Hergebruik en context van letters: Seminar over typografie en tentoonstelling over Frere-Jones bij de Gerrit Noordzijprijs 2009

Op 6 maart 2009 werd de Gerrit Noordzijprijs uitgereikt aan grafisch ontwerper Wim Crouwel. Deze prijs, die door de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag (KABK) ingesteld is, dankt zijn naam aan letterontwerper en docent Gerrit Noordzij die daar jarenlang tal van letterontwerpers heeft opgeleid. De prijs weerspiegelt de belangrijke rol die Noordzij heeft gespeeld: het is een eerbetoon aan een ontwerper die door zijn letterontwerpen, publicaties en lessen een grote bijdrage levert aan het vak. Na Noordzij ontvingen Fred Smeijers, Erik Spiekermann en Tobias Frere-Jones de prijs.

tent-fj-22Ter gelegenheid van de prijsuitreiking aan Crouwel werd een tentoonstelling over het werk van Frere-Jones en een seminar over typografie georganiseerd. Sinds enkele jaren is het namelijk de gewoonte dat de vorige winnaar de activiteiten rondom de uitreiking mede bepaalt. Niet alleen ontwerpt hij een prijs voor de nieuwe winnaar, ook de tentoonstelling en het seminar staan geheel in het teken van zijn werk.

Lettertypes uit het verleden

Het seminar startte met de lezing van de Engelse Paul Barnes. Barnes werkt als grafisch ontwerper, letterontwerper en consultant voor onder meer bands en zangers, en voor tijdschriften en kranten als Wallpaper, Newsweek en The Guardian. Hij ging in op zijn liefde voor lettertypes uit het verleden. Aan de hand van ontwerpen van Roger Excoffon, zoals de Olive Nord, en lettertypes van Engelse gieterijen lichtte hij toe hoe oude lettertypes hem inspireren bij het ontwerpen van nieuwe. Een voorbeeld van zo’n letter gebaseerd op oude vormen is zijn Brunel. Barnes ontwierp dit lettertype aan de hand van verschillende achttiende- en negentiende-eeuwse letters. Doordat hij verscheidene corpsen en dikten ontwikkelde werd de Brunel geschikt voor uiteenlopende hedendaagse toepassingen zonder daarbij zijn kenmerkende karakter te verliezen.

Het verhaal van de volgende spreker, Rich Roat van het Amerikaanse ontwerpbureau House Industries, leek op het eerste gezicht geheel tegengesteld aan dat van Barnes. Terwijl Barnes op een serieuze en rustige manier sprak, trakteerde Rich Roat zijn toehoorders op een snelle, grappige, visuele voorstelling over het werk van zijn studio: ‘We were just a couple of guys who wanted to make nice stuff.’ Toch werd al snel duidelijk dat ook Roat en zijn collega’s gegrepen zijn door historische letterontwerpen. House Industries kijkt echter naar een heel ander verleden: de studio houdt zich vooral bezig met low-culture en displayletters uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Zo baseerden ze verschillende letterfamilies op het werk van cartoonist Ed ‘Big Daddy’ Roth, die bekend werd met zijn creatie Rat Fink, een monstrueuze, racende rat. Een andere serie lettertypes werd geïnspireerd op het werk van Edward Benguiat. Deze letterontwerper ontwierp bij Photo-lettering Inc honderden displayletters en was onder meer verantwoordelijk voor de letters Superfly op het affiche voor de gelijknamige film. Roat liet met zijn presentatie zien dat de ontwerpers van House Industries, net als hun inspiratiebronnen, lettertypes weten voort te brengen die aansluiten op uiteenlopende subculturen en kunststromingen.

Bolletjes voor het juiste gevoel

Ook Frere-Jones is zich bewust van lettertradities en van de sfeer die letters kunnen oproepen. Op het seminar ging hij in op het letterontwerp voor het tijdschrift Martha Stewart Living, een lifestyleblad van de Amerikaanse zakenvrouw Martha Stewart. Aan zijn letter voor dit tijdschrift, de Archer, ging een uitgebreid onderzoek vooraf om te bepalen welke letter met blokschreven het juiste gevoel, de juiste Martha Stewart-sfeer, kon oproepen. Uiteindelijk vond hij die sfeer in een oude typemachineletter waarbij de vlaggen gevormd worden door bolletjes, zogenaamde ‘ball terminals’. Dankzij deze bolletjes werd het de vriendelijke en toegankelijke letter die Frere-Jones had gezocht.

Muzikale verwarring

De ontwerper Piet Schreuders, ten slotte, bracht het publiek in verwarring door een lezing te geven die niet over typografie of letterontwerpen ging. Hij deed verslag van zijn speurtocht naar de muziek in de films van Laurel & Hardy. Het was hem ooit opgevallen dat in die films telkens dezelfde muziek terugkeerde. Omdat het hierbij slechts fragmenten betrof, was het niet bekend hoe de gehele stukken geklonken moesten hebben. Om daar achter te komen deed Schreuders een zeer bewerkelijk en gedetailleerd onderzoek dat hem in contact bracht met uiteenlopende personen over heel de wereld. Uiteindelijk resulteerde het in een volledige reconstructie en reproductie van de originele muziek. Ter afsluiting van het seminar deelde Schreuders dit resultaat op feestelijke wijze: zijn muzikale partners The Beau Hunks brachten enkele nummers ten gehore.

Alle sprekers vertelden op het seminar dus iets over het belang van historisch onderzoek voor hun ontwerpen. Ze lichtten allemaal toe hoe ze als archeologen het verleden indoken ten behoeve van nieuwe toepassingen. Of het de bedoeling was dat dit thema de rode draad van het seminar vormde, was echter niet duidelijk. Het was daarom jammer dat de organisatie naliet toelichting te geven op de keuze van de sprekers. Nu bleef de relatie tussen de verschillende lezingen in de lucht hangen. Met een uitgebreidere inleiding op het seminar of een samenvattende afsluiting had de rol die het verleden en historisch onderzoek spelen bij hedendaagse ontwerpers in een breder kader geplaatst kunnen worden.

Een vliegende start

De tentoonstelling over het werk van Tobias Frere-Jones was te zien in twee relatief kleine maar hoge en zeer lichte ruimtes. Hij stelde de tentoonstelling zelf samen en toonde hierin veel van zijn lettertypes, evenals zijn zogenaamde ‘kroegschetsen’ en foto’s van letters die hij aantrof in New York en hem inspireerden tot nieuwe letterontwerpen. De eyecatchers van de tentoonstelling waren de letterontwerpen, afgedrukt op meterslange doeken die van de hoge plafonds naar beneden hingen.

tent-fj-12Bij elk lettertype stond een uitgebreide uitleg, die helaas zo grondig en lang was dat hij afleidde van de overweldigende indruk van de grote letters. Bovendien kon elk lettertype met uitleg in de catalogus teruggevonden worden. Iets minder informatie was beter te behappen geweest.

Frere-Jones’ carrière kende een vliegende start toen zijn eerste letterontwerp al een jaar voor zijn afstuderen aan de Rhode Island School of Design, in 1991 werd gepubliceerd. Hij ontwierp deze letter, de Dolores, voor de band van zijn broer. Toen hij zijn ontwerp bij een bezoek aan het Berlijnse ontwerpbureau MetaDesign aan Erik Spiekermann liet zien, kreeg hij direct een contract aangeboden. Na zijn afstuderen kon hij onmiddellijk aan de slag bij het Font Bureau in Boston. In 1997 vertrok hij naar New York, waar hij ging samenwerken met Jonathan Hoefler, bij diens Hoefler Type Foundry, dat zij enige tijd later omdoopten tot Hoefler & Frere-Jones Type Foundry. Frere-Jones ontwierp onder andere letters voor de krant The Wall Street Journal en voor het Cooper Hewitt National Design Museum in New York. Verder is hij bekend door de letter voor de campagne van de nieuwe Amerikaanse president Barack Obama. Buiten zijn ontwerpwerkzaamheden geeft Frere-Jones al jaren les aan de Yale School of Art.

Grunge en cosmetica

De mooie en handzame catalogus van uitgeverij De Buitenkant bevat veel informatie over Frere-Jones en zijn carrière. Naast de letterontwerpen met uitleg werden een interview met hem afgedrukt en twee artikelen van zijn hand. Vooral de artikelen geven een goed beeld van wat hem bezighoudt en hoe hij te werk gaat. In het eerste artikel dat in het tijdschrift Zed (1994) verscheen, stelt Frere-Jones de vraag waarom de Grungeletter toen zo populair was. Met dit soort letters verschoof het accent van leesbaarheid en duidelijkheid naar ‘tension and noise’. Doordat computers en software in die tijd ruim verbreid raakten, kon iedereen toen volgens hem duidelijke typografie produceren. De logische reactie van ontwerpers daarop was: ‘Why be clear and legible when anybody can do that now?’ Zo werd De Grungeletter voor de letterontwerper een manier om zich te onderscheiden als niet-modernistisch en individualistisch. Maar de hoofdmoot van het artikel wordt gevormd door Frere-Jones’ verklaring van deze trend in de context van de geschiedenis. Vooral de ontwikkeling van de techniek was volgens hem van invloed op het ontstaan van nieuwe lettertypes, waarbij de grenzen van de nieuwe technieken telkens weer werden opgezocht.

In het tweede artikel, uit het boek Sex Appeal. The Art of Allure in Graphic and Advertising Design (2000), vraagt Frere-Jones zich af: ‘Is a typeface used because it has some intrinsic “feel”, or does that “feel” come from where it’s been seen before?’ Dit kip-en-eiprobleem deed zich aan hem voor toen hij opdracht kreeg een nieuwe letter te ontwerpen voor een cosmeticalijn, die volgens de opdrachtgever ‘vrouwelijk’ moest zijn. Om er achter te komen wat ‘vrouwelijk’ inhield, zo schrijft hij: ‘I had to play anthropologist, observing with prescribed distance the language directed at the opposite sex.’ Hij bezocht allerlei winkels en bestudeerde alle potjes, flesjes en pakjes waarna hij tot de ontdekking kwam dat de letters die hij aantrof, overeenkwamen met de cosmeticaletter die hij in zijn hoofd had.

Een bevlogen typograaf

Beide artikelen laten zien dat Frere-Jones nadenkt over zijn vak en dit ook weet over te brengen. Daar blijven de door anderen geschreven teksten in de catalogus helaas jammerlijk bij achter. Natuurlijk ligt het voor de hand om een lofrede af te steken op de gelauwerde ontwerper, maar de meeste teksten komen niet verder dan: ik heb met hem gewerkt en wat is het toch een begaafde en bevlogen typograaf. Chris Vermaas spant hierbij de kroon met de tekst van zijn speech die hij uitsprak bij de opening van de tentoonstelling en een dag later nog eens toen hij Frere-Jones introduceerde op het seminar. Hij loofde Frere-Jones’ talent en geestdrift, maar liet daarnaast vooral zijn eigen bevlogen bijdrage aan diens carrière niet onderbelicht.

De hoeveelheid oppervlakkige loftuitingen aan het adres van Frere-Jones wekken de indruk dat zijn werk ophemeling nodig heeft. En dat is geenszins het geval. Desondanks geeft de catalogus een mooi beeld van het werk, de overwegingen, inspiratie en werkwijze van de vorige Gerrit Noordzijprijswinnaar. In combinatie met het seminar en de tentoonstelling gaf het geheel stof tot nadenken. Wij zijn nu al nieuwsgierig naar wat Wim Crouwel over twee jaar gaat doen!

Britt Grootes en Kiko Luijten

Tobias Frere-Jones Gerrit Noordzij Prize Exhibition, Amsterdam 2009, Uitgeverij De Buitenkant, 92 pp. ISBN 978-9076452-58-6, €10,-

http://vimeo.com/4982894