Edmund de Waals witte weg

Edmund de Waal is een succesvolle pottenbakker die tevens bestsellerauteur werd met zijn familiegeschiedenis The Hare with the Amber Eyes. Nu schreef hij een boek over porselein: eveneens een zoektocht, maar dit keer naar de bronnen van het ‘witte goud’, een materiaal dat verbonden is met hebzucht, obsessies en macht, maar ook met puurheid, zuiverheid en het sublieme. The White Road is een hybride boek. Het is een reeks reisverslagen en een geschiedenis van porselein; het zit vol persoonlijke ontboezemingen en geeft ook inzicht in de wording van De Waal als ceramist. De geheimen van het porselein worden zo ook de geheimen van het maken, het kijken en het voelen. Het is interessant om met De Waal door de ogen van een maker te kijken en deelgenoot te worden van zijn reflecties op het vak. De eeuwenlange fascinatie met het dunne, witte porselein krijgt zo een continuïteit tot op de dag van vandaag. Hij sleept ons mee in het gevecht met materie en het onmogelijke streven naar perfectie. En net als in zijn eerste boek is de scheidslijn tussen fictie en non-fictie dun omdat hij in de huid kruipt van historische personages.

Edmund de Waal, This is Just to Say, 2011.
Edmund de Waal, This is Just to Say, 2011.

Naast een zoektocht is het ook onderzoek, want De Waal heeft tal van bronnen en museumcollecties geraadpleegd, als ook getuigen gesproken. Hij behandelt de productie van porselein, die duizend jaar geleden begon in het Chinese Jingdezhen, gaat naar Versailles, Dresden, Plymouth en Dachau, waar – geloof het of niet – in een fabriek in het concentratiekamp gevangenen kleine porseleinen figuurtjes maakten voor het Derde Rijk. Zijn centrale vragen – hoewel niet expliciet geformuleerd – luiden: wat betekent porselein en waar staat het voor? Waarom is dit zo’n bijzonder materiaal en waarom fascineerde het velen in al die eeuwen?

Porselein wordt gemaakt uit twee mineralen, petuntse en kaolien, die de basis vormen van de klei, die op zeer hoge temperaturen gebakken moet worden. Chinese keizers bestelden het per tienduizenden stuks tegelijk en gebruikten het voor allerlei seculiere en religieuze rituelen en ceremonieën in hun paleizen en tempels. Identieke sets en groepen objecten reflecteerden ordelijkheid in relatie tot hun voorvaderen evenals de harmonie van het rijk en van de heerschappij van de keizer. Keizer Zhu De, die aan de macht kwam nadat hij de zittende keizerlijke familie tot op de laatste achter-achter-achterneef uitmoordde, liet zelfs een gigantische pagode van porselein bouwen – een pelgrimsoord en wereldwonder ineen, plus een ongekend vertoon van macht en geld. De Waal presenteert allerlei wetenswaardigheden en anekdotes, en soms wordt het boek daardoor hinderlijk fragmentarisch. Niet alle details van zijn reizen zijn de moeite waard, bijvoorbeeld hoeveel koffie hij drinkt, en de vraag is of zijn persoonlijke queeste het verhaal voldoende voortstuwt. De vorm van het reisverslag werkt niet altijd goed en een strakkere redactie was zijn boek ten goede gekomen. Soms blijft hij te lang op een bepaalde plek hangen.

Installatie van De Waal in de Alan Cristea gallery, 2012.
Installatie van De Waal in de Alan Cristea gallery, 2012.

Toch zijn de verhalen over porselein boeiend om te lezen en doemen gaandeweg thema’s op. Bijvoorbeeld de vasthoudendheid waarmee Europeanen elke keer het recept en het procedé van porselein met vallen en opstaan probeerden uit te vinden. Dat proces beschrijft hij twee keer: in Duitsland wanneer dat Ehrenfried Walther von Tschirnhaus en Johann Friedrich Böttger lukt in 1709, en in Engeland waar het 60 jaar later mislukt. Eigenlijk gebruikt De Waal daarvoor te veel woorden en kun je je afvragen of de deels feitelijke en deels gefictionaliseerde vertelvorm hier slaagt. Soms vereenzelvigt hij zich dusdanig met een historische figuur dat hij namens hem gaat spreken en dat irriteert.

Op andere momenten overtuigt het fragmentarische, associatieve karakter van het boek juist wel. Het spinnenweb van draden dat al dit porselein met elkaar verbindt, connecties en parallellen die her en der opduiken leiden dan tot inzichten. De porseleinmanie die om zich heen greep in West-Europa nadat de eerste Chinese stukken per schip arriveren spreekt tot de verbeelding. Het waren uiterst kostbare goederen die vorsten elkaar cadeau deden en verzamelden. Het was pronk en praal, machtsvertoon en pure hebzucht. Zelfs de beeldjes uit de nazifabriek Allach hadden deze lading. Ook zij waren verbonden met rituelen, betekenissen en een geefcultuur. Uitverkorenen en mensen die voor het Derde Rijk bijzondere prestaties hadden geleverd, werden bijvoorbeeld beloond met een specifiek soldaatje. Andere voorwerpen belichaamden Duitse deugden of werden in de handel gebracht om festiviteiten zoals het aanbreken van het nieuwe jaar te ritualiseren. Nog in 1972, toen Nixon voor het eerst op bezoek ging bij Mao, nam hij porselein als geschenk mee. En Mao brak weliswaar de porseleintraditie in gruzelementen maar tegelijkertijd was het materiaal een prachtige ondergrond voor leerstellige propaganda en sierden witporseleinen Mao-bustes elk officieel gebouw. Kortom: dit materiaal is altijd drager geweest van bijzondere betekenissen en verbonden met waarde, status en macht, hoogst politiek.

De andere kant van porselein is duister en sinister. De kleurstof kobalt (voor blauw) is uiterst giftig, het stof in de werkplaatsen en fabrieken is dodelijk. Chinese arbeiders zijn eeuwenlang uitgebuit en geknecht. Het brengt dus offers met zich mee en het kost wat. Misschien geeft De Waal ons hier een les in alomvattendheid en wil hij ons vertellen dat er met porselein altijd veel op het spel staat. Wit is alles en wit is niks.

Edmund de Waal, I Know All These, 2012.
Edmund de Waal, I Know All These, 2012.

Eenvoud, nederigheid en puurheid gaat samen met extase, pretenties, moraliteit, symboliek. Dit materiaal, zo fragiel en gemakkelijk stuk te maken, is tegelijkertijd eeuwig en duurzaam, ultiem. Het vraagt om geduld en aandacht. Het is als ambacht een eindeloze oefening in perfectie, monnikenwerk. Of zoals De Waal zegt: ‘white is a way of starting again.’ Misschien is de eenvoud bedrieglijk, op zijn minst is die dubbelzinnig en ongrijpbaar. Niet voor niets neemt hij zijn toevlucht tot poëzie en muziek als hij onder woorden probeert te brengen wat porselein en wat wit voor hem betekenen. Hier vliegt De Waal wel eens uit de bocht met hoogdravende taal, maar hij doet in ieder geval een poging en daarom is het een moedig boek.

Want The White Road is ook en misschien vooral een zelfportret. De Waal maakt met porseleinen containers (meestal bekervormig en cylindrisch) installaties, reeksen kleine kastjes aan de muur waarin hij objecten plaatst, of grotere vitrines met groepen identiek vaatwerk. Als je dit boek hebt gelezen zie je de analogie met de ceremonieën van de Chinese keizers, met de porseleinkamers van August de Sterke in Dresden en met de architectonische toepassingen van porselein in Versailles. De queestes uit het verleden zijn ook die van De Waal, de Rothko onder de pottenbakkers. Hij stelt zich o zo nederig op, maar tegelijkertijd streeft hij niet zonder pretenties naar eeuwige waarde.

Frederike Huygen, 2016

Edmund de Waal, The White Road, a Pilgrimage of Sorts, Londen 2015; vertaald als De witte weg: Verslag van een obsessie, De Bezige Bij, 320 pp., 19,90 euro.

Meer over De Waal: http://www.edmunddewaal.com en www.thewhiteroadbook.com waarop ook meer over zijn bronnen te vinden is. Aan het Rijksmuseum schonk De Waal een werk omdat zijn grootvader uit Amsterdam kwam; bij Phaidon verscheen in 2014 een monografie over De Waal van Emma Crichton-Miller.