Vrijzinnige vormgeving: 85 jaar VPRO Gids covers

Met een boek over 85 jaar VPRO Gids-omslagen hebben de samenstellers het zich niet gemakkelijk gemaakt. Want hoe kies je uit ruim vierduizend prachtige covers? Piet Schreuders en Beate Wegloop verontschuldigen zich dan ook dat niet alle omslagen afgebeeld of besproken worden: ‘Om aan al uw werk recht te doen, zou immers een boek van monsterachtige omvang nodig zijn geweest.’ Die bescheidenheid zien we ook in de ondertitel die rept van ‘een kleine geschiedenis van de VPRO-vormgeving’ en er spreekt respect uit voor alle ontwerpers, illustratoren en fotografen die van de VPRO Gids een instituut in het designveld maakten. Het overzichtswerk leest als een wie-is-wie in het Nederlands grafisch ontwerp sinds 1926. Niet iedereen is vertegenwoordigd met een afbeelding, maar wel vermeld in de index die alle circa driehonderddertig ontwerpers en rond de honderdtwintig fotografen telt die bijdroegen aan een omslag.

vpro-gids-covers_boek_packshot_1Niet alleen die omslagen zijn een feest om naar te kijken, het boek zelf is ook erg fraai. De vormgeving is van Piet Schreuders, die tussen 1984 en 2010 zo’n honderdvijftig omslagen ontwierp, sinds 1998 verantwoordelijk is voor de lay-out van het binnenwerk en daarna bij de gids betrokken was als art director. Schreuders past het speciaal voor de VPRO ontworpen lettertype Thonik-Bold uit 2010 toe, maar geeft in de vormgeving van het boek vooral een eerbetoon aan de eerste gidsontwerper: Lex Barten. De kleuren, de zendstralen en de dubbele streep met vierkante blokjes zijn allemaal geïnspireerd op deze eerste VPRO-ontwerper. Het gebruik van anachronistische elementen is niet het enige waaraan de hand van de ontwerper Schreuders te herkennen is. Want net als in de tweede editie van zijn boek Lay In – Lay Out (1997) drukt hij een vermakelijke bloemlezing af van ingezonden lezersbrieven. Voorin staat een tijdsbalk met alle logo’s en mastheads (tijdschrifttitel) door de jaren heen, en alle pagina’s hebben een jaartal aan de rand. Handige toevoegingen die dit boek tot een mooi en overzichtelijk naslagwerk maken.

Het eerste deel van het boek bestaat uit een gedetailleerde geschiedschrijving van Vrije Geluiden, de radio- (en televisie) gids van de Vrijzinnige Protestantse Radio Omroep, die in 1926 is opgericht. De vragen die de auteurs stellen zijn eenvoudig: welke ontwerpers waren in de loop der jaren betrokken bij de lay-out, en hoe kwamen de gidscovers tot stand? Maar ze beantwoorden was verre van simpel. Gelukkig beschikten Schreuders en Wegloop over veel speurzin. Zij wisten enorm veel informatie op te diepen en ontrukten een relatief onbekende vormgevingsgeschiedenis aan de vergetelheid. Zo haalden ze de al eerder genoemde Barten voor het voetlicht, VPRO-ontwerper van het eerste uur die ook voor het vignet verantwoordelijk was dat reeds het allereerste nummer van 23 september 1926 tooide. Zo zijn er nog wel meer namen aan de omslagen gekoppeld, onbekende, maar ook coryfeeën als Jan Bons en Otto Treumann van wie we tot nu toe helemaal niet wisten dat ze voor de VPRO hebben gewerkt.

De uitstekende beeldredactie van het boek verheldert de geschiedschrijving waar nodig. De auteurs besteden trouwens ook aandacht aan de vormgeving van het ‘spoorboekje’, het deel van de gids met het overzicht van zenders, programma’s en uitzendtijden. Veranderingen daarin leiden steevast tot stromen ingezonden brieven, meer nog dan de omslagen. Een aantal pagina’s spoorboekje zijn (op ware grootte) te bewonderen aan het begin van elk hoofdstuk. Uiteraard ontbreken de anekdotes over de vele controversiële omslagen niet, zoals die met de aan het kruis genagelde Loeki de Leeuw (Michiel Vijselaar, 2002) en de Amerikaanse vlag met davidssterren (Jack Prince, 1975). Niet alle winnende omslagen van de sinds 2004 gehouden cover-ontwerpwedstrijd zijn afgebeeld, zij staan namelijk – samen met alle andere inzendingen – online http://weblogs.vpro.nl/cover1/.

Alle wel afgebeelde omslagen in het beeldgedeelte zijn voorzien van een korte toelichting op het programma dat aanleiding was voor de voorplaat. Een welkome toevoeging, want dat is door de vrijzinnige aanpak van de ontwerpers en redactie lang niet altijd duidelijk. Ook vinden we korte interviews met enkele beeldbepalende ontwerpers: Jaap Drupsteen, Will Bakker, Jack Prince, Ron van Roon, Joop Smit, Henry Cannon en Ebbo Clerkx, Piet Schreuders, Typex, Sander Plug en Moker Ontwerp.

verzuiling

Wat maakte en maakt de VPRO nu zo bijzonder op het gebied van vormgeving? Waarom willen al die ontwerpers, illustratoren en fotografen voor een bescheiden bedrag, en binnen een krappe deadline toch zo graag op de voorplaat? Het is een eer geworden. Maar hoe uniek was de VPRO vergeleken met andere omroepverenigingen? En hoe zit het met de relatie tussen gids, televisie, radio en huisstijl? VPRO Gids covers beantwoordt een aantal van deze vragen en geeft genoeg aanknopingspunten om hier nader in te gaan.

AVRO-vignet van Andre Vlaanderen, 1928.
AVRO-vignet van Andre Vlaanderen, 1928.

Een eerste opzienbarende conclusie van het boek is dat ‘de Nederlandse omroepen niet zo sterk verzuild waren als vaak wordt gedacht.’ Vormgevers als Lex Barten en Albert Hahn jr. werkten namelijk gelijktijdig voor zowel de rode VARA Gids als de protestantse Vrije Geluiden. Ook van AVRO’s vaste ontwerper André Vlaanderen is bekend dat hij in 1928 voor de NCRV een masthead ontwierp. Opmerkelijk voor het Interbellum, een periode die als zeer verzuild geldt. Het geval Barten/Hahn heeft echter een oorzaak die niet in het boek genoemd wordt: eind 1928 stapte Vrije Geluiden over naar de socialistische Arbeiderspers, die de VARA Gids drukte en waarmee de socialist Hahn goede betrekkingen had. Toen Vrije Geluiden in 1934 opnieuw van drukker veranderde (Gaade in Delft), keerde Barten dan ook terug als vaste ontwerper. De art-deco vormgeving van Hahn jr. tussen 1928 en 1936 bewijst niet dat het wel meeviel met de verzuiling, maar moet gezien worden als een van buitenaf opgelegd uitstapje vanwege bestaande connecties; als onderbreking van de lijn Barten.

NCRV eerste jaargang, 1925
NCRV eerste jaargang, 1925

Bartens vormgeving was namelijk dusdanig onderscheidend dat zij – afgezien van de korte periode van Hahn – ging samenvallen met de stijl van de VPRO. Het enige omslag van een andere omroep dat te vergelijken is met de modernistische stijl van Barten, is die van de NCRV uit 1925 – met eveneens een abstract, maar minder elegant lijnenspel. De andere omroepen (en ook de NCRV na 1925) waren wat de vormgeving van emblemen, vignetten, mastheads en omslagen betreft erg inconsequent, illustratief van aard, vol religieuze of ideologische symboliek of, in het geval van de AVRO, wel consequent maar zeer decoratief. De stijl van Vrije Geluiden bleef tot begin jaren zeventig vrij constant. Masthead, titel of gids-logo ‘kwakkelden’ wel eens, maar vergeleken met de andere radiogidsen waren het toonbeelden van soberheid, eenvoud en elegantie, ook lang nadat Barten in 1948 voor de laatste keer een VPRO-omslag ontwerpt.

modernisme

Pas begin jaren zestig begon het functionalisme enige voet aan de grond te krijgen in omroepland. Waarschijnlijk was dit niet te danken aan de VPRO, maar eerder aan de komst van televisie. De gebrekkige kwaliteit van het beeldscherm vereiste namelijk een eenvoudig en helder grafisch ontwerp. Witte letters op een zwart scherm hebben de neiging om de achtergrond te overstralen. Dunne lijnen en gedetailleerde ornamenten zoals die van Vlaanderens art-deco AVRO-wapenschild kwamen in de huiskamer niet goed over. De AVRO deed in 1961 dan ook een dappere poging om te moderniseren. Die poging slaagde deels. Een vereenvoudigde versie van het wapenschild hield het in de AVRO Bode precies twee nummers uit voordat de oorspronkelijke versie weer terugkeerde. Het gelijktijdig geïntroduceerde woordbeeld deed het wél een stuk beter. Ook de KRO en de NCRV veranderden hun vormgeving, zij het met mate, zodat de ontwikkelingen bij de VPRO en de VARA het meeste opvallen.

In VPRO Gids covers is te lezen dat Vrije Geluiden in 1961 een ‘schreefloos keurslijf’ aantrok: een schreefloze letter in onderkast en een zo sober mogelijke opmaak. Vervolgens werd Jan Bons in 1966 door de VPRO-directie gevraagd een nieuw beeldmerk te ontwerpen dat ‘transparant, helder en neutraal’ moest worden. Dit vormde de aanzet tot een vernieuwing op alle fronten die doorgevoerd werd door Han de Vries en Otto Treumann. Het concept huisstijl was in die periode echter nog nieuw zoals blijkt uit de brief die De Vries aan de directie schreef. Hij maakte speciaal melding van de ‘geweldige bedragen’ die de KLM had uitgetrokken om zijn hele vormgeving te moderniseren. De Vries – ook zo’n onterecht in het vergeetboek geraakte ontwerper – bleef naast de implementatie van de huisstijl trouwens ook de gehele gids van binnenwerk tot buitenkant verzorgen, en wisselde dat af met Otto Treumann. Dat de professionele ontwerpers oprukten in omroepland is ook te zien aan de VARA waar Pieter Brattinga dezelfde taak kreeg: het moderniseren van het ‘spoorboekje’ en het ontwerp van een huisstijl. Zijn archief bevat de rapporten over dit werk en het nieuwe logo dat hij samen met Werner Paans in 1969 ontwikkelde: een vlam en cirkel. Het is een abstractie van één van de tientallen varianten die toen bij de VARA in gebruik waren.

Titelkaart voor de VARA, Hans de Cocq, 1969.
Titelkaart voor de VARA, Hans de Cocq, 1969.

De VARA en de VPRO vormden in de jaren zestig op grafisch gebied een voorhoede op het terrein van huisstijlen. Maar het invoeren van een huisstijl en een corporate image was een moeizaam proces. De Vries constateerde in 1969 teleurgesteld dat de suikerzakjes nog steeds Bartens vignet uit 1926 droegen, zo lezen we in VPRO gids covers. Ook van een grotere integratie tussen de afdelingen radio, televisie en gids was geen sprake. Ondanks de explosieve groei van de televisie rond 1964 en de opkomst van de huisstijlen, bleef de aandacht voor het corporate image op het beeldscherm nihil. In de werkrapporten van Brattinga voor de VARA valt maar een enkele keer het woord televisie, hoewel hij – net als De Vries – de Amerikaanse televisiezender CBS als voorbeeld noemde. Tekenend is ook dat de VARA-televisieafdeling blijkbaar niet op de hoogte was van Brattinga’s huisstijl exercitie. In 1969 liet zij een nieuw logo voor televisie ontwerpen door Hans de Cocq van NOS Grafisch ontwerp. Dat logo verdween van het scherm met de introductie van Brattinga’s huisstijl, maar het geeft aan hoe weinig samenhang er tussen gids en televisie bestond. De huisstijl bleef een grafische aangelegenheid die los van de televisieprogramma’s stond.

Logo voor de VARA, Pieter Brattinga, 1969.
Logo voor de VARA, Pieter Brattinga, 1969.
de vlammetjes van de VARA door de jaren heen.
de vlammetjes van de VARA door de jaren heen.

Bij de Vrije Geluiden was er zo mogelijk nog minder voeling met televisie. De vormgeving van de programmagids gaf in het geheel geen blijk van de revolutie die zich bij de VPRO-televisie voltrok en culmineerde in het programma Hoepla (najaar 1967). De omslagen werden vanaf nummer 39 in 1967 een jaar lang verzorgd door Treumann. Zij zijn van een constante en zeer hoge kwaliteit, – rustig, kalm en evenwichtig -, maar een grotere tegenstelling met het tumult in en rond de televisieprogramma’s van de omroepvereniging is bijna niet denkbaar. De door Fluxus geïnspireerde Hoepla-vormgeving van Wim T. Schippers en Wim Wandel stond haaks op alles waar modernistische ontwerpers als De Vries en Treumann naar streefden. Pas in de loop van 1970, onder hoofdredacteur Eddy van Vollenhoven, werd de ‘streng-minimalistische en tegelijk enorm pretentieuze uitstraling’ van de VPRO programmagids iets losser.

postmodernisme

In 1970 lukte het Jaap Drupsteen zijn televisiekunsten te vertonen via de VPRO-producties De zeven doodzonden van de kleine burgerman (met Annemarie Prins) en de Jules Pfeiffer show (i.s.m. Rob van den Berg, NOS grafisch ontwerp). Een jaar later resulteerde dat in een televisiehuisstijl voor de VPRO die internationaal gezien baanbrekend was. Drupsteens televisielogo, filmpjes (stationcalls) en programmaleaders waren grappig, ironisch, eigentijds, maar ook kitsch, retro, postmodern en technisch vernuftig. Een omroepster, zelfs een eigenzinnige dame als Harmke Pijpers, kon die waarden niet zo overtuigend overbrengen als de filmpjes van Drupsteen. Zijn (ironische) houding ten opzichte van de wereld en het ontwerpveld, kwam overeen met de VPRO-mentaliteit. Dat het nog een jaartje duurde voordat Drupsteen de gids onderhanden nam, zal vooral te wijten zijn geweest aan tijdgebrek. In het interview in VPRO gids covers vertelt Drupsteen dat het ontwerp zelfs nog helemaal niet af was toen het voor het eerst ter perse ging. Door zijn gebrek aan ervaring met drukwerk ging er nog wel eens een en ander mis. Drupsteens logo kwam in de loop van de jaren zeventig uiteindelijk ook op de suikerzakjes en de jaarverslagen. Het contrast met de ingetogener vormgeving van Han de Vries was enorm. Het was voor de redactie van Vrije Geluiden vast even wennen dat de televisie-afdeling nu de koers van de vormgeving bepaalde.

VPRO-logo, stationcall van Jaap Drupsteen, 1971.
VPRO-logo, stationcall van Jaap Drupsteen, 1971.

In de loop van de jaren zeventig kreeg de gids, in 1974 omgedoopt tot VPRO Gids, de formule zoals we die tot op de dag van vandaag kennen: één paginavullend sterk beeld, met daarbij een bescheiden titel die regelmatig in het ontwerp geïntegreerd wordt. Die strategie was de verdienste van hoofdredacteur Boudewijn Paans (afkomstig uit de reclamewereld) en beeldredacteur Nelleke van der Drift. Samen bedachten ze elke week het concept voor het omslag en zochten daar een geschikte ontwerper bij. Regelmatig schakelden ze de ontwerpers van de NOS grafische afdeling in (de ex-collega’s van Drupsteen) onder wie Will Bakker, Hans de Cocq, Ron van Roon en Frans Lasès. Logistiek handig, want zij waren in het Mediapark onder handbereik en met velen; er was altijd wel iemand beschikbaar voor een freelance klus. Bovendien was de kwaliteit van het werk van deze – de meesten zijn relatief onbekend gebleven – ontwerpers hoog en kenden ze de materie (televisie) als geen ander. Naast deze tv-vormgevers kwamen er in deze jaren ook vele jonge ontwerpers, gevestigde namen en VPRO-programmamakers bij, zoals Wim T. Schippers en Ruud van Empel. De ontwerpers kregen altijd grote vrijheid en de kwaliteit, originele invalshoeken en benaderingen die dat opleverde, vormen de constante waaraan je de VPRO Gids kunt herkennen.

Tentoonstelling VPRO-covers, Graphic Design Museum 2011.
Tentoonstelling VPRO-covers, Graphic Design Museum 2011.

De vormgeving van de VPRO Gids kreeg met de bijdragen van Piet Schreuders, die in 1984 zijn eerste omslag maakte, een vervolg. Schreuders had zich met de publicatie Lay In – Lay Out in 1977 afgezet tegen de Nieuwe Zakelijkheid van ontwerpbureaus als Total Design. In het door de VPRO uitgezonden Hollywood at last onderzocht hij de typografie van Hollywood. Het programma werd ook in een Amerikaanse stijl vormgegeven, inclusief reclame-onderbrekingen. Ook Drupsteen had die commerciële, populaire Amerikaanse vormgeving geparodieerd. Hoewel van een verschillende generatie, boden beide ontwerpers met hun postmoderne collages een tegenwicht aan het koele modernisme dat het grafische ontwerp toen domineerde, zonder te vervallen in betekenisloze versierdrift. Na Drupsteens vertrek in 1979 waren het vooral Paans en vervolgens Schreuders die de ironie en humor in de VPRO-vormgeving zouden voortzetten. Schreuders ging overigens pas in 1998 regelmatig voor de VPRO Gids werken.

autonomie

Hoe zagen de andere radio- en televisiegidsen eruit in de periode tussen 1970 en 2010? De komst van de TROS in 1966, en daarna – eind jaren tachtig – die van commerciële televisie, trok een grens door omroepland. Aan de ene kant stonden de verenigingen die steeds meer amusement en show uitzonden in de hoop op hoge kijkcijfers. Aan de andere  de verenigingen die zich juist concentreerden op hun publieke taak: informatie, educatie en kunst/cultuur. De VPRO zat en zit duidelijk in de laatste groep. Die tweedeling is zichtbaar in de vormgeving op televisie en in die van de gidsen. TROS Kompas, Veronica Gids, en AVRO Bode hebben schreeuwende koppen, zo veel mogelijk kleur en aantrekkelijke dames op de voorpagina. Eigenlijk precies zoals een reeks VPRO-covers van Schreuders in 1999: fotomodel in badpak met hysterisch elitaire slogans ‘Alles over Freud’ en ‘Alle dode dichters op een rij!’ Maar Schreuders humor sloeg niet bij iedereen aan. Na toch wel erg veel bezorgde lezersreacties staakte hij de reeks.

Op de televisie was het rond 1980 allemaal gezellig en ontspannend: ‘een avondje AVRO, dus kom op verhaal’. Bij de VPRO was het eerder anti-gezellig. Willem van den Berg gaf de VPRO-televisie een punkgezicht. Daarna deden de eerste computergestuurde beeldbewerkingsunits alles driedimensionaal glimmen en draaien. Van den Bergs opvolger, Bob Takes ergerde zich aan die ‘vliegende asbakken’, en stopte in plaats daarvan verf, pen en papier in de computer. Hij werd weer opgevolgd door Max Kisman.  Samen waren deze vier vormgevers met hun zeer sterke eigen signatuur langere tijd beeldbepalend voor de VPRO. Opvallend is echter dat zij relatief weinig gidsomslagen hebben gemaakt: Drupsteen elf in acht jaar, Van den Berg vier in zes jaar, Kisman vijf in zes jaar, en Takes geen enkele.

Dat kan verklaard worden door de aard van de VPRO-televisievormgeving. Waar andere omroepverenigingen jaren deden met één openingsfilmpje, één eindefilmpje en een omroepster, ging het bij de VPRO om heel veel bewegende ontwerpen. Omroepsters kwamen sinds 1971 al niet meer in beeld en de VPRO-televisievormgevers maakten elke week een maatpakje voor de uitzendavond. Programma-introducties, openingsfilmpjes, ledenwerfspotjes, afsluitende filmpjes; alles werd zo samengesteld of ontworpen dat programma’s en vormgeving één vloeiend geheel vormden. Dit betekende dat de ontwerper waarschijnlijk geen of weinig tijd had om ook nog omslagen te maken. Een tweede verklaring ligt in de grote autonomie die individuele makers en afdelingen binnen de VPRO genoten. Gids, televisie en radio functioneerden relatief onafhankelijk van elkaar en van het bestuur. Veelzeggend is Paans verslag in VPRO Gids covers. Toen hij wilde aanschuiven bij de tv-redactievergadering om de integratie van gids en televisie te bespreken, riep dat grote verbazing op.

De toepassing van de huisstijl kenmerkte zich door eenzelfde relatieve autonomie. Zo was het niet vanzelfsprekend dat het VPRO-logo, sinds 1981 van Van den Berg, op de cover prijkte. Zelfs het VPRO Gids-logo (met of zonder VPRO-logo) hoefde er niet op, liever werd dat in het ontwerp geïntegreerd. Evenmin hoefden de televisieontwerpers het logo in beeld te brengen, of kregen zij briefings over hoe ‘de VPRO identiteit’ in hun ontwerpen gevisualiseerd zou moeten worden. Net als in de gids overheerste de persoonlijke signatuur van de ontwerper en deze bracht bij de kijker een identificatie met de VPRO tot stand.

In 2011 leek de VPRO toch aan een huisstijl te moeten geloven. Ontwerpstudio Thonik kreeg de opdracht een huisstijl te ontwerpen. Het bureau van Thomas Widdershoven en Nikki Gonnissen heeft sinds de jaren negentig naam gemaakt op het gebied van huisstijlen voor opdrachtgevers in de culturele sector. Zij hebben echter geen stringente huisstijlopvatting; de huisstijl is voor hen een systeem, een vormentaal die flexibel is toe te passen. Toch is hun huisstijl en het beleid daaromtrent veel strikter dan voorheen bij de VPRO. Het logo prijkt nu wel prominent op de gids. Wegloop geeft in VPRO Gids covers toe, dat het haar soms moeite kost om het logo te integreren in het omslagontwerp. Maar de herkenbaarheid van de VPRO als geheel gaat er sterk op vooruit. De timing van de nieuwe huisstijl hangt samen met de gevolgen van de financiële crisis voor de publieke omroep. Om te bezuinigen zullen omroepverenigingen moeten gaan fuseren. Vier dagen na de lancering van Thoniks huisstijl maakte directeur Lennard van der Meulen in de Volkskrant bekend dat de VPRO dat absoluut niet van plan is. Zijn laatste argument: ‘Bovendien is het niet slim om sterke merken als de VPRO of VARA op te doeken.’ Noodgedwongen moet de VPRO de speeltuin van individualistische, tegendraadse, antiautoritaire en avant-gardistische avonturen verlaten, om een sterk, herkenbaar en duidelijk gedefinieerd ‘merk’ te worden. Dit is tegenwoordig noodzakelijk om de positie binnen het publieke bestel te behouden.

Berlusconi-omslag VPRO Gids, Piet Schreuders 2002 (nr 39).
Berlusconi-omslag VPRO Gids, Piet Schreuders 2002 (nr 39).

ironie

Wegloop en Schreuders zagen een opheffing van de VPRO wel zitten, ‘… zodat we een afgerond geheel hadden kunnen beschrijven…’ Een typisch staaltje VPRO-ironie, een houding die het hele boek van de gidsomslagen kenmerkt. Als feestelijke uitsmijter functioneren de laatste pagina’s met omslagen die lezers en kioskhouders de vraag ontlokte: ‘Is dit wel de VPRO gids?’ Verspreid door het boek zijn nog veel meer voorbeelden te vinden die je op het verkeerde been proberen te zetten. Een groot aantal zijn van Schreuders hand. Hij doet graag of de VPRO Gids geen VPRO Gids is en parodieert er vrolijk op los: de VPRO Gids als Veronica gids (1991) of platenhoes (1999). Schreuders vindt zelf het ‘Berlusconi-omslag’ (2002) een hoogtepunt. Dit ontwerp bestaat uit een zorgvuldig opgebouwde collage van omslagen van (bewerkte) Italiaanse kranten en tijdschriften waarop de staatsman en mediatycoon prijkt. Niet alleen Schreuders knipt en plakt met beelden uit heden en verleden, en uit de hoge en lage regionen van de visuele cultuur. Zo is er een omslag met een belastingbrief erop (Eddy Cannon en Ebbo Clerkx, 1992), een gecensureerde krantenpagina (Ron van Roon, 2001), een IKEA handleiding (Robert Vulkers, 2005) en een plattegrond van Amsterdam (Odilo Girod, 2007). Pastiche, parodie en het ‘ontwerpen met een knipoog’ zoals Schreuders het noemt, zijn het handelsmerk van de VPRO Gidsen geworden.

Het boek VPRO Gids covers is belangrijk in de geschiedschrijving van het Nederlandse grafisch ontwerp. Het ontrukt een aantal relatief onbekende, maar invloedrijke ontwerpers en ontwerpen aan de vergetelheid en geeft tevens een blik op de geschiedenis van het tijdschriftontwerp. Dat gebied is relatief slecht ontgonnen en complex. De samenstellers hebben het onderwerp echter recht gedaan in woord en beeld. Niet op de laatste plaats is VPRO Gids covers van belang omdat het een opdrachtgever belicht die een centrale rol inneemt in de Nederlandse ontwerpcultuur. In alle opzichten is de omroep immers vernieuwend geweest: gidsomslagen, huisstijlen, televisievormgeving, documentaire-stijl, digitale media en architectuur. Het is voor de creatieve sector te hopen dat de VPRO nog een lang bestaan gegund is.

Liselotte Doeswijk

Doeswijk schreef met Roy van Vilsteren het boek Vorm van vermaak en blogt over televisievormgeving op www.vormvanvermaak.nl. Op de expositie Grafisch geluk in het Museum Hilversum (tot 5 februari 2012) is een hele verdieping ingeruimd voor televisievormgeving.

Piet Schreuders en Beate Wegloop (samenstelling en vormgeving), VPRO Gids Covers. Een kleine geschiedenis van de VPRO-vormgeving aan de hand van enige honderden gidsomslagen van 1926 tot nu, Hilversum 2011, ISBN 9067272116, prijs 24,95 euro.