Design bij Philips anno 1977, 1

In 1977 liep Frans Oosterwijk, student sociologie en massacommunicatie uit Nijmegen, stage bij Philips. Hij maakte toen een verslag over vormgeving bij Philips dat wij hierbij opnieuw publiceren (in twee delen) omdat het als een brontekst van de Nederlandse vormgevingsgeschiedenis te beschouwen valt.

Ontstaansgeschiedenis van het CIDC

Wanneer het CIDC in 1966 binnen Philips de verantwoordelijkheid krijgt voor de vormgeving van alle door de HIG’en [Hoofdindustriegroepen] vervaardigde producten en daarmee de status van ‘horizontale’ afdeling verwerft, betekent dit eveneens de bevestiging van industriële vormgeving als een zelfstandige discipline. De geschiedenis van industriële vormgeving bij Philips is in zekere zin de geschiedenis van de industriële vormgeving zelf. Oorsprong van het beroep van vormgever gaat terug tot de tijd waarin de industriële revolutie – de ontwikkeling van een ambachtelijke naar een mechanische (massa-)productie van gebruiksgoederen – een eind maakte aan het ambachtelijke handwerk waarbij de producent zowel ontwerper als maker en verkoper was. Werkwijze, middelen, mogelijkheden en bestemming van enerzijds het ambachtelijk product en anderzijds het industriële product zijn essentieel verschillend. De ambachtsman, als ontwerper én maker, wist over het algemeen voor wie hij werkte, zodat aan specifieke wensen kon worden voldaan. Het productieproces bood mogelijkheden tot verandering, verbetering en aanpassing. Zijn bij het ambachtelijk product ontwerper en maker nog in één persoon verenigd, met de ontwikkeling naar een industriële productiewijze is dit niet langer meer het geval. De machine – voorheen louter hulpmiddel – verbreekt de eenheid van ontwerpen en uitvoeren en maakt het moeilijk persoonlijke controle te blijven houden op elk stadium in het productieproces. Tijdens het productieproces kan nauwelijks nog iets veranderd, aangepast of verbeterd worden.

Het industrieel product bestaat eigenlijk al op het moment van het definitieve concept; er wordt een prototype vervaardigd, waarna de productie van een reeks identieke exemplaren start. In deze allereerste fase van het industrialiseringsproces kan van vormgeving nauwelijks gesproken worden. Het ontwerp moet in eerste instantie afgestemd zijn op de mogelijkheden van massafabricage. De vorm van de machinaal vervaardigde producten wordt voornamelijk bepaald door technische gegevenheden. Producten kwamen tot stand, werden ‘geconstrueerd’ in een samenwerkingsverband tussen ingenieurs, technici, constructeurs en modelbouwers, waarbij voor een vormgever met een eigen specifieke inbreng vooraleerst nog geen plaats was. Zijn rol bleef beperkt tot het aanbrengen van decoratieve elementen, in eerste instantie om het industrieel karakter van het product te verstoppen, vervolgens om dit aspect te benadrukken. Alleen trachtte men de willekeur van ‘toegepaste’ elementen of motieven uit deze eerste periode van het industrialiseringsproces te vervangen door een nieuwe stijl van kunst, de stijl van het industriële tijdperk.

Wanneer in 1925 Ir. L.C. Kalff door Philips wordt aangetrokken als ‘adviseur voor artistieke aangelegenheden’ ligt zijn werkterrein in eerste instantie dan ook niet op het gebied van de industriële vormgeving, maar op dat van reclame en propaganda. Voor zover je over hem als vormgever kunt spreken, moet daarbij aangetekend worden dat zijn functie beperkt bleef tot het aanbrengen van ornamenten en esthetische verfraaiingen (Kalff kan beschouwd worden als de schepper van het Philips-embleem, dat echter in eerste instantie bedoeld was als decoratie-elementje op een radio). De zorg voor de vorm, het model, bleef voorlopig nog behoren tot het werkterrein van de technici.

Voor Philips, van oudsher een bedrijf van technici en ingenieurs afkomstig van de TH te Delft, gold dit misschien nog in extra sterke mate. Industriële vormgevers waren in hun ogen maar een raar stelletje ‘creatievelingen’, overbodige nieuwlichters eigenlijk, die met hun plannen en ideeën alleen maar oponthoud en last veroorzaakten, en die eigenlijk helemaal niet begrepen wat er allemaal kwam kijken bij het ontwikkelen van een product. Trouwens, zonder hun poespas ging het toch ook? De mensen kochten toch wel als ze per se iets wilden hebben en het zich konden veroorloven. De markten lagen nog open (vooral die van duurzame consumptiegoederen), de (nieuwe) producten verkochten zich voorlopig zelf. Bij Philips bleef de rol van Kalf c.s. dan ook, wat vormgeving betreft, beperkt tot het verstrekken van ‘artistieke’ adviezen met name aan de Lichtgroep waar een Lichtbureau tot stand kwam. Verder kwam onder zijn leiding een Artistieke Ontwerpgroep (ARTO) tot stand.

Pas na de Tweede Wereldoorlog komt daar langzamerhand verandering in en wordt het inschakelen van vormgevers bij de productontwikkeling niet alleen wenselijk, maar vanuit kostenoogpunt zelfs noodzakelijk. Immers de industriële productie vergt hoge investeringen, vandaar de dwingende eis iedere risicofactor zoveel mogelijk te reduceren. Als gevolg daarvan neemt het belang van het voorafgaand onderzoek, het ontwerpen, productieplanning en testproductie in betekenis en omvang toe. De kansen van ieder nieuw product moeten door marktonderzoek vooraf opgespoord en berekend worden. Het verkeerde of onvoldoende doordachte ontwerp brengt bij productie enorme aantallen slechte of minder goede producten op de markt, een situatie die een onderneming zich uit financieel oogpunt niet kan permitteren, met name niet daar waar de concurrentie te hevig is.

Wanneer na de Tweede Wereldoorlog vanuit de HIG RTG (radio, grammofoon, televisie) – welke evenals de HIG Huishoudelijke Apparaten is voortgekomen uit de oorspronkelijke Apparatendivisie (beide, zowel de HIG RGT als de HIG Huishoudelijke Apparaten zijn later weer opgesplitst; RGT in de hoofdindustriegroepen Audio en Video, Huishoudelijke Apparaten in de hoofdindustriegroepen Klein Huishoudelijke Apparaten en Groot Huishoudelijke Apparaten) – aangedrongen wordt op nauwere samenwerking tussen de commerciële en technische afdeling van deze divisie enerzijds en tussen deze beide en vormgeving anderzijds, begint ook industriële vormgeving meer gewicht te krijgen. Van een min of meer vrijblijvend inschakelen van vormgevers is dan geen sprake meer. Op aandrang van de HIG RGT wordt een groepje vormgevers o.l.v. bouwkundig ingenieur Veersema rechtstreeks gestationeerd op de apparatenfabriek, terwijl Kalff en zijn medewerkers zich bezig bleven houden met lichtarmaturen en professionele apparatuur. Wanneer vanuit de HIG RGT aangedrongen wordt op rechtstreekse samenwerking met de bij hen gestationeerde vormgevers, zonder enige bemoeienis of controle van buitenaf (i.c. Kalff) wordt door de Raad van Bestuur deze wens gehonoreerd. Veersema wordt belast met de dagelijkse leiding van wat gaat heten: Bureau Vormgeving. In deze periode (begin jaren vijftig) begint Bureau Vormgeving ook vaste voet aan wal te krijgen bij andere productdivisies dan alleen de HIG RGT. Hoe ging dat in zijn werk?

De HIG RGT maakte in samenwerking met de productdivisie ELA (Electro-accoustics) recorders, waarvan de technische verantwoordelijkheid bij de HIG RGT berustte en de commerciële bij de ELA. Voor de vormgevers betekende dit dat zij zowel contact met de HIG RGT als met de ELA moesten onderhouden. Deze aanvankelijk incidentele contacten met de ELA groeiden uit tot een permanent samenwerkingsverband, in die zin dat vanuit de ELA – werkzaam op het gebied van elektronische apparatuur, aanvankelijk alleen bestemd voor de professionele markt later ook voor de consumentenmarkt – het Bureau Vormgeving verzocht werd ook hun medewerking te verlenen bij de vormgeving van andere ELA-producten. Dat betekende echter wel dat men op het terrein van Ir. Kalff terechtkwam, die zoals gezegd, zich behalve met licht ook bezighield met de vormgeving van professionele (voornamelijk meet-)apparatuur. Bovendien werkte men bij Bureau Vormgeving vanuit een andere visie dan Kalff en zijn ARTO. Beperkte Kalff zich in zijn werk hoofdzakelijk tot het geven van ‘artistieke’ adviezen, bij Bureau Vormgeving begint men, gestimuleerd door een hoogwaardige opleiding, meer te claimen dan alleen maar het modelleren van deeg dat door anderen is samengesteld.

Bijna alle mensen die werkzaam waren bij het Bureau Vormgeving hadden aanvankelijk een vrij technische opleiding als meubelmaker, binnenhuisarchitect of instrumentmaker achter de rug, maar geen specifieke opleiding voor vormgeving. Daarin komt verandering als in de jaren vijftig te Eindhoven de school voor Industriële Vormgeving van start gaat. De meesten van hen maakten de opleiding af en konden zich vervolgens de eerste gekwalificeerde industriële vormgevers noemen. Gevoegd bij het feit dat ze in hun jaren bij Bureau Vormgeving al de nodige ervaring op hadden gedaan als modelmaker, kan gesteld worden dat hun pretenties zeker niet onterecht waren.

Wanneer Ir. Kalff in 1959 met pensioen gaat, verdwijnt tegelijkertijd het laatste obstakel voor een verdere taakverbreding van het Bureau Vormgeving. Ir. Veersema kaart bij de Raad van Bestuur de noodzaak aan om Bureau Vormgeving horizontaal te maken, dat wil zeggen een afdeling die voor alle HIG’en gaat werken en als zodanig de verantwoordelijkheid krijgt over de vormgeving van alle Philipsproducten. Tot dan toe waren de HIG’en alleen verantwoordelijk voor hun eigen producten, wat tot gevolg had dat er geen sprake was van eenheid van vorm, stijl e.d., wat de herkenbaarheid van Philipsproducten bepaald niet ten goede kwam. Hiermee wordt het belang van industriële vormgeving uit het oogpunt van de onderneming nog meer geaccentueerd.

Onmiddellijke herkenbaarheid van zijn producten door de consument wordt voor de producent van des te groter belang, naarmate de hoeveelheid producten waarmee de consument geconfronteerd wordt, stijgt. Vanzelfsprekend is daarbij de eigen aantrekkings- en visuele communicatiekracht van het product zelf van groot belang, maar het is bovendien wenselijk en misschien zelfs noodzakelijk dat een onderneming een eigen gezicht kan opbouwen, dat toelaat zijn totaalaanbod te onderscheiden van dat van de concurrent. Dit imago speelt ook een rol voor de continuïteit die het afzonderlijke product niet heeft, daar dit na korte of lange tijd weer van de markt verdwijnt. Het gaat er eigenlijk om een blijvende oplossing te vinden voor het geheel van visuele problemen van een bedrijf. Herkenbaarheid wordt echter niet alleen bereikt via een ‘typische’ (i.c. eigen) vormgeving van de producten. Daarnaast moet tevens aandacht geschonken worden aan andere uitingen en manifestaties naar buiten toe: architectuur, ontvangstzalen, interne en externe signalen, vervoermiddelen, emblemen, grafiek, briefpapier, woordmerk, verpakking, reclamefolders, affiches, advertenties e.d. Standaardisatie van al deze grafische uitingen betekent evenals standaardisatie wat betreft vorm, stijl van de producten, niet alleen een kostenbesparende factor, maar tevens een verkoopbevorderende.

Wanneer we de ontstaansgeschiedenis van CIDC weer opnemen, zien we dat het Bureau Vormgeving in 1960 de status krijgt van ‘horizontale afdeling’ en als zodanig verantwoordelijk wordt voor de vormgeving van alle Philipsproducten. De naam Bureau Vormgeving wordt omgezet in Concern Bureau Vormgeving (CBV). Als horizontale afdeling gaat het CBV voor alle HIG’en werken met uitzondering van de HIG Licht. Vanuit deze HIG wordt als reden daarvoor de moeilijkheidsgraad van lichttechnologieën aangevoerd en de in het Lichtadviesbureau daaromtrent opgestapelde kennis. Prestigeredenen zullen daar echter ook niet vreemd aan zijn. Pas in 1974 gaat ook de HIG Licht deel uitmaken van het inmiddels in CIDC (Concern Industrial Design Centre) omgedoopte CBV.

Voor de vormgevers betekent deze stap eigenlijk de grote doorbraak binnen Philips. Belang en noodzaak van vormgeving werd binnen Philips, zeker in de hogere organen, terdege beseft. Ir. Veersema wordt door de Raad van Bestuur tot adjunct-directeur benoemd. In 1964 neemt hij ontslag en wordt na een periode van twee jaar, waarin Van der Put (de tegenwoordige coördinator op het CIDC) de dagelijkse leiding heeft, opgevolgd door de tegenwoordige directeur K. Yran, die als een van de weinigen rechtstreeks van buiten Philips tot ‘director’ wordt benoemd, wat niet alleen wijst op de persoonlijke kwaliteiten van de man zelf (wiens verdiensten voor zijn komst bij Philips voornamelijk lagen op het terrein van de grafische vormgeving) maar tevens – althans zo wordt dat op het CIDC ervaren – verwijst naar het belang van de functie zelf.

Binnen en buiten het CIDC wordt K. Yran vooral geprezen om zijn bijdrage tot een verdere professionalisering van het beroep industriële vormgever. Onder zijn leiding wordt het CIDC (zoals het CBV sinds 1968 heet) zowel kwalitatief en kwantitatief uitgebreid. Tevens legde hij de grondslag voor een systematische benadering van het designproces, hetgeen resulteerde in de Design-track. Als onderdeel en aanvulling daarop werd een systeem ter beoordeling van modellen, schetsen en ontwerpen ontworpen: het Desta-systeem. Verder kwam onder zijn leiding, in samenwerking met het GAD, in 1973 de Philips House Style Manual tot stand, welke beoogde – in navolging van vele andere grote concerns, waarbij Lufthansa, de Duitse luchtvaartmaatschappij de koploper was – meer consistentie aan te brengen in de visuele presentatie van het Philipsconcern naar buiten toe.

Algemene doelstellingen hierbij waren: – te verzekeren dat in alle gevallen waarin Philips zich onder haar naam naar buiten toe manifesteert, producten, diensten en communicatie-uitingen direct en ondubbelzinnig worden herkend, overal in de wereld; – een aantal voor Philips karakteristieke visuele manifestaties te standaardiseren, teneinde zo de efficiency te verhogen en economisch rendabeler te werken; – een indruk te vestigen van betrouwbaarheid, moderniteit en professionalisme. [volgt een opsomming van alle onderdelen van de huisstijl]

De uitgave van een House Style Manual betekende echter geenszins dat di beoogde standaardisatie ook daadwerkelijk in alle sectoren werd gerealiseerd. Waarschijnlijk moet je dat bij een concern als Philips, dat vestigingen heeft in 64 landen, ook niet binnen al te korte tijd verwachten. Feit is in ieder geval dat nog lang niet in alle gevallen de in de House Style vervatte voorschriften worden nageleefd. Met name bij de N.O’s met hun eigen lokale activiteiten wordt regelmatig de hand gelicht met deze voorschriften. Bij de centrale concernafdelingen (de HIG’en en de ‘horizontale’ afdelingen) is over het algemeen een grotere standaardisatie bereikt. In zijn voorwoord bij de hernieuwde uitgave van de House Style in 1976 memoreert Jhr. H.A.C. van Riemsdijk hieraan, wanneer hij stelt dat er de afgelopen drie jaar die verlopen zijn na de eerste introductie van de House Style, weliswaar veel ten goede is veranderd, maar drukt hij alle afdelingen en vestigingen nogmaals op het hart ook hierin naar optimalisatie te streven.

Structuurschets CIDC

Dit hoofdstuk valt uiteen in twee delen. Allereerst wordt de positie van het CIDC binnen de totale Philipsstructuur belicht en vervolgens wordt de interne structuur van het CIDC zelf onder de loep genomen.

Het CIDC draagt als horizontale afdeling binnen Philips de verantwoordelijkheid voor de vormgeving van alle door de HIG’en vervaardigde producten. Een grote groep ontwerpers werkt daartoe op centraal niveau in het CIDC, dat in Eindhoven gehuisvest is in het Dela (Draagt Elkanders Lasten)-gebouw, eigendom van een begrafenisonderneming. Kleinere groepen zijn werkzaam in de afzonderlijke HIG’en en vestigingen van deze elders in Nederland, alsmede in belangrijke ontwikkelings- en productiecentra van het concern in het buitenland. Het CIDC verleent haar diensten op basis van opdrachten vanuit de HIG’en en de Nationale Organisaties. Deze NO’s zijn in het land waar ze gevestigd zijn verantwoordelijk voor de verkoop van de door de HIG’en of in eigen beheer vervaardigde producten. Hoe verloopt deze dienstverlening aan de HIG’en en de NO’s?

HIG

De HIG’en werken bij hun productieplanning met een vier à vijfjarenplan, dat een soort overall-plan is van de productieplanningen zoals die door de diverse IG’en (Industriegroepen) binnen de HIG zijn opgesteld. Zo bestaat de HIG Audio uit de industriegroepen Carradio, Radio-recorder, Hifi, Recordplayers, Portables). Deze productieplanning van de afzonderlijke IG’en wordt door de commerciële en de technische afdeling van de HIG omgebouwd tot een meerjarenplan voor de gehele HIG, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Raad van Bestuur. Wanneer de Raad van Bestuur, bijgestaan door de diverse horizontale afdelingen zoals het CMDS, Financiën, Personeelszaken e.d. hieraan haar goedkeuring heeft gehecht kan het ontwikkelingsproces een aanvang nemen. Een drietal groepen zijn zeer direct bij dit proces betrokken, te weten: vertegenwoordigers van de commerciële afdeling van de HIG, vertegenwoordigers van de technische afdeling (ontwikkeling en productie), vertegenwoordigers van het CIDC (in de praktijk één of meerdere vormgevers).

Het ontwikkelingsproces kan in het kort als volgt worden weergegeven: de commerciële afdeling geeft een opdracht door aan de ontwikkelings- en productieafdeling. Zij bekijken deze opdracht eerst op zijn productietechnische mogelijkheden, voordat zij deze opdracht accepteren. In de praktijk betekent dit dat er eerst studie wordt verricht naar de realisatiemogelijkheden van de desbetreffende opdracht. Pas daarna start het eigenlijke ontwikkelingsproces. Pas in dit stadium wordt het CIDC ingeschakeld en start het eigenlijke ontwikkelingsproces. Naast de drie groepen, die zeer direct bij dit proces zijn betrokken, zijn er nog enkele instanties wier aanwezigheid in het ‘productteam’ min of meer permanent is, te weten het TEO (Technische Efficiency Organisatie) die toezicht houdt op allerlei kostprijsaspecten, en de Centrale Servicedienst die zorgdraagt voor de feedback vanuit de markt (detailhandel en consument). De drie groepen vormen samen een productteam dat, wanneer dat noodzakelijk mocht blijken te zijn, een beroep kan doen op tal van andere binnen Philips werkzame gespecialiseerde groepen (basic-technological research, ergonomical research, market research enz.)

Alhoewel op deze wijze integratie van industriële vormgeving met het werk van alle teams, die betrokken zijn bij de ontwikkeling van producten en productsystemen, formeel is gewaarborgd, wil dit nog niet zeggen dat de inbreng van industriële vormgeving in elke HIG en bij elk product even groot is. Integendeel, dat varieert sterk. [verderop komen de productgroepen aan bod]

NO

Behalve voor de HIG’en werkt het CIDC, zij het in mindere mate, ook voor de NO’s, al moet daar direct aan toegevoegd worden dat deze NO’s, wanneer zij over eigen productieactiviteit beschikken, ook zelf vaak industriële vormgevers in dienst hebben die losstaan van het CIDC. De HIG’en kunnen beschouwd worden als de centrale ‘supply-centra’ van producten die al of niet in eigen beheer zijn vervaardigd. Met name als het om onderdelen gaat wordt er, uit rentabiliteitsoverwegingen, ook regelmatig ingekocht van buiten het concern. In de sector van de consumentengoederen wordt bovendien vaak het binnenwerk van tamelijk eenvoudige artikelen zoals toasters, haardrogers, klokradio’s e.d. volledig ingekocht. Alleen de assemblage wordt dan nog door de HIG verricht.

De NO’s fungeren als afnemers met verkoopverantwoordelijkheid op hun eigen markt. Omdat echter zowel de HIG’en als de NO’s een eigen winstverantwoordelijkheid hebben, ontstaat er een zeker spanningsveld. Enerzijds trachten de NO’s ieder voor zich zoveel mogelijk invloed uit te oefenen op de specificatie en prijs van een product, anderzijds proberen de HIG’en deze wensen vanuit de NO’s zoveel mogelijk in te dammen en oriënteren zij zich bij hun productbeleid op de grote NO’s, die een flinke markt vertegenwoordigen. Het zal duidelijk zijn dat uit economisch en uit productietechnisch oogpunt de HIG’en gebaat zijn bij een zo groot mogelijke standaardisatie. In dit spanningsveld hebben de NO’s bovendien nog een krachtige troef in het spel: zij zijn autonoom ten opzichte van de HIG’en, dat wil zeggen, zij hoeven niet per se bij hen in te kopen, maar kunnen net als de HIG’en zelf, zich buiten Philips begeven. Wanneer een ‘concernproduct’ – zoals alle producten afkomstig van de HIG’en worden genoemd – voor een NO niet acceptabel is (bijvoorbeeld omdat de prijs, het model of de kwaliteit voor hun markt niet goed genoeg wordt geacht) dan bestaan er de volgende mogelijkheden.

1) Als de NO zich alleen bezighoudt met verkoopactiviteiten en geen eigen productieafdelingen kent (zoals Philips Nederland) dan kan de commercieel directeur van de NO trachten bij de HIG alsnog zoveel mogelijk invloed uit te oefenen omtrent prijs en specificatie. Of en in hoeverre hij hierin slaagt lijkt voornamelijk afhankelijk te zijn van de grootte van de markt. Gewezen moet worden op de unieke status van Philips Nederland. Als enige NO met een aanzienlijke markt, heeft zij geen eigen productieafdelingen. De Nederlandse markt bestaat volledig uit ‘concernproducten’ op wier prijs en specificatie Philips Nederland traditiegetrouw een behoorlijk stempel drukt.

2) Kent de NO naast haar verkoopactiviteiten ook productieafdelingen, dan bestaan de volgende mogelijkheden: het ‘concernproduct’ wordt met enkele zelf aangebrachte wijzigingen op de markt gebracht; er wordt in eigen beheer een ander product vervaardigd (waarbij het soms goedkoper is een product of productonderdelen buiten Philips in te kopen). Meestal zijn beide categorieën alleen voor de eigen markt bestemd (‘local for local’), maar soms worden ze ook naar andere NO’s geëxporteerd (als die er iets in zien) waardoor concurrentie plaatsvindt met de eigen door de HIG vervaardigde ‘concernproducten’.

De vormgeving van alle ‘concernproducten’ valt onder de verantwoordelijkheid van het CIDC. Gaat het om ‘concernproducten’ die volledig door de HIG’en zijn vervaardigd, dan wordt die verantwoordelijkheid gerealiseerd in een samenwerkingsverband met de commerciële en technische afdeling van de desbetreffende HIG; gaat het om producten die (gedeeltelijk) buiten Philips zijn ingekocht, ook dan is het CIDC formeel verantwoordelijk voor de vormgeving, ook al beperkt haar rol zich misschien tot het ontwerpen van een eigen ‘Philipsjasje’ compleet met het Philips-embleem en het Philips-woordmerk.

De vormgeving van de door de NO’s vervaardigde producten valt niet onder directe verantwoordelijkheid van het CIDC. Volgroeide NO’s, welke voornamelijk in de westerse industrielanden zijn gevestigd, beschikken over uitgebreide productiefaciliteiten (inclusief research, ontwikkeling en fabricage). Zij hebben meestal tevens eigen vormgevers in dienst, die – al of niet met behulp van het CIDC – hun bijdrage leveren in het ontwikkelingsproces van producten, op dezelfde manier als het CIDC, met andere woorden in nauwe samenwerking met de technische en commerciële afdeling. Voor één soort lokaal geproduceerde producten moet een uitzondering gemaakt worden: op het CIDC is een speciale ‘overseas’-groep werkzaam, die zich bezighoudt met de vormgeving van producten die elders vervaardigd worden. Het betreft hier producten voor landen die voor import zijn gesloten, bijvoorbeeld India en Tunesië. Deze landen kennen een eigen productieafdeling, maar het vormgevingswerk geschiedt op het CIDC door deze speciale ‘overseas’-groep in overeenstemming met de wensen en behoeften van de NO’s in deze landen.

Structuur van het CIDC zoals die uit brochures en interne publicaties naar voren komt

Het CIDC staat onder leiding van een directeur die gesteund wordt door een aantal stafmedewerkers, die verantwoordelijk zijn voor de ontwerpfuncties, de administratie, personeelszaken, budget- en tijdcontrole en het verkrijgen, uitwisselen en verzenden van informatie en documentatie. Deze design-staff (Desta) komt wekelijks (elke woensdag) bijeen voor een beoordeling van het werk en de voortgang ervan, teneinde zo toezicht te houden op de uitvoering van de diverse projecten die door de HIG’en en de NO’s van het concern aan het CIDC worden opgedragen. Het eigenlijke designwerk wordt verricht door ontwerpteams onder leiding van diverse groepsleiders en omvat het ontwerpen van producten of productsystemen, van concept tot uiteindelijke verschijningsvorm, de productgrafiek, de verpakking en de gebruiksaanwijzing. Gespecialiseerde werkzaamheden worden verricht door diverse groepen van het CIDC zoals de fotostudio en de ontwerpgroepen interieur, showroom en tentoonstelling.

Een ‘information terminal’ is belast met de zorg voor de documentatie en archivering van allerhande relevante informatie. Dit beperkt zich niet tot het napluizen van de vakbladen, die er op het gebied van de industriële vormgeving verschijnen, maar strekt zich ook uit tot een zo volledig mogelijke documentatie met betrekking tot markttrends, voorhanden zijnde materialen, nieuwe technologieën en het verzamelen van zoveel mogelijk informatie met betrekking tot de concurrentie. Het ‘huishoudelijk’ werk op de afdeling komt voor rekening van de service-group, die verantwoordelijk is voor het beschikbaar zijn van alle voor het designwerk noodzakelijke benodigdheden (materialen e.d.). Deze structuur laat een drietal, duidelijk te onderscheiden instanties zien, namelijk de staf, welke een beleidsbepalende en tegelijkertijd controlerende functie heeft, de vormgevers (verenigd in teams), die een uitvoerende functie hebben en tot slot de Information- en servicegroep, welke een dienstverlenende functie heeft naar staf en vormgevers toe.

De staf

Zoals gezegd, wordt het CIDC geleid door een directeur die de belangrijkste verantwoordelijkheid en beslisisingseoegdheid heeft. Hierin wordt hij bijgestaan en geadviseerd door de designstaf welke bestaat uit de volgende mensen:

– De Chief Co-ordinator, hij assisteert de directeur bij de leiding van de afdeling. Hij is voorzitter van de wekelijkse Destavergadering, is verantwoordelijk voor de organisatie van alle ontwerpactiviteiten en coördineert al het werk in nauwe samenwerking met de groepsleiders. Hij zorgt ervoor dat de uitvoering geschiedt binnen de gestelde regels, reglementen en tijdsduur. Hij is verantwoordelijk voor de werkverdeling in overeenstemming met de beschikbare capaciteiten en voor de coördinatie tussen het CIDC en de aangesloten groepen buiten Eindhoven, alsook de eventueel ingeschakelde freelance-groepen.

– De Administrator is verantwoordelijk voor de bureauwerkzaamheden, budgetplanning en budgetcontrole en ziet erop toe dat de ontwerpactiviteiten worden uitgevoerd overeenkomstig de betreffende tijdplanning vastgestelde regels en voorschriften.

– De Studio Chief is verantwoordelijk voor de afdelingsdiensten en voor de levering en rekwisitie van het vereiste werkmateriaal. Hij heeft de supervisie over de modelwerkplaatsen en behandelt in samenwerking met de ‘personnel officer’ ook personeelszaken. Hij is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken op de afdeling.

– De Chief Styling Officer en de Chief Technical Designer houden toezicht op de ontwerpvormen en de kwaliteit der schetsen, wat in de werkfase een frequent contact veronderstelt met de groepsleiders en vormgevers.

– De Information Officer is verantwoordelijk voor een zo uitgebreid mogelijk archief van monsters en proefexemplaren, het verzamelen en opslaan van informatie over technieken en materialen. Verder archiveert hij de case histories van afgewerkte projecten en is hij belast met de samenstelling van naslagwerken over de concurrentie.

– De Personnel Officer zorgt voor de verbinding tussen het Concern Personnel Department en het CIDC. Hij is verantwoordelijk voor personeelswerving en andere personeelszaken. Hij wordt in de lopende zaken bijgestaan door de Studio Chief en is dan ook slechts parttime lid van de Desta.

De Destaleden komen elke woensdag in vergadering bijeen. Zo’n vergadering bestaat uit vier zittingen en wordt voorgezeten door de Chief Co-ordinator. Deze vier zittingen zijn: de Personnel Group bestaande uit de directeur, administrator en Personnel Officer; de Administration Group bestaande uit de directeur, de administrator en de studiochef; de Information Group bestaande uit de directeur, de administrator en de informatie-officer; de Working Group estaande uit de directeur, de Chief Technical Designer en de Chief Styling Officer. Omdat ook de Chief Co-ordinator uit hoofde van zijn functie als voorzitter van de Desta, en de administrator altijd aanwezig waren, terwijl bovendien de Chief Technical Designer dezelfde is als de Studio Chief, kan tijdens deze zitting dan ook voortdurend van een optimale stafbezetting worden gesproken – mits natuurlijk niemand verhinderd is. Tijdens deze zitting wordt door de diverse groepsleiders, zo mogelijk vergezeld door vormgevers uit de betreffende groep, hun werk ter beoordeling voorgelegd aan de staf. Deze beoordeling mondt uit in een preselectie van ontwerpen, die vervolgens aan de opdrachtgever(s) worden voorgelegd.

De designteams

Zoals het Philipsconcern een veertiental HIG’en kent, zo kent het CIDC een aantal designteams dat weliswaar niet exact overeenkomt met het aantal HIG’en, maar er wel duidelijk een afspiegeling van vormt. Deze teams zijn: 1) Video (zwartwit-tv, kleuren-tv), 2) Audio onderverdeeld in Hifi/portables en Carradio’s/radio-recorders/Audio en video overseas, 3) ELA, TDS en PIT, 4) Medical systems, 5) Data systems, 6) Light Group, 7) Pre-development, de voorontwikkeling van mogelijk toekomstige projecten. Dit werk draagt een speculatief en explorerend karakter, 8) Graphic Group (verpakkingen, brochures, posters e.d.), 9) Product Graphics (wijzerplaten e.a., gebruiksaanwijzingen), 10) Second Brand Group voor de vormgeving van producten die onder een tweede of derde merknaam op de markt worden gebracht.

Deze teams werken op het CIDC te Eindhoven. Daarnaast zijn er designteams werkzaam bij vestigingen van Hoofdindustriegroepen elders in Nederland. Zij werken echter onder het vaandel van het CIDC en staan daar ook op de loonlijst. Het betreft hier: kitchen appliances en home care/home comfort in Groningen, beuaty care, rotary shavers en vibrator shavers in Drachten. Enkele teams werken bij buitenlandse HIG’en: lady shavers, video recorders (Oostenrijk), recorders/magnetofoons (Hasselt België), mayor domestic appliances (Casinetta Italië), small domestic appliances (Amiens Frankrijk) en graphic design (Osaka Japan). Deze groepen werken volgens dezelfde methoden en voorschriften als de designgroepen van het CIDC te Eindhoven en maken bovendien gebruik van de algemene diensten van het CIDC zoals die door de ‘info-group’ worden verzorgd.

Daarnaast zijn er bij Philips nog vormgevers werkzaam bij tal van NO’s, bijvoorbeeld die van Engeland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Noorwegen, Zweden, Finland, Spanje, Oostenrijk, Canada, Mexico, Argentinië, Australië, Verenigde Staten enz. Zij behoren niet tot het CIDC, maar er bestaat voor hen wel de mogelijkheid om voor onbepaalde tijd een soort ‘stage’ op het CIDC te lopen. In dergelijke gevallen worden zij verbonden aan die designgroep welke op hetzelfde terrein werkzaam is als hijzelf. Doel is om ook designers van buiten het CIDC kennis te laten nemen van wat op centraal niveau wordt gedaan, teneinde op die manier enige harmonie aan te brengen tussen de werkzaamheden op het CIDC en bij de NO’s.

Met dank aan Frans Oosterwijk die ons in 2013 toestemming gaf deze tekst opnieuw te publiceren. De tekst is omgezet naar hedendaagse spelling; redactionele ingrepen staan tussen vierkante haken.