De AIVE, vervolg

Naar aanleiding van de herinneringen van Koen de Winter aan de Akademie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven in de jaren zestig, ontvingen wij een reactie van zijn klasgenoot Gerrit Wolfswinkel die wij hieronder plaatsen, gevolgd door een reactie van Koen de Winter.

Geachte redactie,

Bij toeval stuitte ik op het artikel van Koen de Winter over zijn studie aan de Akademie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven gedurende de jaren 1964 – 1969. Ik zat bij hem al die jaren in de in de klas.

De geschiedenis, zoals hij die beschrijft, geeft zijn beeld van de werkelijkheid weer. Het heeft niet zoveel zin om daar mijn beeld naast of tegenover te zetten. Ik wil alleen een kanttekening maken bij een opmerking die hij aan het eind van zijn tweede artikel over deze periode maakt en die betrekking heeft op het eindexamen product ontwerpen in 1969:

Behalve voor Gerrit Wolfswinkel – die het niet haalde – verliep ons eindexamen goed. De beoordeling geschiedde door een jury met de directeur en de docenten die zorgvuldig werd begeleid door rijksgecommitteerde Emile Truijen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat wij dankzij hem en dankzij Smeets, ondanks onze staking een jaar eerder, een eerlijke beoordeling kregen.

Koen en ik waren beiden actief in de studentenactie op de akademie in mei 1968. Deze actie liep min of meer dood in de zomervakantie van dat jaar. In september begon ons examenjaar en terwijl ik nog probeerde iets van de idealen te realiseren waarvoor we in actie waren gekomen, gingen de meeste van mijn klasgenoten hard aan het werk voor hun eindexamen en maalden niet meer om zaken waarvoor zij zich in de maanden daarvoor nog zo voor hadden uitgesloofd. Koen was één van hen.

Ik zal niet teveel in details treden, maar ik had met de keramiekleraar Henk Verberkmoes een conflict over de eindopdracht. Uiteindelijk stelde ik voor dat ik het ontwerp voor een servies, waarmee ik voor de staking al was bezig geweest, als examenproduct zou presenteren. Hij zei dat dit voorstel geheel voor mijn verantwoording kwam. Ik stond achter mijn ontwerp en meende dat dit heel goed verdedigbaar was tegenover de examencommissie. De rest van het jaar heb ik daarover geen contact meer met hem gehad.

Bij de productpresentatie, waarbij de kandidaat tegenover de examencommissie zijn ontwerpen moest verdedigen, stelde Verberkmoes niet één vraag aan mij over het ontwerp. Andere leden toonden zich wél geïnteresseerd. Nadat alle kandidaten aan de beurt waren geweest trok de commissie zich terug voor beraad. Dit duurde heel lang. Uiteindelijk werd ik bij de commissie geroepen en kreeg de mededeling dat ik (als enige) was gezakt voor mijn examen met twee maal een 1 voor keramiek (ontwerp en uitvoering). Een 1 staat voor niet beoordeelbaar. Later hoorde ik van Karel Elno (voor zijn onderdeel had ik een 9) dat Verberkmoes in de vergadering had gesteld, dat het volgens het eindexamenreglement niet was toegestaan een ontwerp voor het examen te gebruiken waaraan al vóór dat studiejaar was gewerkt en het dus niet beoordeelbaar (= 1) was. De vraag van Elno was daarop geweest waar die regel stond in het reglement. Deze bleek niet te bestaan. Verberkmoes stelde toen dat het wél altijd de gewoonte was. Er is lang over gedelibereerd en uiteindelijk liet voorzitter Smeets het aankomen op een stemming. Vier mensen stemden vóór mij (Elno, Zwartjes, Graatsma en ik meen Uittenhout), negen mensen stemden tegen mij: ik was gezakt.

Ik had volgens de regels het hele vijfde jaar over moeten doen, maar Smeets wilde de pil vergulden door mij in de gelegenheid te stellen alleen het onderdeel Ceramische Vormgeving over te doen.

Opvallend bij deze affaire was dat niemand van mijn medestudenten met wie ik toch vijf jaar samen had gestudeerd, ook Koen niet, een woord van protest liet horen. Iedereen was verguld met zijn diploma en had geen aandacht voor die ene sukkel die was gezakt.

Ik besloot om in te gaan op het aanbod van Smeets, niet omdat ik het diploma op zich zo belangrijk vond voor mijn toekomst – ik wilde toch geen ontwerper meer worden – maar omdat ik meende dat ik niet slechter had gepresteerd dan mijn medestudenten. Ik vond dat ik er recht op had. Ik ben het jaar daarop een paar keer naar Eindhoven geweest om te werken aan een espresso-servies. Ik had daarbij nauwelijks contact met Verberkmoes, maar deed het technische deel vooral samen met de werkplaatsassistent De Nijs. Voorjaar 1970 heb ik het ontwerp, waar ik zelf nauwelijks achter stond, gepresenteerd aan een ad hoc examencommissie, voorgezeten door Wim Gilles en waarin verder Verberkmoes en nog een docent. Ik kreeg voor dit onderdeel twee vieren (veel meer was het ook in mijn ogen niet waard), maar ik was er wél mee geslaagd omdat ik voldoende compensatiepunten had voor mijn andere vakken. Wim Gilles deed mij de heugelijke mededeling, feliciteerde mij hartelijk en overhandigde mij het diploma. Verberkmoes was inmiddels vertrokken, zonder iets tegen mij te zeggen.

Ik heb nooit iets met het diploma gedaan, maar ben erg tevreden dat het mij toch is toegekend. Later heb ik er met Elno nog wel eens over gesproken. Ik bewaar warme herinneringen aan hem en toen ik een paar jaar later las dat hij was overleden speet het mij enorm dat ik hem niet heb kunnen zeggen hoe belangrijk hij voor mij was geweest, niet alleen  in deze kwestie, maar ook door zijn lessen en de individuele gesprekken die ik met hem heb gevoerd in het examenjaar. Elno kwam niet meer terug als docent op de AIVE en beperkte zijn lessen tot de Eindhovense Sociale Akademie.

Nog één anekdote uit die periode: Wim Gilles adviseerde mij tijdens de staking om naar de Sociale Akademie te gaan als ik toch zo begaan was met de samenleving. Ik wees dat af: iedereen moet op zijn of haar plaats een bijdrage leveren aan een rechtvaardige samenleving. Het is grappig om dan vast te stellen dat ik via verschillende omwegen inderdaad onder meer de parttime opleiding van de Sociale Akademie heb gevolgd en uiteindelijk zelfs docent ben geworden aan de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Maar Verberkmoes’ voorspelling dat ik, ouder en wijzer geworden, mijn radicale opvattingen wel zou verliezen is niet uitgekomen. De idealen waar ik toen voor stond zijn voor mij nog volop actueel.

Ik hoop dat ik met deze geschiedenis, het hierboven aangehaalde zinnetje uit Koens stuk over een eerlijke beoordeling in een wat ander daglicht heb gezet.

Met vriendelijke groeten, Gerrit Wolfswinkel, 3 februari 2011.

Beste redactie,

Hartelijk dank voor het doorzenden van het commentaar van Gerrit. Het is goed te horen dat hij nog steeds de jonge Gerrit is. Het verheldert ook het verloop van het eindexamen en de dagen daarna. Wat voor Gerrit belangrijke dagen en beslissingen waren, was voor ons, en dan bedoel ik z’n klasgenoten, iets waar we erg weinig hebben van meegemaakt. Zoals hij schrijft was er in september weinig meer over van de energie van de staking waarmee het studiejaar geëindigd was. Hij schrijft er nu een beetje verwijtend over, maar september was niet het einde van de staking, de staking was aan het eind van het schooljaar 1967-68 al afgelopen en iedereen had trouwens aan de examens meegedaan. Zonder die examens waren we niet in het vijfde jaar beland….Gerrit ook niet. Verder hadden we al tijdens de staking een uitzondering gemaakt voor de eindexamenstudenten waarvan we niet verwachtten dat ze mee zouden doen. Gerrit en ik zaten in de ‘stakingsraad’ die de regeling had voorgesteld aan de vergadering van stakende studenten die daarover besliste en toen we zelf in dat laatste jaar belandden was het voor iedereen duidelijk dat, ongeacht de beslissingen van de andere jaren, we een uitzondering zouden vormen. Blijkbaar hebben we aan die overgang van vierde naar vijfde klas verschillende herinneringen.

Niemand van ons wist precies waarom Gerrit niet door z’n eindexamen kwam en ik weet ook niet in welke vorm of op welke manier we dat hadden kunnen contesteren. Het eindexamen was een lange, moeizame dag, met veel wachten en toen de resultaten bekend werden gemaakt, aan het eind van wat blijkbaar moeilijke beslissingen waren, was er inderdaad geen protest tegen de beslissing van de jury. Ik hoor zelf ook voor het eerst dat het om het project voor Henk Verberkmoes ging. Ik weet dat iedereen doodmoe was… de dagen daarvoor was er zoals altijd tot diep in de nacht gewerkt… en Joost Van Berne, Jan Pieter Leupen en ik moesten ook gelijk aan het werk om het onbewoonbaar verklaarde huisje dat we op de Broekseweg bewoonden, leeg te maken, want we hadden vanwege het eindexamen een dag of twee uitstel kunnen bedingen van het bedrijf dat het gedeelte van de straat waar we woonden moest plat leggen en opruimen. Een dag na het eindexamen stond het er dan ook niet meer. Ik heb m’n eend (2CV) niet eens uitgeladen, want een dag of twee later ben ik voorgoed naar Zweden vertrokken. Ik ben pas in september even teruggekomen om inderdaad het diploma te ontvangen. De afloop van het verhaal van Gerrit is me toen ontgaan en het spijt me dat ik niet vermeldde dat hij enkele maanden later wel z’n diploma kreeg.

Het deed me deugd te lezen dat hij ook goede herinneringen had aan Karel Elno. Toen ik enkele jaren later terug naar Nederland verhuisde ben ik hem een aantal keren gaan opzoeken in z’n zelfgekozen kluizenaarsbestaan. Hij had ook goede herinneringen aan Gerrit en ook al kreeg Gerrit niet de kans om het hem te zeggen, toch weet ik zeker dat de waardering wederzijds was. Ik geloof dat veel mensen Karel Elno’s afscheid van de ontwerpwereld hebben betreurd. Ik schrijf nog af en toe aan z’n dochter Rhoda en zelfs degenen die hem van nabij kenden hadden er moeite mee dat hij over een zo korte periode van alles afscheid nam. Toen hij na z’n eerste keelkankeroperatie weer had leren spreken (na de tweede vond hij het niet meer nodig) gaf hij een interview aan een Belgische krant waarin hij z’n moedeloosheid verklaarde uit de opkomende behoefte aan sier en ornament die hij zag. Letterlijk schreef hij: ‘…en er waren studenten die naar de akademie kwamen met 2CV’s waar bloemen op geschilderd waren…’ Ik voelde me toen persoonlijk aangesproken want ik had inderdaad een eendje met een behoorlijk aantal roestvlekken bedolven onder een laag verf in de vorm van een nette, geometrische en symmetrische bloem…maar, ik geloof dat de boodschap van Karel Elno iets anders klonk. Karel zag design, of vormgeving zoals dat toen heette, nooit als een doel. Hij zag zelfs cultuur nooit als een doel, maar als een middel in z’n rusteloos streven naar grotere sociale rechtvaardigheid. Goed ontworpen producten waren voor hem een manier om ze aanvaardbaar en toegankelijk te maken voor een zo groot mogelijk aantal gebruikers. Dat hij daarin orthodox was en geen ruimte zag voor frivoliteit is een bijkomstigheid die hoorde bij zijn tijd, maar hij zag ook het troosteloze van frivoliteit, het grenzeloos meer en meer willen. Toen hij ging merken dat design niet de invloed had op de industrie die hij gehoopt had, maar netjes ingepakt werd in een verkoopverhaal, en uiteindelijk het verkoopverhaal zelf werd, wist hij dat er geen plaats meer was voor hem.

Toen ik ‘eerlijke’ beoordeling schreef, schreef ik er ook bij dat het dank zij René Smeets en Emile Truyen was. Ik geloof dat ik voor de lezer niet duidelijker kon zijn zonder anderen openlijk te betichten van oneerlijkheid, maar er hing natuurlijk veel bitterheid in de lucht. Gerrit was niet het enige slachtoffer. Normaal ging de René Smeetsprijs (toen nog Philipsprijs) naar degene die afstudeerde met de hoogste punten. 1969 is daar de enige uitzondering op want toen ging de prijs naar een student van de avondschool (Arnout Meeuwissen) die een jaar eerder gezakt was in de dagschool en die een jaar later lang niet de resultaten haalde van de dagschool… Niemand weet precies wat er in de jury gezegd en besproken is. Noch Karel Elno, noch Frans Zwartjes, Cor Uittenhout of Willem Graatsma hebben op het moment zelf iets laten merken van hun afwijkend oordeel, maar ik wil best, nu, met meer inzicht van wat er gebeurde de betreffende zin veranderen:

Behalve voor Gerrit Wolfswinkel – die het niet haalde – verliep ons eindexamen goed. De beoordeling geschiedde door een jury met de directeur en de docenten die zorgvuldig werd begeleid door rijksgecommitteerde Emile Truijen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de meesten dankzij Emile Truyen en Rene Smeets, een eerlijke beoordeling kregen, maar niet allemaal. Gerrit Wolfswinkel die een jaar eerder bij de leiding van onze staking een belangrijke rol speelde, zou nog maanden op z’n diploma moeten wachten. Na een extra project en een korte maar gunstige beoordeling kreeg hij dat alsnog. Jaren later was er nog veel bitterheid in de lucht.

Ik begrijp dat Gerrit Wolfswinkel niet dezelfde goede herinneringen heeft aan mij, als ik aan hem. Zoals ik al schreef zijn m’n herinneringen aan die bewuste dag niet scherp genoeg om recht van onrecht te scheiden, maar m’n herinneringen aan hem zijn onveranderd gebleven. Gerrit had een encyclopedische kennis van Free Jazz, kon uren luisteren naar Charlie Parker en vooral Ornette Coleman, probeerde Bob Lanoye, de broer van de schrijver, die een begaafd drummer was, te overhalen om te spelen zoals Ed Blackwell en speelde zelf saxofoon… maar het was vooral iemand met rotsvaste overtuigingen en een goed hoofd. Behalve die belangrijke correctie was voor mij het meest positieve van het verhaal het feit dat hij die overtuiging kon delen door docent te worden aan de opleiding voor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.

Vanuit een bitterkoud Canada,

Met vriendelijke groeten, Koen de Winter, 4 februari 2011.