Lekker fris!

Snot, stront, tandpasta, zonnebrandcrème, vaginaaldouches, scheerapparaten, zakdoekjes en klisteerspuiten; het is maar een kleine selectie uit de zaken die aan bod komen op de tentoonstelling Lekker fris in het Historisch Museum Rotterdam. ‘Lekker fris!‘, aldus conservator Mayke Groffen in het gelijknamige boek, ‘gaat over de manieren waarop mensen in de loop van de tijd hun lichaam verzorgden, en over de schoonheidsidealen, de fatsoensnormen, de ideeën over de werking van het lichaam, en de overtuigingen van wat gezond is die daarbij een rol spelen.’ De tentoonstelling en het boek bestrijken de jaren 1850 tot 1950, de periode waarin de aandacht voor hygiëne enorm toenam. Als bron gebruikte Groffen handboeken die gedurende dit tijdsbestek in Nederland verschenen.

Het lijf

Knevelbinder, 1910-1915
Knevelbinder, 1910-1915

Het lijf diende als uitgangspunt voor zowel de tentoonstelling als het boek. Er wordt een soort ‘bodyscan’ gemaakt vanaf het haar, via het gezicht, de spieren, de huid, de oksel, de hand, het kruis en de aars, om te eindigen met de benen en voeten. Deze thematische indeling maakt de tentoonstelling uitermate overzichtelijk en de bezoeker hoeft geen verhaallijn of chronologie te volgen, maar kan zich laten leiden door verbazing en nieuwsgierigheid. De alledaagsheid van de meeste getoonde objecten zorgt voor een hoog herkenbaarheidsgehalte. Zo riep mijn moeder, met wie ik de tentoonstelling bezocht: ‘Hé, die aftershave had mijn vader ook altijd.’ En: ‘Ja, toen ik voor het eerst ongesteld werd…’

Ondanks hun alledaagsheid, is een aantal van die voorwerpen ons echter zo vreemd geworden dat we ze niet meer kennen. Zo moest de zogenaamde ‘snorrenkop’ ervoor zorgen dat de snor van een heer bij het theedrinken niet nat werd. En was een knevelbinder geen martelwerktuig, maar een band die voor het gezicht gebonden kon worden om de snor in een bepaalde vorm te krijgen. Nog een curieus voorwerp was de sousbras, in voorbije tijden gedragen door dames om hun toilet te beschermen tegen zweetplekken. Het ging om okselstukken die in de kleding werden aangebracht om transpiratievocht op te vangen.

Tentoonstelling Lekker fris, inrichting Danielle van der Waard
Tentoonstelling Lekker fris, ontwerp inrichting Danielle van der Waard

De tentoonstelling, ingericht door Daniëlle van der Waard, ademt een goed verzorgde, intieme sfeer uit die versterkt wordt door de donkere zolderruimte van het museum. In de wandvitrines komen de publieke en meer openbare aspecten van hygiëne, schoonheid en fatsoen aan bod, zoals het riool, lichaamsbeweging en gebitsverzorging. Zo zijn daar antieke instrumenten van een tandarts te zien en vroege fitnessapparaten van rond 1900. In het midden van de ruimte komen de meer intieme onderwerpen aan de orde. In stellages met vitrines die doen denken aan toilettafels liggen zakdoeken en oorlepels, kwispedoren en sputumglazen, maandverband, sokophouders en een luizenkam.

Driehonderd pagina’s hygiëne, schoonheid en fatsoen

Het boek dat bij de tentoonstelling verscheen, heeft met zo’n driehonderd pagina’s een indrukwekkende omvang. Het leest prettig en bevat veel informatie, anekdotes en beeldmateriaal maar het mist een algemene en contextuele analyse. De thematische aanpak die in de tentoonstelling goed werkt, zorgt in het boek voor een gebrek aan diepgang en lijn. Daar wreekt zich de brede insteek. Niet alleen hygiëne, maar ook schoonheidsidealen worden behandeld en daarbovenop nog eens fatsoensnormen. Concepten als hygiëne, schoonheid en fatsoen lopen allemaal door elkaar heen: het beschaven en opvoeden van het volk, het propageren van gedrag dat de gezondheid bevordert en ziekten vermindert, en de veranderingen in de normen van wat door de jaren heen betamelijk, vies of onbeschaafd werd geacht. En in het verlengde daarvan liggen ook de ideeën over wat esthetisch verantwoord is.

frisboek1Groffen beperkt zich bovendien niet altijd tot de periode 1850-1950. Zij haalt bijvoorbeeld ook make-upgewoontes uit de zeventiende eeuw aan en bespreekt de Nederlandse spuugtradities sinds de zestiende eeuw. Dit levert een geweldige waaier aan informatie op en is een interessante spiegel van menselijk gedrag en sociale geschiedenis. Maar het wordt ook allemaal op een hoop gegooid waardoor het boek vol weetjes en opsommingen zit die nogal willekeurig overkomen. De auteur gaat bijvoorbeeld wel heel uitgebreid in op het ontstaan van het rioolsysteem, maar schenkt vrijwel geen aandacht aan het wassen van kleding. De opkomst en het ontstaan van het concept hygiëne komt slechts in flarden aan de orde.

Bovendien gebruikt Groffen de handboeken over gezondheid, schoonheid en fatsoen als leidraad, maar is daarin niet consequent en laat ook na deze boeken te karakteriseren. Wat was het belang ervan? Door wie werden ze gelezen? En hoeveel invloed hadden deze boeken eigenlijk?

Semi-wetenschappelijk onderbouwde angst

Het is jammer dat Groffen in het boek niet meer aandacht besteedt aan de reclames over hygiëne, schoonheid en fatsoen, aangezien reclame van grote invloed is geweest op de verspreiding van de ideeën over hygiëne. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het boek Objects of Desire van Adrian Forty uit 1986. Forty onderzocht dergelijke advertenties en concludeerde dat deze vooral inspeelden op de angstgevoelens van het publiek. De advertenties: ‘… warned of the consequences of neglecting health and cleanliness which ranged from emotional rejection by loved ones to social ostracism, illness, death and national downfall.'(1)A. Forty, Objects of Desire. Design and Society since 1750, Londen 1986, p. 170. Het schoon zijn van omgeving en lichaam was een doel waar geen enkel weldenkend mens iets op tegen kon hebben, maar ondertussen ging het om de vercommercialisering van de zuiverheid. Volgens Forty begon de hygiënebeweging in de negentiende eeuw, maar deze aanpak is nog steeds actueel. Neem bijvoorbeeld het hedendaagse frivole maandverband: alle kleuren van de regenboog, hippe verpakkinkjes en zelfs geurtjes worden ingezet om het onaangename en ‘vieze’ imago van de ongesteldheid tegen te gaan. Een voorbeeld dat Groffen links laat liggen, terwijl zij wel ingaat op maandverband- en tampongebruik tot op de dag van vandaag.

Affiche tegen het besemttingsgevaar van TBC, 1922, Jacob Jansma
Affiche tegen het besmettingsgevaar van TBC, 1922, Jacob Jansma

Groffen schampt helaas alleen maar langs de vercommercialisering van de reinheid. Zij behandelt wel de advertenties over ‘body odour’ van het zeepmerk Odorex vanaf de jaren veertig en die voor de gezichtscrème Castella en noemt het aspect van het inspelen op de angst- en schaamtegevoelens van de bevolking, maar analyseert dit verder niet. Bovendien trekt zij deze lijn niet consequent door. Zij stipt wel de semi-wetenschappelijke pretenties aan van advertenties. Zo schermde Castella in haar advertenties met vitamine F, een vitamine die helemaal niet bestaat. Deze vitamine werd echter zo vaak aangehaald, dat hij zelfs in 1953 nog in een handboek terugkwam. Helaas verbindt Groffen geen conclusies aan deze constateringen en gaat zij er niet dieper op in.

Feest van herkenning

De tentoonstelling en het boek Lekker fris! passen in een trend van sociaal-culturele tentoonstellingen die in de jaren zeventig van de twintigste eeuw opkwam om het museum voor een breder publiek toegankelijk te maken. Het tonen van de eigen omgeving werd gezien als drempelverlagend. Sindsdien zijn vooral in historische musea sociaal-culturele tentoonstellingen als deze niet meer weg te denken.

De kracht van de tentoonstelling zit dus niet in het vreemde en het verhevene, maar juist in de herkenbaarheid van het onderwerp. Dat is grondig en uitgebreid aangepakt in een levendige presentatie. Maar waar het anekdotische karakter de kracht van de tentoonstelling vormt, is dat in het boek juist een zwakte.

Kiko Luijten

Tentoonstelling Lekker fris! 100 jaar gezondheid, schoonheid en fatsoen, tot 25 oktober 2009 te zien in het Historisch Museum Rotterdam.

M. Groffen, Lekker fris! Honderd jaar gezondheid, schoonheid en fatsoen, Amsterdam (SUN) 2009, ISBN 9789085066071.

noten   [ + ]

1. A. Forty, Objects of Desire. Design and Society since 1750, Londen 1986, p. 170.