na aan het hart, maar we zoeken die projecten niet per se uit. Zoals ik tegen mijn studenten zeg: wat je maakt, daar krijg je meer van. Dus maak je voor een theatergroep een affiche, dan is de kans groot dat je volgende opdracht iets met theater of met affiches te maken heeft omdat je in die wereld dan zichtbaar bent. Een recent voorbeeld is Bitter Chocolate Stories van Tony’s Chocolonely (2017), een project over kinderarbeid op de cacaoplantages in West-Afrika. We worden voor dat soort projecten benaderd vanwege eerdere projecten of omdat dezelfde opdrachtgevers terugkeren. Andere voorbeelden zijn: De Asielzoekmachine (2016), een initiatief dat het Nederlands asielbeleid onderzoekt, Love Radio (2014) over het herstel na de genocide in Rwanda en State of Being (2017), een fotografietentoonstelling over stateloosheid van Anouk Steketee in het Rijksmuseum. We werken ook voor Paradox, een non-profitorganisatie voor en over documentaire fotografie.

Expositie Bitter Chocolate Stories in Beursgebouw, 2017, voor Tony Chocolonely.

Visuele stijl en modernisme

AH: Mensen zeggen vaak dat er een helderheid in ons werk zit en dat streven we inderdaad na, maar ik betwijfel of we een eenduidig handschrift hebben. Een eventuele  herkenbaarheid zit meer in een houding binnen het ontwerp. Misschien gebruiken we vaker schreefloze letters dan schreefletters, maar zeker niet alleen maar. Sommige elementen keren terug, zoals het toepassen van quotes, de rol van taal. Herkenbaarheid zit bij ons ook in de aanpak. Helderheid verwijst naar het modernisme, maar hoeft niet saai te zijn. In een ontwerp mogen dingen zitten die je niet helemaal begrijpt, die een spanning of een gevoel oproepen.

LK: Modernisme was destijds (in de jaren negentig) ook een tegenkracht tegen de extravagantie, kunstigheid en ornamenten van het postmodernisme.

AH: Zulke dingen zul je in ons werk niet zo snel tegen komen hoewel de affiches voor Springdance, ontworpen met Herman van Bostelen, wel eens ornamentaal genoemd zijn. Uitgesproken niet-modernistisch qua stijl is het boek Sochi Singers (2011) met die gouden letters en songteksten. Dat boek gaat over zangers in restaurants aan de Zwarte Zee en eigenlijk kun je aan het beeldmateriaal al zien dat het geluid veel te hard staat, dus dat mag best tot uitdrukking komen in het ontwerp. Ook refereert het aan een kalender door het formaat en het kantelen van de beelden, en dat is evenmin modernistisch. Maar het draagt wel bij aan de kern die je uit zo’n verhaal haalt, het aspect dat je wil articuleren.

Spread Sochi Singers, 2011 (38×29,7)

The Sochi Project

AH: Het begon met fotograaf Rob Hornstra die bij ons langs kwam toen hij op zoek was naar een ontwerpbureau in Utrecht. Hij wilde in aanloop naar de winterspelen vijf jaar lang, van 2009 tot 2014, twee keer per jaar die regio bezoeken, daar verhalen over maken en die publiceren. Het was nog niet duidelijk of hij daar geld voor zou krijgen maar wij waren direct super-enthousiast over het onderwerp en gingen ervan uit dat het financiële deel wel goed zou komen. Hij ging samenwerken met journalist Arnold van Bruggen.

De flyer was bedoeld om het project in 2009 te pitchen tijdens het Fotofestival Naarden. De quote ‘People are trying to organize Winter Games in a subtropical conflict zone’ vat direct samen waarom dit verhaal relevant is. De beelden zijn afgesneden, omdat we destijds een ander idee voor de website hadden. Om toegang te krijgen tot het verhaal moest je donateur worden, het hele project kwam – destijds nieuw – door crowdfunding tot stand. Vandaar het plan om op die website niet alles te laten zien, al hebben we dat later losgelaten omdat het publicitair niet handig was. (21×14,8)

AH: Eén van de eerste dingen die we moesten bedenken was het donatiesysteem. Tien euro per jaar gaf toegang tot de website, voor honderd euro kreeg je daarbij elk jaar een gratis publicatie en voor duizend euro kreeg je daarbovenop elk jaar een gesigneerde foto. Deze verschillende categorieën werden – in het kader van de Spelen – aangeduid als brons, zilver en goud. Op de website kon men zien hoeveel geld er binnenkwam en waar dat aan uitgegeven was. Maar verder was die in het begin meer een schetsboek met een twitterstream en nieuwtjes over het project. Er waren nog weinig verhalen. Vervolgens hebben we een krant gemaakt met meer achtergrondinformatie. Ook daarin speelden we met verknipte beelden, maar vouw je die krant uit, dan zie je één grote foto van een totaal vergane balzaal.

Krant over The Sochi Project.

Het boek Sanatorium (2009), is één van de eerste publicaties van Hornstra/Van Bruggen, die zich realiseerden dat deze plekken zouden verdwijnen omdat ze verbouwd of gesloopt zouden worden om plaats te maken voor vijfsterrenhotels. Het boek bestaat uit foto’s en ansichtkaarten van sanatoria rond de Zwarte Zee. Aan het eind de tekst ‘Diary of Viktor Ivanovich’ die los zit aan één kant van de rug gebonden. De rest van het boek zit aan de andere kant. Dit boek was de eerste reward voor de donateurs.

Sanatorium, 2009, (32×24).

AH: Elk moment grepen we aan om het publiek te bereiken en het aantal volgers te vergroten. Het voordeel van zo’n lang project is dat je al een grote groep volgers hebt als de aandacht op de Olympische Spelen ligt, en dat zij het uiteindelijke verhaal kunnen zien. Op een gegeven moment werd Rob Hornstra uitgenodigd voor de European Month of Photography, een rondreizende tentoonstelling langs een aantal Europese hoofdsteden. Gebruikelijk is een aantal mooi ingelijste prints in een kist stoppen en die langs verschillende locaties sturen. Wij wilden het verhaal op een andere manier brengen, binnen hetzelfde budget, maar zó dat het publieksbereik groter werd. We maakten een krant over het dorpje Krasny Vostok, gelegen op de helling waar straks vanaf geskied zou gaan worden: On the Other Side of the Mountains. Als je die krant helemaal uitvouwt en je hebt er twee, dan heb je eigenlijk een expositie, want je hangt die bladzijden gewoon op aan de muur. Een krant is goedkoop om te maken en die werd op zijn beurt een ambassadeur van het project, want die kwam overal terecht, bijvoorbeeld op kunstacademies.

Tentoonstelling over The Sochi Project in Rome, 2010.

Empty Land, Promised Land, Forbidden Land, 2010. Dit was de tweede publicatie, een boek over Abchazië en het meest hybride boek van de serie. Fotografie en tekst zijn heel erg met elkaar verweven en gelijkwaardig aan elkaar.


Sochi Singers, 2011, het derde boek, maar de beeldredactie hadden we al besproken nog voordat Rob ging fotograferen. De titel, links van elke foto, bestaat uit het gezongen nummer en de locatie. Voor dit boek ontwierpen we een bijpassende tas omdat het boek veel op fotografiebeurzen werd verkocht en mensen daar de hele dag met boeken moeten rondsjouwen.

AH: Het project leunde behalve op donateurs op subsidies van de Mondriaan Stichting en het Fonds BKVB, die nu gefuseerd zijn. Maar we probeerden ook op andere manieren geld te genereren. Toen Rob allerlei kerstbomen en -versieringen had gefotografeerd op één van zijn reizen, maakten we daar in 2016 kerstkaarten van, die te koop waren in de webshop.

Kiev, 2012. Op een gegeven moment kreeg Rob een fotocamera cadeau van een vriend van hem in Rusland, een oude Russische camera, en daar ging hij mee fotograferen. Toen hij het filmpje ontwikkelde bleek het transport van de camera niet goed meer te werken, eigenlijk is dit boekje dus het verhaal van een defecte camera. Aan de binnenkant van het omslag tonen we de gebruiksaanwijzing ervan. Het kapotte transport is in het ontwerp vertaald door de hele sequentie te laten zien. De vorm van het boek weerspiegelt de inhoud, het is een onhandelbaar boekje. (21×15)
Sketch books, 2011-2012 (21×15). Elk boek dat bij dit project verscheen raakte snel uitverkocht, dus er was vertrouwen dat dit bij nieuwe publicaties ook zou gebeuren. Toen hebben we een serie in het leven geroepen waar we iets meer geld aan overhielden, ook om andere delen van het project te financieren. De drie boekjes gaan over onderwerpen die zich niet goed lenen voor een groot boek. Safety First uit 2011 was het eerste deeltje en ging over een door röntgenstralen beschadigde filmrol. In die regio is er niet alleen x-ray op het vliegveld, maar ook op scholen en in winkelcentra. De foto’s van het tweede boekje (Life Here is Serious)gaan over jonge worstelaars, een populaire sport in de Caucasus. En de derde was Kiev, dat onhandige boekje over die defecte camera.

The Secret History of Khava Gaisanova, 2013, het laatste boek van Hornstra en Van Bruggen over een vrouw in Noord-Caucasus, het gebied aan de andere kant van de bergen van Sochi. Het is een gevaarlijk gebied en fotograaf en schrijver wisten dat ze problemen konden verwachten met de geheime dienst, dus ze bewaarden dit verhaal tot het laatst. Het is een gevoelig en complex verhaal, ze moesten met mensen gaan praten wiens familie ontvoerd was. Ze kwamen een vrouw op het spoor, Khava Ghaisanova, wier man van de ene dag op de andere verdween. Maar het boek handelt bijvoorbeeld ook over de gijzeling in de school in Beslan. Zulke aangrijpende verhalen hebben we vertaald door krantenpapier toe te passen, dat een zekere ruwheid heeft; als letter gebruikten we de Times. De verhalen over Sochi en het gebied er omheen gaan over aanslagen, terreur en conflicten, en die komen in zo’n context tot je, vanuit de kranten. Die verwijzing draagt bij aan de betekenis.

Naarmate het project dichter bij het einde kwam moesten we gaan nadenken over het tentoonstellen ervan, de ruimtelijke context. Bij de Sochi Singers wilden we heel grote billboards maken maar dat is qua transport lastig. Toen hebben we een A3-doos met digitaal drukwerk bedacht, affiches die elk een stukje van het billboard laten zien. En die werden ook verkocht in de webshop. Dus als je je kamer opnieuw wilde behangen kon dat.

Tentoonstelling Sochi Singers, 2013, FoMu Antwerpen.

In de tentoonstellingen zie je aan de ene kant fotografie op een traditionele manier gepresenteerd – mooi ingelijst achter glas – en aan de andere kant die krantenvorm. Dat hebben we mede gedaan om het reizen van de tentoonstelling haalbaar te maken en om die aan te kunnen passen aan verschillende locaties. Als je een hele kleine venue hebt gebruik je alleen krant, bij meer ruimte laat je ook de C-prints in lijsten zien. De eerste tentoonstelling vond plaats in het Fotomuseum in Antwerpen. Tijdens het vriendschapsjaar Nederland-Rusland zou er ook een expositie in Rusland komen, maar de fotograaf en de journalist werd een visum geweigerd en de directrice van het museum werd ontslagen, dus dat ging niet door. Overigens was de website ook in het Russisch vertaald en trok die vanuit Rusland juist toen veel bezoek. Buiten België ging de expositie onder andere naar Dublin, Den Haag, Toronto, New York en Salzburg.

Toch moest er ook een eindpublicatie komen over alle verhalen samen en het hele project. Dit werd The Sochi Project. An Atlas of War and Tourism in the Caucasus (2013). Dit boek is als enige uitgegeven door een uitgever, fotoboekenuitgever Aperture in New York, de rest was allemaal self-published. Dit boek heeft dan ook een grotere oplage en een groter bereik. Qua vorm is het traditioneler. Voor dit boek, maar ook voor de tentoonstellingen en het hele project gebruikten we een combinatie van schreefloze en schreefletters, en de kleuren rood en zwart. Die elementen komen overal in terug en vormen feitelijk de identiteit, samen met die grote citaten. De identiteit zit dus niet zozeer in een huisstijl met een logo, maar meer in het consistent gebruik van verschillende visuele en inhoudelijke elementen. Als je Kiev ziet liggen, zit er geen typografie in, maar je ziet dat het met de andere uitgaven te maken heeft. Leg je de publicaties naast elkaar, dan zie je dat het dezelfde ontwerper is en dezelfde maker, maar ze weerspiegelen wel allemaal verschillende werelden.

Vrijheid

AH: Totale vrijheid krijg je nooit. Ik vraag me ook af of dat leuk is. Een briefing met wensen of eisen illustreert vaak de mate van professionaliteit van de opdrachtgever. Je kunt een opdrachtgever hebben die zegt: ‘ik wil dit hebben, maak maar wat’, maar vaak blijkt tijdens de presentatie dat die opdrachtgever wel degelijk meer ideeën heeft dan bij aanvang leek. Bij elke opdracht komen randvoorwaarden en eisen kijken, al zijn het maar financiële eisen, eisen qua planning of qua doelstellingen. Maar bij het ene project kun je meer creatieve vrijheid hebben of voelen dan bij het andere. Naarmate zo’n samenwerking groeit, groeit ook de vrijheid die je krijgt, omdat er vertrouwen is. Soms hebben fotografen een duidelijk idee over hun boek of zelfs al een kant-en-klare dummy. Dat hoeft niet noodzakelijkerwijze minder interessant te zijn, omdat het ook boeiend is om in een heel klein speelveld juist die vrijheid, die randen op te zoeken, om te kijken waar je nog een verschil kunt maken, een toegevoegde waarde. In zekere zin heb je altijd kaders nodig waarbinnen je opereert, dat past ook bij ons als ontwerpers. We hebben een keer een project gedaan, in Berlijn, een residency van een half jaar. Met een theoriedocent van de HKU, Kirsten Algera, hadden we het idee voor een uitwisseling tussen Nederlandse en Duitse ontwerpers. ‘Bas Berlin’ heette dat project, maar zoiets is moeilijk te combineren met een eigen praktijk. We hebben toen een structuur bedacht waardoor Nederlandse ontwerpers daar presentaties hielden of werk gingen maken en in Berlijn elke maand een ontmoeting plaatsvond van Nederlandse en Duitse ontwerpers. Bij zo’n project heb je alle vrijheid. Het was leuk om te doen en ook heel succesvol, maar we voelen ons minder geroepen om dit soort initiatieven verder uit te bouwen. Een initiërende rol voor eigen projecten komt bij ons weinig voor, wél nemen we initiatieven om projecten met anderen te ontwikkelen. Als Wim Pijbes roept dat er een landverhuizersmuseum in Rotterdam moet komen, gaan we zeker nadenken hoe we daar een rol in zouden kunnen spelen. Als er een open call is van de Open Society Foundations voor een project over migratie, gaan we niet direct een plan indienen maar wel nadenken over de mensen uit ons netwerk met wie we daarin zouden kunnen samenwerken.

Bij het Watersnoodmuseum in Zeeland hadden wij een grote inbreng in de invulling van de tentoonstelling, maar zo’n museum heeft doelstellingen. Dat wil 90.000 bezoekers trekken en moet bepaalde doelgroepen aanspreken, dus voor jongeren moet er genoeg spel en interactie in zitten, voor de mensen die moe worden van het sjokken door het museum moet er gelegenheid om te zitten komen. Dus ook al kun je het hele verhaal zelf maken, je hebt veel wensen en eisen te vervullen. Maar dat is niet erg.

Het team, taakverdeling en onderlinge samenwerking

AH: Het Sochi-project is mooi maar het is niet illustratief voor al onze projecten. Toen was ons bureau bovendien kleiner. Als een project binnenkomt voeren Jeroen en ik het eerste gesprek, maar we betrekken daar vrij snel het team bij. Wanneer dingen gerealiseerd of gemaakt moeten worden of we moeten met voorstellen komen, stellen we altijd een team samen. We hebben vanochtend bijvoorbeeld een gesprek gehad over de Bauhaustentoonstelling van Museum Boijmans Van Beuningen, dat is een inspanning van het hele team, waarbij Robin op het ruimtelijk deel zit en een ander meer op de identiteit. Jeroen bewaakt het creatieve deel en de sturing, terwijl ik naar de begroting kijk die er ook bij moet. Je doet het samen en bespreekt het samen. En op het moment dat het echt een opdracht wordt ga je een team samenstellen voor de verdere uitvoering en het ontwerp. Eén van onze senior-ontwerpers, Simon, wordt de spil van dat project. Ontwerpers zoals hij kunnen beter een constante factor in zo’n project zijn dan Jeroen of ik, omdat wij bij alle projecten betrokken moeten zijn en veel weg zijn. Als wij dan gaan ontwerpen, of daar een heel grote rol in spelen, werkt dat niet goed. Maar Simon maakt uiteraard gebruik van de kennis en vaardigheden van alle ontwerpers van het bureau. Berit, één van de junior ontwerpers, zal juist dichter op de inhoud zitten en bijvoorbeeld nadenken over de objecten in relatie tot het verhaal. Die drie mensen vormen de basis met Jeroen als creatieve leiding. Als het project straks complexer en groter wordt, en de druk toeneemt – omdat er ook echt geproduceerd moet worden – kunnen er nog stagiairs aanschuiven. Dus er is geen formule maar de centrale rol ligt elke keer bij een ander, afhankelijk van het project.

JK: De taakverdeling tussen Arthur en mij is zo gegroeid, maar is ook een kwestie van karakter, ik ben wat impulsiever. Arthur is weliswaar creatief geschoold, maar hij is zakelijker, meer procesmatig en goed in planning. Ik ben goed in het bedenken van ideeën en het inspireren en stimuleren van de ontwerpers door een aanzet te geven; een gangmaker en degene met wie ze de creatieve stappen bespreken. Arthur is minder impulsief, maar hij is analytischer en kan heel goed het kaf van het koren scheiden.

Hebben jullie dan zelf nog tijd om te ontwerpen?

AH: Ik ontwerp nauwelijks meer in concrete zin. Soms zit ik achter de computer om iets te maken, maar dat is meer om bij te springen. Maar ontwerpen is natuurlijk ook meekijken en reflecteren op de dingen die gemaakt worden, en dat zal ik blijven doen. Bij Jeroen is dat anders omdat hij meer de creatieve leiding heeft binnen het bureau, maar hij ontwerpt ook minder dan vroeger. Maar als je creatieve sturing ook als ontwerpen ziet is hij er dag en nacht mee bezig, net als wij allemaal.

PR en trots

Welke dingen zijn niet of minder goed gelukt en waar zijn jullie het meest trots op?

JK: Er zijn constant dingen die niet goed lukken, bijvoorbeeld omdat ze langer duren dan gepland. Op de lange termijn gezien was de splitsing zakelijk en creatief werk binnen ons bureau lastig. Dat is nu minder. Verder zouden onze pr en communicatie meer aandacht kunnen krijgen. Meestal gaan we als iets af is meteen door naar het volgende project. We weten dat we moeten communiceren en hebben een Facebook-pagina, maar dat gaat niet vanzelf en kan beter. Ik zie ook anderen daarmee worstelen. Hoe manifesteer je je? In de fotografiewereld zijn wij een bekende naam, in de Nederlandse designwereld minder. Ik vind het niet zo erg om niet op de voorgrond te staan, want de meeste partijen waar wij graag mee werken weten ons wel te vinden. Maar het kan best zijn dat er dingen blijven liggen door een gebrek aan zichtbaarheid en pr.

Ik kan blij worden van bijvoorbeeld een vrij kleine opdracht van een fotograaf die ik een aantal jaren geleden heb ontmoet. Hij is bezig met een groot project over bruiloften als uitdrukking van de Indiase cultuur, die nu heel erg aan verandering onderhevig is vanwege de economische groei et cetera. Ik voel me trots als ik met hem in Bangalore aan een boek aan het werken ben en omdat hij ons bureau daarbij wil betrekken. Dat het Watersnoodmuseum gelukt is, daar ben ik ook trots op want het is echt een proeve van ons kunnen nu. En verder vind ik het heel tof dat we hier een club mensen zijn waar je het samen mee doet, een community. Dat dat werkt vind ik heel waardevol, daar ben ik ook trots op, want dat ging niet altijd vanzelf.

Automatisering, digitalisering en de toekomst

AH: Veel van de boeken die wij maken zijn geen massaproducten. Die verschijnen in kleine oplagen en de opdrachtgevers zullen niet vragen om het type boek dat in een geautomatiseerde opmaak gerealiseerd is. Aan de andere kant omarmen we de tools waarmee je je werk beter, sneller en efficiënter kunt doen. Laat ik een voorbeeld noemen: de serie World of Art van Thames & Hudson. In de loop der jaren zijn daarin zo’n honderd titels verschenen en die hele serie wordt nu opnieuw gepubliceerd, uitgegeven en in de markt gezet. Dan is die uitgever natuurlijk vooral aan het kijken hoe ze dat zo efficiënt mogelijk kunnen doen. Wij gaan ook niet al die boeken maken, dat is veel te duur voor ze. Wij maken er drie bij wijze van voorbeeld en leveren veertien omslagen, en dan is ons werk klaar. Wat je levert moet echter bij hen in een geautomatiseerd systeem werken. Zij testen dan al hoe ze een zo toekomstbestendig mogelijk proces kunnen inrichten waar ze heel lang mee vooruit kunnen, wat dus heel efficiënt is. Automatisering die aspecten van het ontwerpproces gemakkelijker en sneller maakt is goed, maar een gestandaardiseerde oplossing voor ontwerpen niet, want alles moet er anders uit zien en zich onderscheiden. In de web-projecten die we doen is automatisering ook belangrijk. De Access to Seeds-index bijvoorbeeld vraagt om het visualiseren van data op een aantrekkelijke manier.(5)‘The Access to Seeds Index evaluates and compares seed companies according to their efforts to improve access to quality seeds of improved varieties for smallholder farmers. The Index seeks primarily to identify leadership and good practices, providing an evidence base for the discussion on where and how the seed industry can step up its efforts.’ https://accesstoseeds.org. Het is fijn om dan een tool te hebben waarmee de in een Excel-sheet ingevoerde data animatie worden, in plaats van elke infographic opnieuw te moeten animeren. Zulke tools ontwikkelen we meestal met webdevelopers of andere technici.

AH: Als ik naar onze toekomst kijk, onderscheid ik twee gebieden waarin ons bedrijf zich verder zou kunnen ontwikkelen. Beide hebben te maken met een uitbreiding van onze rol. Enerzijds is dat de producerende rol waarbij ook taken als samenstelling en contentproductie bij ons neergelegd worden. Anderzijds is dat een rol in ontwerp met een impact op maatschappelijke vraagstukken. Dat zien we binnen het curriculum van kunstonderwijsinstellingen gebeuren, maar raakt ook aan de aard van veel van onze projecten, bijvoorbeeld de Asielzoekmachine.

Lieke Beunders, 2018.

Dit interview kwam tot stand op basis van gesprekken op 23 maart (Arthur Herrman) en 10 april (Jeroen Kummer, telefonisch) 2018 en was een opdracht in het kader van de studentenwerkgroep Design modernisme aan de UvA die tot doel had de carrières van grafisch ontwerpers te documenteren. De gesprekken zijn aangevuld met de getuigenissen van enkele bureaumedewerkers, die zo vriendelijk waren vragen te beantwoorden.

Simon Burer (1981), senior ontwerper

Na een driejarige opleiding aan het Grafisch Lyceum, ben ik grafisch ontwerpen gaan studeren op de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. In mijn familie en omgeving waren verschillende mensen grafisch ontwerper of kunstenaar, waardoor ik er al in mijn jeugd mee in aanraking kwam. Tijdens het tweede jaar kunstacademie kreeg ik les van Arthur Herrman, in het derde jaar ben ik stage gaan lopen bij Kummer & Herrman. Na mijn afstuderen heb ik voor hen een opdracht gedaan als freelance ontwerper; toen er daarna een plek vrijkwam boden Arthur en Jeroen me in 2007 een baan aan. Mijn eerste opdracht daar was het ontwerpen van een award voor de Mondriaan Stichting, een driedimensionaal object wat uitgereikt werd aan de winnaar.

Belangrijke overwegingen, visie, werkwijze

Omdat ik er al lang werk identificeer ik me met de visie van Arthur en Jeroen. Door de diversiteit aan opdrachten heeft elk project zijn eigen aanpak en uitkomst. De redactionele aanpak, waarbij we de opdracht ontleden en kritisch bevragen staat aan de basis van elke nieuwe klus. Mijn rol binnen het team is divers. Ik ben een brug tussen de jonge ontwerpers en de K&H-visie: van ontwerpen tot art direction, waarbij ik me ook graag bemoei met planning en werkverdeling. We werken als geheel nauw samen in alle verschillende fases van het creatieve proces. Elke opdracht is uniek zonder het verlies van onze signatuur.

Inês da Costa (1991), junior ontwerper

Ik heb grafisch ontwerp gestudeerd op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Ik ben in het buitenland opgegroeid in verschillende steden. Dat is mede de reden dat ik mij aangetrokken voel tot communicatie en non-verbale manieren om verhalen te delen met anderen. Tijdens de academie heb ik gezocht naar vooruitstrevende ontwerpbureaus die niet alleen voor vakgenoten ontwerpen maar voor een belangrijker doel werken. Zo vond ik Kummer & Herrman. Tijdens mijn stage daar vond ik het soort projecten goed bij mij passen. Na het afstuderen en een periode van freelancen werd ik door Arthur en Jeroen benaderd om hun team te komen versterken. Voor mij is belangrijk: waar zijn we mee bezig? Wat willen we daarmee bereiken? Hoe kunnen we andere mensen, oftewel de maatschappij, helpen met onze redactionele wijze van denken?

Belangrijke overwegingen, visie en werkwijze

Wat is de boodschap of het doel en voor wie is het bedoeld? Als deze twee vragen niet beantwoord kunnen worden is dit het eerste probleem wat opgepakt moet worden. Anders heeft het project, wat het dan ook voor uiteindelijke vorm krijgt, geen nut. Ik begin een proces het liefst door me helemaal te verdiepen in het materiaal: teksten lezen, hiërarchie van onderdelen bepalen, kijken of er een structuur aanwezig (of te bedenken) is. Daarna laat ik dat sudderen en probeer ik mijn bevindingen te bekijken vanuit een subjectief en intuïtief perspectief. Deze fase is ook het spannende begin van de vertaling van het inhoudelijke naar het visuele. Mijn werkwijze en aanpak wordt vooral ingezet bij het begin van processen/opdrachten met complex materiaal die behapbaar gemaakt moeten worden. Dan wordt dit overgenomen door een ander om te vertalen naar een visuele taal. In de realisatiefase wordt ik wel regelmatig betrokken bij het proces om het een en ander af te ronden.

Robin Sluijs (1976), senior ontwerper

Na vier jaar Grafisch Lyceum (nu Mediacollege Amsterdam) ben ik grafische en typografische vormgeving gaan studeren op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Mijn interesse voor vormgeving zat er al vroeg in en werd thuis gestimuleerd. Mijn beide ouders hebben op een kunstacademie gezeten. Op jonge leeftijd was ik al bezig met het tekenen van letters. Na de academie was het lastig om aan een baan te komen maar via verschillende plekken ben ik bij een studio in Hoofddorp terechtgekomen. Daar heb ik veel technische kennis opgedaan maar creatief gezien was het niet stimulerend genoeg. Ik had het geluk dat Kummer & Herrman in deze periode een vacature had uitstaan en besloot te solliciteren. Dat is inmiddels bijna twaalf jaar geleden.

Rol in het team en opdrachten

Mijn rol binnen het team is ontwerpen en ik word ingezet in de realisatiefase van projecten. Belangrijk voor mij was Empty Bottles van Wassink en Lundgren. Het was het eerste (foto)boek waar ik aan heb gewerkt. Hierin kon ik mijn fascinatie voor typografie kwijt. De teksten in het boek waren zowel in het Chinees als in het Engels en ik zag het als een uitdaging om die twee mooi in evenwicht te brengen.

Berit Smit (1993), senior ontwerper

Ik heb grafisch ontwerp gestudeerd aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem. Na mijn studie heb ik een aantal maanden gewerkt als stagiair conservator bij het Fotomuseum Den Haag en gefreelancet bij Studio Remco van Bladel in Amsterdam. Ik wist rond mijn dertiende jaar al dat ik grafisch ontwerper wilde worden en was altijd bezig met knippen, plakken, printen, collages maken etc. Tijdens mijn studie mocht ik stage lopen bij Kummer & Herrman, maar koos ik voor een stage in Londen. Na mijn studie vroegen ze me hier te komen werken. Als een van de eerste opdrachten heb ik een tentoonstelling over Droog Design voor het Centraal Museum Utrecht mogen ontwerpen. Het was erg leuk om met de curator van de tentoonstelling samen te werken en te zien dat ze openstond voor onze ideeën. De samenwerking verliep hierdoor ook goed.

Een greep uit de opdrachtgevers van Kummer & Herrman: BAK, Witte de With, de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, KPN, Het Nederlands Fotomuseum, Fotomuseum Antwerpen, The PhotoBookMuseum Keulen, Centraal Museum Utrecht, Stedelijk Museum Amsterdam en de uitgevers Aperture en Thames & Hudson. De (foto)boeken van Kummer & Herrman zaten regelmatig bij de selectie Best Verzorgde Boeken en ontvingen vele prijzen in binnen- en buitenland onder meer op internationale fotofestivals.

Downloaden (PDF, 1.79MB)

Bibliografie van online-bronnen

[Résumé en overzicht belangrijke data Kummer & Herrman] Typografische Gesellschaft Austria, 2008. http://typographischegesellschaft.at/presse/sb2007/tga_bg_nl_biographien.pdf

‘Kummer & Herrman.’ Netwerkweer 2017. Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, 2017. http://www.studiokabk.nl/photography/netwerkweekdetail.php?id=0236

‘Open doors + special guest: Jeroen Kummer (Kummer & Herrman).’ De Monsterkamer. De Monsterkamer, 2015. https://www.monsterkamer.nl/en/event/open-doors-special-guest-jeroen-kummer-kummer-herrman/

Boer, Arjan den. ‘Achter de Dom 14: Hackers en designers waar draaiorgels stonden.’ DUIC. De Utrechtse Internet Courant, 2017. https://www.duic.nl/cultuur/achter-de-dom-14-hackers-en-designers-waar-draaiorgels-stonden/

Brook, Pete. ‘Take It From a Publishing Pro: The Photobook Format Is Up for Grabs.’ Wired. Condé Nast Publications, 2013. https://www.wired.com/2013/11/lesley-martin-aperture/

Coignet, Rémi. ‘Une conversation avec Sybren Kuiper, Jeroen Kummer et Arthur Herrman.’ Conversations. The Eyes Publishing, n.d.

Creative Mornings HQ. ‘Jeroen Kummer: Kummer & Herrman – Storytellers.’ YouTube. Creative Mornings, Inc., 2015. https://www.youtube.com/watch?v=NZGVIuSFVIY

Dijksterhuis, Edo. ‘Meer dan de som der delen.’ Vbcn.nl. VBCN, 2013. http://vbcn.nl/EN/messages/meer-dan-de-som-der-delen

Gemerden, Niki van. “Vertraging en versnelling. De representatie van conflict in slow journalism en meervoudige presentatievormen in The Sochi Project.” https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/52215

Herrman, Arthur en Jeroen Kummer. ‘Editor’s Note.’ The Photobook Review 9 (2015) : 2. Aperture. https://aperture.org/pbr/photobook-review-editors-note/

Keulen, Nils van. ‘Jeroen Kummer talks about the importance of stepping back as a designer.’ Creativemornings.com. CreativeMornings, Inc., 2015. https://creativemornings.com/talks/kummer-herrman

PhotoQ. ‘Lezing Kummer en Herrman in Haagse Zeebelttheater.’ photoQ.nl. PhotoQ, 2012. http://photoq.nl/lezing-kummer-en-herrman-in-haagse-zeebelttheater/

Rampazzo Gambarato, Renira. “The Sochi Project: Slow journalism within the transmedia space.” Digital Journalism 4.4 (2016) : 445-461. doi.org/10.1080/21670811.2015.1096746

Saouma, Reem en Rebecca Simons. ‘Interview with Jeroen Kummer.’ YouTube. World Press Photo, 2014. https://www.youtube.com/watch?v=Iy7-xdqC7LA

Swol, Els van. ‘Kunst als grenservaring.’ 8WEEKLY. 8WEEKLY Webmagazine, 2016. http://8weekly.nl/recensie/kunst-als-grenservaring/

Thijsen, Mirelle. ‘Speaking with graphic designer Jeroen Kummer (Kummer & Herrman) about his pivotal role in The Sochi Project and the latest yearbook The Secret History of Khava Gaisanova and the North Caucasus.’ theloggingroad. 2013. https://iphorblog.wordpress.com/2013/03/11/speaking-with-graphic-designer-jeroen-kummer-kummer-herrman-about-his-pivotal-role-in-the-sochi-project-and-the-latest-yearbook-the-secret-history-of-khava-gaisanova-and-the-north-caucasus/

https://kummer-herrman.nl 

noten   [ + ]

1. Mart Warmerdam (1955) was van 1987 tot 2006 docent grafisch ontwerp en typografie aan de HKU. Hij is onder andere bekend van zijn werk voor het Cobra Museum, Museum Meermanno, Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen en het boek Unlocked #2. RABO kunstcollectie. Hij ontving diverse prijzen en nominaties van o.a. de Best Verzorgde Boeken, de Art Directors Club Nederland en de Leipziger Buchmesse. Sinds 2007 runt hij samen met zijn vrouw Riëlle Boerland 99 Uitgevers/Publishers. http://www.whatisart.nl
2. Lex Reitsma (1958) was 24 jaar lang ontwerper voor De Nederlandse Opera. Hij ontwierp affiches, seizoensbrochures, programmafolders en het tijdschrift Odeon. Verder is Reitsma bekend van boeken, met name over fotografie en architectuur. Ook maakte hij meerdere documentaires. http://www.lexreitsma.nl.
3. Beeld tegen beeld: Wild Plakken, 26 juni t/m 22 augustus 1993, https://centraalmuseum.nl/ontdekken/set/?q=boek&fct=is_exhibition:true&page=2#e:8826. Voor afbeeldingen van de inrichting, zie http://www.liesros.nl
4. Tessa van der Waals (1960) ontwerpt boekomslagen en boeken voor uitgeverijen en kunstenaars. Verder werkt zij voor museum Boijmans Van Beuningen en Museum De Pont. Willem van Zoetendaal (1950) is een grafisch ontwerper die sinds de jaren negentig fotoboeken maakt. Hij was docent fotografie op de Rietveld Academie. Van 2000 tot 2014 had hij een galerie die gespecialiseerd was in hedendaagse fotografie. http://www.linkedin.nl; http://www.vanzoetendaal.com.
5. ‘The Access to Seeds Index evaluates and compares seed companies according to their efforts to improve access to quality seeds of improved varieties for smallholder farmers. The Index seeks primarily to identify leadership and good practices, providing an evidence base for the discussion on where and how the seed industry can step up its efforts.’ https://accesstoseeds.org.