Joost Grootens

Op 29 november 2009 ontving Joost Grootens de Rotterdam Design Prijs 2009 voor de vier atlassen die hij tot dan toe ontwierp: de Grote KAN Atlas (2003), De Limes Atlas (2005), The Metropolitan World Atlas (2005) en de Vinex Atlas (2008). Drie dagen na de prijsuitreiking werd op de TU Delft een nieuwe atlas gepresenteerd: de Atlas Nieuwe Hollandse Waterlinie. Momenteel legt hij de laatste hand aan Atlas of The Conflict. Israel-Palestine, die in maart verschijnt bij Uitgeverij 010.

jg_vier-atlassenDe Nederlandse nominatiejury was onder de indruk van de redactionele en visuele kwaliteit van de atlassen. ‘De kaarten van Grootens combineren exactheid en schoonheid. Hij verrijkt het kleurenpalet van de atlas met metallic blauw, fluorescerend oranje en getint wit vernis. Zij dienen geen picturaal doel, maar de identificatie van typen en functies. Al met al houdt Grootens vast aan de typologie van de atlas, maar vernieuwt die.’

De internationale jury noemt Grootens’ atlassen van wereldklasse: ‘De vier atlassen die door studio Joost Grootens zijn ontworpen vertegenwoordigen een buitengewoon herontwerp van de typologie van de atlas. De wijze waarop hij de informatie visualiseert, geeft de atlas een nieuwe en betekenisvolle rol. (…) Zijn ontwerpen beogen duidelijk de lezer te dienen. Het ontwerpen is bij Grootens geen egotistische actie, noch de verbeelding van een particuliere visie. Het resultaat is tegelijk schitterend en functioneel. (…) Grootens’ atlassen zijn een kennisinstrument voor mensen die zich bewust zijn dat ze samenleven op  één planeet. Heldere presentatie van controleerbare informatie is cruciaal voor individuele oordeelsvorming, maar ook voor het publieke debat.’ In een slotopmerking voegt Alice Rawsthorn, ontwerpcriticus en journalist van de Herald Tribune, daaraan toe: ‘Het aspect van Grootens’ werk dat mij het meest fascineert, is de vakbekwaamheid die hem in staat stelde het historisch medium van de atlas opnieuw uit te vinden. In een tijd waarin dat wat wij van geografische informatie verwachten, is veranderd door het internet en de dynamische beeldwereld van digitale visualisatieprogramma’s, heeft Grootens het medium van de atlas een nieuwe functionaliteit en relevantie gegeven.'(1)Deze citaten zijn ontleend aan het door Thonik fraai vormgegeven juryrapport van de Rotterdam Design Prijs 2009, een uitgave van de Stichting Rotterdam Design Prijs en Museum Boijmans Van Beuningen.

Profiel van Joost Grootens als ontwerper

Grootens heeft zich de laatste tien jaar vrijwel uitsluitend beziggehouden met het ontwerpen van boeken. In vakkringen werd Grootens vermaard door zijn atlassen. Zijn opvatting van boekontwerpen sluit aan bij de definitie van Wim Crouwel: grafisch ontwerpen is het ordenen van informatie. ‘Ik ben niet geïnteresseerd in het maken van mooie pagina’s,’ zegt Grootens, ‘maar in de structuur van het boek en in de manier waarop een gebruiker door het boek navigeert. Ik ga steeds uit van de conventies van het boektype waarin ik op dat moment werk. Dat kan zijn een atlas, een fotoboek of een monografie van een ontwerper. Deze conventies kan ik overnemen, aanpassen of innoveren. Wanneer ik het inundatiestelsel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie op de kaart van Nederland projecteer, kies ik kleuren die sterk afwijken van het traditionele kleurenspectrum van de atlas. Maar dergelijke keuzes hebben niets te maken met mijn persoonlijke handschrift of stijl.'(2)Joost Grootens in een gesprek met de auteur, december 2009.

nhw_omslagGrootens vat zichzelf niet op als een autonoom ontwerper, eerder ziet hij zichzelf als een intermediair tussen de (wetenschappelijke) auteur(s), de uitgever, zijn studio en de drukker (zijn atlassen zijn voorbeeldig gedrukt door Lecturis). Bij dit alles houdt hij rekening met de intenties van de auteur, het strategische programma van de uitgever, de technische mogelijkheden van de drukker, maar vooral met de behoeften en verwachtingspatronen van de (al dan niet professionele) lezers.

Op de rol van de uitgever wil ik hier nadrukkelijk wijzen. Uitgeverij 010 – inmiddels het grootste fonds op het gebied van architectuur en stedenbouw in Nederland – staat bekend om zijn doordachte keuze van ontwerpers. Uitgever Peter de Winter informeerde mij als volgt over zijn rol. ‘Toen ik begin 2002 door de samenstellers Boelens en Sanders werd benaderd met de vraag of wij geïnteresseerd waren in een atlas over het knooppunt Arnhem-Nijmegen, waren zij al in een vergevorderd stadium met een eigen vormgever. Omdat ik in het materiaal mogelijkheden zag voor een bijzonder boek en de interesse voor typografie en cartografie kende van Joost Grootens, met wie wij op dat moment al een tiental boeken hadden gemaakt, stelde ik voor het boek met hem te maken. De uit deze samenwerking ontstane KAN Atlas heeft inmiddels geschiedenis gemaakt en heeft veel navolging gekregen. Ook bij de daaropvolgende atlassen waren wij het als uitgevers die in eerste instantie de mogelijkheden herkenden om een potentieel interessant onderwerp om te zetten in een goede vorm.'(3)Brief van 8 oktober 2009 aan de auteur.

Aan de hand van de Vinex Atlas (2008) laat zich goed illustreren hoe Grootens de keuze van zijn grafische middelen afstemt op de doelstellingen van de auteurs en het materiaal dat zij aanleveren. Deze atlas overtreft naar de mening van de nominatiejury van de Rotterdam Design Prijs de eerdere atlassen in verfijning en complexiteit. De atlas heeft het karakter van een handboek. Het boek geeft aan de hand van 55 Vinex-locaties, gebouwd tussen 1995 – 2005, een overzicht van deze mega-operatie op het gebied van de volkshuisvesting, de nieuwbouw van ruim 800.000 woningen. De beeldredactie is multiperspectivisch. Naast de typografie van de tekst, waarin de auteurs telkens een korte karakteristiek van de wijk geven, gebruikt Grootens drie representatietechnieken: fotografie, cartografie en infografie. De fotografie wordt toegepast vanuit twee perspectieven: een luchtfoto en een foto op maaiveldniveau. De cartografie wordt aangeboden op twee schaalniveaus: 1:10.000 voor de planlocatie als geheel en 1:2.000 voor de deelplannen. De infografie maakt gebruik van staaf- en cirkeldiagrammen in combinatie met cijferreeksen en pictogrammen. Aan de informatie van de auteurs voegt de grafisch ontwerper de functies identificatie en oriëntatie, representatie en systematisering toe. De overweldigende hoeveelheid informatie wordt overzichtelijk bijeengebracht in een boek van 300 pagina’s. Door de systematische ordening en nevenschikkende toepassing van het grafische en visuele register ontstaat een heldere compositie van het boek als geheel én per onderdeel. Al bladerend ondergaat de lezer ritme en regelmaat in de strofische opbouw van het hoofdbestanddeel van de atlas, ‘De Vinex-wijken in kaart’. Van vakmanschap getuigen het inventieve kleurgebruik en de scherpte van de drie-toons foto’s. Als object heeft het boek een materiële, tactiele kwaliteit en compactheid. Als informatiebron heeft het boek een panoptische kwaliteit. Wonderbaarlijk is de rust die de atlas uitstraalt, terwijl het zo veel diverse informatie bevat.

Pagina's van de Vinex Atlas, 2008.
Pagina’s van de Vinex Atlas, 2008.

De Vinex Atlas

De Vinex-operatie was van meet af aan omstreden en heeft aanleiding gegeven tot veel polemiek. De auteurs van de atlas beogen objectieve informatie te verschaffen die de lezer in staat stelt een gegrond oordeel te vormen. In de mer à boire die de informatie- en communicatierevolutie dagelijks creëert, vormt dit boek een gelede en afgebakende ruimte die inderdaad de beoogde oordeelvorming mogelijk maakt.

Joost Grootens (1971) werd opgeleid aan de Rietveldacademie, waar hij in 1995 afstudeerde als architectonisch ontwerper. Als 22-jarige student won hij de eerste prijs in de Dudok-competitie voor zijn ontwerp van een naambordje ten behoeve van blinden. De opdracht luidde: ‘Voeg een ontwerp toe aan het door Dudok ontworpen stadhuis van Hilversum’. Joost Grootens vroeg zich af wat er kan worden toegevoegd aan het stadhuis waarop Dudok tot in de kleinste onderdelen zijn stempel heeft gedrukt. Zelfs de typografische opschriften in het gebouw zijn door de architect zelf ontworpen. Als uitgangspunt hanteert Grootens dat de ruimtelijke ontwerper de taal moet spreken van de plek waarvoor hij ontwerpt. Maar hoe dit principe toe te passen in Dudoks creatie? Grootens lost dit probleem op door aan Dudok’s stijldictaat te ontsnappen, en wel op twee manieren. Hij maakt een ontwerp voor blinde bezoekers aan wie de visuele pracht ontgaat, en hij maakt een ontwerp dat zelf onzichtbaar blijft, verborgen als het is aan de achterkant van een deurklink. Hij kiest dus de enige plek waarop de bezoeker letterlijk in aanraking komt met het gebouw. Via de tactiliteit ontsnapt hij aan Dudoks dominante presentie. In plaats van het vertrouwde deurbordje kiest hij de deurklink als drager van een inscriptie in braille. Aan de binnenzijde van de deurklink staat in reliëf, op zijn kop en dus voelbaar en leesbaar voor de vingertoppen, de functie van het vertrek.

Deurklink met braille, 1994.
Deurklink met braille, 1994.

Eerste ontwerpen

Dit was het eerste ontwerp van Grootens dat mij onder ogen kwam. Ik was getroffen door de fijngevoeligheid van het ontwerp. Esthetische overwegingen lijken afwezig. Het ontwerp is ‘stijlloos’, tijdloos en anoniem. De persoon van de ontwerper laat in het ontwerp geen spoor na. Het ontwerp is letterlijk onzichtbaar, behalve wanneer de klink wordt gefotografeerd, met het reliëf naar ons toegekeerd. Het is een gebruiksvoorwerp voor een welomschreven categorie van gebruikers, geen ‘hebbeding’. Hoewel het ontwerp is opgenomen in de Droog Design collectie, kan men zich moeilijk voorstellen dat het in een etalage wordt getoond of in een winkel te koop is. Het hoort thuis in een catalogus voor de inrichting van openbare gebouwen, en natuurlijk in een publicatie gewijd aan opmerkelijke ontwerpen voor het publieke domein.

Ik sta daarom zo uitgebreid stil bij dit vroege ontwerp, omdat daarin een aantal kenmerken van het latere oeuvre van Joost Grootens al aanwezig is. Geen expressie van de ontwerper zelf wordt beoogd, maar onnadrukkelijke dienstverlening. Hoewel een ruimtelijk object, staat het in dienst van communicatie. Het bevindt zich op de snijlijn van een twee- en driedimensionaal ontwerp. Het creëert een interface tussen een lezer en een fysieke omgeving. De ontwerper vraagt geen aandacht voor zichzelf, en zelfs niet voor zijn ontwerp. De oorspronkelijkheid ervan berust op de lumineuze gedachte om een traditioneel object (de deurknop) op een verrassende wijze te combineren met een bestaande code (braille). Deze combinatie wordt vervolgens technisch perfect uitgevoerd. Uit het bekende creëert Grootens iets nieuws. In een notendop zien we hier een ontwerphouding en de toepassing van een aantal ontwerpprocédés die we tien jaar later terugzien in de atlassen waarvoor Grootens de Rotterdamse designprijs ontving.

Na zijn afstuderen legde Grootens zich aanvankelijk toe op multimedia-ontwerpen. In 1997 werd hij genomineerd voor de Rotterdam Design Prijs voor zijn CD-rom HOUSE, waarin hij verschillende manieren om een huis te representeren in beeld brengt. ‘Dit is een vroeg voorbeeld van mijn interesse in de rol van de representatie van architectuur. Aan de constructie van het object gaat de representatie vooraf. En als het huis of de wijk is gebouwd, spelen representaties ervan een grote rol in de wijze waarop ze worden geïnterpreteerd.'(4)Aan de rol van representatie van architectuur en stedenbouw wijden Ed Taverne en Cor Wagenaar interessante passages in hun inleiding op het boek 20 jaar/20 Years 010, 1983-2003. Zij wijzen op de rol die tentoonstellingen, manifestaties, boeken en tijdschriften spelen bij de toename van het ideeënverkeer en het verspreiden van architectonische en stedenbouwkundige concepties. “Degenen die de communicatiekanalen beheren, spelen een hoofdrol zowel in het publieke als vakgerichte debat over architectuur en stedenbouw.”

Het eerste door Grootens vormgegeven boek, Metaspaces (1998), ontstond in de context van een multimediaproject. Pas in 2000 komt een stroom op gang van door hem en zijn studio verzorgde boeken, hoofdzakelijk op het gebied van architectuur, stedenbouw, ontwerpen en beeldende kunst. In tien jaar komen honderd boekontwerpen tot stand, waarvan bijna de helft in opdracht van de Rotterdamse Uitgeverij 010. Geen geringe output als men bedenkt hoe tijdrovend met name de atlasprojecten zijn, het genre waarin hij zich vanaf 2003 specialiseerde. Het grafische oeuvre van Grootens, als typograaf autodidact, toont paradoxaal genoeg didactische trekken.(5)Grootens bestudeerde de architectuurontwerpen van de door hem bewonderde Reynoud Homan. Homan ontwierp in 1988 zijn eerste boek voor Uitgeverij 010 en opende het jaar daarop met de uitgave Wim Quist, architect, de reeks Monografieen van Nederlandse architecten, die een nieuwe standaard zette voor de architectuurmonografie.

Atlas Nieuwe Hollandse Waterlinie, 2009.
Atlas Nieuwe Hollandse Waterlinie, 2009.

Grootens als didacticus

Het wekt daarom geen verbazing dat Grootens behalve ontwerper ook docent is. Hij geeft sinds 2005 les aan de masteropleiding van de Design Academy in Eindhoven, die wordt geleid door Gijs Bakker. Het onderwijzen heeft hij niet van een vreemde: ‘Onderwijs vind ik interessant. Ik kom uit een onderwijzersfamilie. Driekwart van mijn familie is docent.’

Didactische kwaliteit kunnen we ook aan de boekontwerpen van Grootens niet ontzeggen. De kunst van het onderwijzen is in elk geval ook de kunst van het weglaten (bijvoorbeeld van irrelevante informatie en ongefundeerde opinies), de kunst van de variatie in de presentatie, en het helder samenvatten. De helderheid van de kaartontwerpen van Grootens berust inderdaad op de kunst van het weglaten. Want hoe te voorkomen dat de kaartlezer de weg kwijtraakt in een doolhof van gegevens? Door irrelevante data te elimineren creëert Grootens neutrale achtergronden waarop de relevante data worden geaccentueerd. Ook de kunst van de variatie vinden we in zijn atlassen terug. De Vinex Atlas geeft daarvan een mooi voorbeeld: een en dezelfde planlocatie wordt op twee wijzen, naast elkaar, gevisualiseerd: door een luchtfoto en door een kaart op een schaal van 1:10.000. En wat de kunst van het samenvatten betreft: elke atlas wordt besloten met een of meer indexen waarin de informatie die het kaartmateriaal verschaft, raadpleegbaar wordt gemaakt door de informatie op een nieuwe wijze te ordenen. Ook dat getuigt van een didactische vaardigheid: de docerende ontwerper geeft zijn lezers vanuit verschillende invalshoeken toegang tot het onderwerp.

Didactiek, de theorie en praktijk van kennisoverdracht, staat op het eerste gezicht mijlenver af van esthetiek, de theorie en praktijk van het schone. Toch lijkt Grootens didactische poëzie in het grafisch ontwerp te herintroduceren. Hij is met name gefascineerd door de grafische poëzie van de opsomming, de lijst of de reeks. De kwaliteit van een atlas berust immers niet alleen op de exactheid waarmee de geografische werkelijkheid in schaal wordt gebracht, maar ook op de schoonheid en consistentie van de wijze waarop de topografische en bodemkundige gegevens worden gecodeerd. De combinatie van accuratesse en esthetiek was al een vereiste voor de cartografie in de zeventiende eeuw. Wanneer in 1663 de Franse versie verschijnt van de Atlas Maior, schrijft Johan Blaeu in een opdracht aan de Franse minister Colbert: ‘We hebben kosten noch moeite gespaard opdat de nauwkeurigheid van de geografische kaarten, de betrouwbaarheid van de (schaal)verhoudingen en de schoonheid van het werk zo mogelijk niets te wensen overlaten.'(6)Geciteerd naar H. de la Fontaine Verwey, uit de wereld van het boek, deel III, Amsterdam 1979, p. 199. Het was Otto Neurath (1882 – 1945) die in de jaren twintig de visuele pendant van het leerdicht creëerde, de beeldstatistiek volgens de Weense methode. Deze beeldstatistiek, door hem in de jaren dertig herdoopt tot ISOTYPE (International System of Typographic Picture Education), was uitdrukkelijk gedacht als een (beeld)pedagogiek.(7)Ferdinand Mertens, ‘Otto Neuraths beeldstatistiek is beeldpedagogiek’, in: Idem, Otto Neurath en de maakbaarheid van de betere samenleving, SCP-essay, Den Haag 2007, pp. 67 – 76.

Zakboek voor de woonomgeving

In het oeuvre van elke ontwerper kan – in retrospectief – een ‘nul-ontwerp’ worden aangewezen. Een nul-ontwerp is de eerste manifestatie van de karakteristieke professionele identiteit en methodes van een ontwerper. Een nul-ontwerp vertoont daarvan voor het eerst de herkenbare contouren. Daarnaast onderscheiden we een A-ontwerp waarin die contouren tot in de perfectie worden uitgewerkt. De relatie tussen een nul-boek en een A-boek onthult zich in een reeks van ontwerpen binnen een zelfde boektype.

Zakboek voor de woonomgeving, 2001.
Zakboek voor de woonomgeving, 2001.

Als het nulboek van Grootens kan het Zakboek voor de woonomgeving (2001) worden beschouwd. Het boek verscheen ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Woningwet (1901-2001).[8. Willemijn Wilms Floet, Esther Gramsbergen, Zakboek voor de woonomgeving, Rotterdam (Uitgeverij 010), 2001. De auteurs waren medewerkers van de TU Faculteit Bouwkunde. Het boekje verscheen in opdracht van STAWON (Stichting Architecten Onderzoek Wonen en Woonomgeving), een ideële stichting waarin ruim zestig architectenbureaus onder auspiciën van de BNA onderzoek (laten) verrichten naar de relatie tussen woonarchitectuur en de kwaliteit van de woonomgeving.] In dit boek worden 24 succesvolle woningbouwprojecten gepresenteerd, beoordeeld naar de mate waarin ze zijn ingebed in hun ruimtelijke omgeving (straat, parkeergelegenheid, winkels etc.). Samen met het onderzoeksteam zoekt hij naar de juiste vormgeving van de onderzoeksresultaten. Hij kiest voor een klein formaat om één beeld per pagina te kunnen reproduceren, zodat een duidelijke beeldsequentie ontstaat. Glashelder zijn de systematiek van de plandocumentatie en de vergelijkbaarheid van de kaarten. De acht hoofdstukken waarin de getoonde projecten zijn ingedeeld, worden telkens afgerond met een dubbele pagina beeldstatistiek waarin de kengetallen worden gevisualiseerd. Hier blijkt al Grootens’ fascinatie voor de index waarmee hij waar mogelijk zijn boekontwerpen besluit. Zo voegt hij aan het onderzoek van de auteurs zijn eigen onderzoek toe. Beeldredactie en beeldstatistiek van het zakboek anticiperen op zijn Vinex Atlas (2008), die als een A-ontwerp kan worden gekwalificeerd.

Slot

In 2007 werd de Rotterdam Design Prijs toegekend aan studio Thonik voor haar ontwerpen van de huisstijl en de vormgeving van drie verkiezingscampagnes van de SP. Twee jaar later valt de eer te beurt aan de atlassen van Grootens. Hebben beide prijswinnaars iets met elkaar gemeen? In beide gevallen gaat het om projectmatige vormen van ontwerpen, niet om geïsoleerde objecten of eenmalige evenementen. Redactie, beeldredactie en de gedetailleerde uitvoering daarvan kunnen jaren beslaan. Beide typen ontwerpen kunnen niet tot stand komen zonder een voortdurend en intensief overleg met auteurs en opdrachtgevers. Beide ontwerpen zetten zich in voor de kwaliteit van het publieke domein. In het geval van Thonik door scherpte en zichtbaarheid te geven aan het programma van een politieke partij. De Vinex Atlas van Grootens fungeert als een instrument om de kwaliteit van het volkshuisvestingsbeleid te toetsen aan objectieve gegevens. De Atlas Nieuwe Hollandse Waterlinie brengt cultuurhistorisch erfgoed in beeld en fungeert als inspiratiebron en regulatief kader voor toekomstige interventies in dit gebied. Ten slotte hebben beide prijswinnaars gemeen dat ze opereren op een terrein dat op slot leek te zitten voor creatieve ontwerpers. Thonik vernieuwde de communicatiestrategie en de grafische stijl van verkiezingscampagnes. Grootens vernieuwde de functionaliteit en de representatiemiddelen van de aloude atlas.

Daarnaast zijn er verschillen. Thonik creëerde een eigentijdse grafische taal voor politieke retoriek. Grootens creëert een interface voor wetenschappelijk onderzoekers ten behoeve van gebruikers die belangstelling en belang hebben bij de uitkomsten van dat onderzoek. Beide ontwerpers lokaliseren het belang van hun werk niet binnen de ontwerpwereld, maar daarbuiten.

Hugues C. Boekraad, 2010.

Dit artikel verscheen in tijdschrift Items (2010) nummer 1. Boekraad was uitgever bij de SUN en schrijft sinds de jaren tachtig over vormgeving. Hij was lector visuele retorica aan de Academie St. Joost/Avans in Breda. Met Louise Schouwenberg was hij de auteur van het Nominatierapport Rotterdamse Design Prijs 2009. Alle atlassen van Grootens verschenen bij uitgeverij 010 in Rotterdam. De foto’s voor dit artikel zijn ter beschikking gesteld door Studio Grootens. www.grootens.nl

noten   [ + ]

1. Deze citaten zijn ontleend aan het door Thonik fraai vormgegeven juryrapport van de Rotterdam Design Prijs 2009, een uitgave van de Stichting Rotterdam Design Prijs en Museum Boijmans Van Beuningen.
2. Joost Grootens in een gesprek met de auteur, december 2009.
3. Brief van 8 oktober 2009 aan de auteur.
4. Aan de rol van representatie van architectuur en stedenbouw wijden Ed Taverne en Cor Wagenaar interessante passages in hun inleiding op het boek 20 jaar/20 Years 010, 1983-2003. Zij wijzen op de rol die tentoonstellingen, manifestaties, boeken en tijdschriften spelen bij de toename van het ideeënverkeer en het verspreiden van architectonische en stedenbouwkundige concepties. “Degenen die de communicatiekanalen beheren, spelen een hoofdrol zowel in het publieke als vakgerichte debat over architectuur en stedenbouw.”
5. Grootens bestudeerde de architectuurontwerpen van de door hem bewonderde Reynoud Homan. Homan ontwierp in 1988 zijn eerste boek voor Uitgeverij 010 en opende het jaar daarop met de uitgave Wim Quist, architect, de reeks Monografieen van Nederlandse architecten, die een nieuwe standaard zette voor de architectuurmonografie.
6. Geciteerd naar H. de la Fontaine Verwey, uit de wereld van het boek, deel III, Amsterdam 1979, p. 199.
7. Ferdinand Mertens, ‘Otto Neuraths beeldstatistiek is beeldpedagogiek’, in: Idem, Otto Neurath en de maakbaarheid van de betere samenleving, SCP-essay, Den Haag 2007, pp. 67 – 76.