In de jaren tachtig raakten ontwerpers Jeanne de Bont en Henk Lamers betrokken bij projecten van Océ, een bedrijf dat ging omschakelen naar digitale processen. Wat deze nieuwe ontwikkelingen inhielden, belichten ze in een tweetal artikelen (1)Het eerste artikel verscheen in maart 2023: Typografie voor Océ Research & Development, een stukje geschiedenis: digitale fonts – Designgeschiedenis (designhistory.nl) over fonts voor laserprinters respectievelijk een graphic user interface. Daarmee schrijven ze een stukje digitale geschiedenis van een technologisch omslagpunt.
Océ Industrial Design Team
Er was nogal wat veranderd binnen Océ Industrial Design sinds Jeanne in 1984 werd geïntroduceerd door Louis Lücker met de woorden: ‘Hier is ze! Jullie moeten nu zelf maar uitmaken wie haar mag hebben.’ Dat zou je vandaag echt niet meer kunnen zeggen!
Louis Lücker was vanaf 1963 de enige industrieel ontwerper bij Océ. In 1978 werd Johnny Lippinkhof aangenomen en Hans Robertus volgde in 1979. Door de groei en de ambities van Océ en de ontwikkelingen binnen het vakgebied industrial design, kwam de gebruiker nadrukkelijker centraal te staan. Hierdoor ontstond er behoefte en ruimte voor uitbreiding van de afdeling. Daarbij ging het om meer mensen, maar vooral ook om meer verschillende disciplines. Naast de industrial designers werden researchers, grafische vormgevers, typografen en user- interface designers aangenomen. De afdeling werd na verloop van tijd uitgerust met een modelmakerij waar de ontwerpen een op een werden gebouwd.
Zo’n een op een model was voor de industrial designers essentieel om in detail te kunnen beoordelen of het ontwerp aan alle verwachtingen voldeed. Naast de ‘look and feel’ speelde daarbij ergonomie en gebruikerstesten een belangrijke rol. Vlak bij deze modelmakerij hadden de typografen in 1987 een eigen kleine werkruimte verworven. De groep bestond toen uit acht typografen in vaste dienst en enkele stagiaires.
We werkten allen aan het ontwikkelen van digitale fonts voor de OS-88, de nieuwe high-end laserprinter. Deze printer kreeg later een commerciële naam en werd omgedoopt tot Océ 6750. De printer was in staat om zwart-wit documenten te printen met een afdrukkwaliteit die dicht bij het niveau van traditioneel zwart-wit offset drukwerk kwam. Omdat het een high-end / high volume printer was, werd het apparaat alleen verkocht aan grote bedrijven. Daar gebruikte men de printer om het proces van informatiemanagement te verbeteren. Brieven, documenten, folders en brochures konden op een redelijk eenvoudige manier binnenshuis worden geproduceerd. Dat was heel innovatief in die tijd en een enorme voortuitgang.
Al die grote bedrijven hadden echter een eigen huisstijl die ze moesten gebruiken bij het printen van hun office-drukwerk. Toen is Océ gaan denken over een eigen document-opmaaksysteem waarmee men met gebruik van een eigen huisstijl de printer zou kunnen aansturen. Dat was nog niet zo eenvoudig, want deze programma’s bestonden er nog nauwelijks. Zo’n systeem is niets anders dan een softwarepakket dat op een computer draait en dat hadden ze bij Océ nog nooit eerder gemaakt. Een professioneel document-opmaaksysteem heeft een GUI top-layer. GUI staat voor Graphical User Interface. Een GUI bestaat uit grafische widgets zoals icons, vensters, pop-up en pull-down-menu’s en ‘forced dialogue’s.’ Het is te vergelijken met een analoog bureaublad met objecten zoals folders, documenten en handelingen zoals: selecteren, knippen, kopiëren, plakken, verslepen en verwijderen. Binnen Océ Research & Development begon men gestaag aan de ontwikkeling van zo’n systeem en de koppeling met de Océ 6750.
Destijds waren er enkele vergelijkbare systemen op de markt gebracht door Xerox, Apple, Microsoft en IBM. Océ-apparaten zijn oerdegelijk en hebben een lange ontwikkeltijd. Vandaar dat men onderzocht of er mogelijkheden waren op OEM gebied (Original Equipement Manufacturers). Een aantal bedrijven boden GUI softwarepakketten aan die redelijk platformonafhankelijk waren zoals Open Look (UNIX, Sun Microsystems), Motif (UNIX), FrameMaker (Sun OS, Apple), Interleaf (Sun, Apollo, DEC, HP, IBM en SGI), Sunview (SunOS) en PageMaker (Apple, IBM, HP). De computerindustrie zag plots ook de noodzaak in van een GUI die ingezet kon worden ter promotie van hun eigen look and feel. Uit die tijd stammen afkortingen als WYSIWYG (What You See Is What You Get) en natuurlijk DTP (DeskTop Publishing). Er kwam een hele reeks van uitvindingen voorbij op gebied van interface design die vaak eindigden in een software patent. Denk bijvoorbeeld aan de manier om letters en beeldmateriaal te kunnen layouten op een beeldscherm. Door die patenten werden ontwerpers plots ook uitvinders.
OS-91
De ontwikkeling van de Océ GUI begon voor ons typografen op een verassend onverwachte manier. We kregen het verzoek om een schermfont te maken voor de OS-91. Dat was destijds de projectnaam. Wij wisten toen nog niet wat de OS-91 was. De specificaties voor het font werden aangeleverd door leden van het project. Het belangrijkste was dat het font vooral goed leesbaar was. En op de tweede plaats moest het font de scherm-resolutie zo optimaal mogelijk benutten. Het moest dus een zeer functioneel en zuinig letterontwerp worden dat gebruikt kon worden als schermfont. Nu is de ‘creatieve speelruimte’ bij een functioneel goed leesbaar en zuinig schermfont beperkt. Want je hebt maar weinig pixels ter beschikking. Na uitvoerige testen kwamen we uit bij een fontformaat van veertien pixels hoog. Voor de letterbreedte namen we het aantal pixels dat minimaal per letter, of teken, noodzakelijk was. Henk Lamers maakte een eerste ontwerp voor het font en Martin Majoor en Jeanne de Bont kwamen met kritische opmerkingen die verwerkt werden in de definitieve versie.
Bitmap-prints van de fonts zoals die speciaal voor het Océ 6000 systeem zijn ontworpen. De versies light, bold en twee font correcties.
Natuurlijk wilden we toen ook weten wat het OS-91 project ermee ging doen. Wat we te zien kregen was de GUI van FrameMaker met daarin het schermfont dat wij hadden ontworpen. FrameMaker was een bestaande document-processor die gemaakt was voor het ontwerpen van ‘complexe documenten’. Oorspronkelijk was het pakket ontworpen door de Frame Technology Corporation. Het zag er nogal ‘Amerikaans’ uit. En dat is niet iets dat je in een Océ GUI terug zou willen zien. Dat was het moment waarop we vonden dat we met de OS-91 projectleider, Martin Waaijer, moesten gaan praten. Wat hem duidelijk gemaakt moest worden, was dat de verandering van het lettertype in FrameMaker niet een ander product oplevert. Als deze GUI een Océ GUI moest worden dan moest het ook de Océ identiteit uitstralen. En dat had als consequentie dat er een totaal nieuwe Océ GUI ontworpen moest worden.
Martin Waaijer had een gesprek met Louis Lücker en Jeanne de Bont waarna wij typografen verantwoordelijk werden voor het ontwerp van de GUI, de grafische en typografische functionaliteit van het systeem. Nu konden we ook onze (typo)grafische- en layout-technische kennis toepassen.
Op dat moment waren we ons niet bewust van het feit dat er in Nederland nog geen GUI-ontwerpers waren. Er waren ook nog geen opleidingen voor dit nieuwe vak. Vandaar dat er niets anders op zat dan het zelf te leren en te doen. Dat pionieren was voor ons een uitdaging en dat element hebben we in ons werk gehouden tot op de dag van vandaag.
Om een GUI te kunnen ontwerpen moest de functiebeschrijving van de typografisch ontwerper veranderd worden. Die nieuwe beschrijving luidde als volgt: ‘Het doel van de functie is het zodanig specificeren en realiseren van de user-interface voor typografische functionaliteit en kwaliteit, dat de eisen ten aanzien van functionaliteit, gebruikersvriendelijkheid en corporate identity gerealiseerd worden.’ Een hele mond vol maar het kwam erop neer dat je in alle gevallen zorgt dat de Océ GUI-huisstijl op ieder medium consequent doorgevoerd wordt. En dat had nogal wat gevolgen want er was nog geen Océ GUI huisstijl. Er bestonden alleen ontwerpen voor kleine lage resolutie displays op de kopieerapparaten en printers.
Ontwerpen tussen onderzoekers, ontwikkelaars en technici
Alle technici die voor het OS-91 project werkten zaten in een ander gebouw. Op de Océ Research & Development campus werkten toen zo’n duizend mensen, grotendeels mannen met een wetenschappelijke en technische achtergrond. Als ontwerper kwam je niet vaak in die projectruimtes, behalve als je moest overleggen, iets checken of een vergadering moest bijwonen. Om een GUI te ontwerpen had het de voorkeur, gezien vanuit het project, om direct samen te werken met de andere projectleden. Dus verhuisden Henk en Jeanne naar de OS-91 projectruimte, een moeilijke stap omdat je alleen technici als klankbord hebt. Het was een compleet andere wereld waar men niet of nauwelijks gevoelig was voor vormgeving. Laat staan voor het functioneel gebruik van teksten of beelden op een beeldscherm.
Daar zaten we dan, omringd door onderzoekers, ontwikkelaars en technici. Dat was wel even iets anders dan de luxe afdeling Industrial Design met Louis Lücker waar je je achter kon verschuilen om iets voor elkaar te krijgen. Als je op maandagochtend binnenkwam zaten er al mensen naar hun terminals – losse monitors die verbonden waren aan een netwerkcomputer – te staren. En als we vroegen wat ze daar toch zaten te doen, zo vroeg in de morgen, dan was het antwoord dat ze eerder naar hun werk kwamen om nieuws en informatie op het internet te lezen. Dat internet bestond toen alleen uit tekstpagina’s. We hadden geen idee wat internet was, maar de heren waren daar razend enthousiast over. Wij zagen alleen een beeldscherm met een hele berg saaie tekstpagina’s.
Verder was het in de projectruimtes heel erg chaotisch. De communicatie van en tussen de projectleden liep ook heel anders dan we gewend waren binnen Océ Industrial Design. Soms waren we op zoek naar iemand en die bleek dan weken met vakantie te zijn zonder dat even te hebben gemeld. We hebben wel eens zitten ontwerpen terwijl boven ons het systeemplafond werd aangepast. Op een gegeven moment moesten er kabelgoten doorgezaagd worden en viel het brandende aluminium slijpafval op onze terminals. Maar iedereen werkte gewoon door.
De Océ onderzoekers schreven erg veel rapporten die ze simpelweg uitgeprint boven op hun bureaus bewaarden. Een collega, Paul Verhelst, maakte het wel erg bont door rapporten op te stapelen tot ruim een meter hoog. Wij vonden zijn bureau een enorme puinhoop. Hij werkte als het ware tussen vier muren van ongeorganiseerde uitgeprinte rapporten. Dus wij vroegen aan hem… maar Paul… hoe kun je hier iets terugvinden? Geen probleem zei hij ik weet precies waar alles ligt. Ok, zegt Jeanne: Geef me dan eens het rapport van de User Interface Overleggroep, Minutes of the 30th meeting. Wil je het rapport nummer misschien weten? Nee hoor zegt Paul… terwijl hij het gevraagde rapport uit een voor ons willekeurige, stapel papier pakte. Het was dus niet zo chaotisch als wij dachten. Hij had alles keurig in zijn geheugen gerangschikt.
Het vraagt de nodige flexibiliteit van een ontwerper om een discussie aan te gaan met een wetenschapper of technicus over de ontwerpen die we maakten. Vandaar dat we begonnen met een analyse van FrameMaker, het softwarepakket dat toen op een SUN 3/50 draaide. We bestudeerden alle details van de GUI. Vervolgens zochten we naar overeenkomsten en mogelijkheden die een Océ GUI mogelijk zouden kunnen maken. Wat zijn de elementen die een identiteit kunnen ondersteunen? Zijn dat alleen het zwart, wit en de grijswaarden? Is het lettertype essentieel? We kwamen erachter dat het veel meer was dan dat. Bijvoorbeeld de toon van de interface-taal die je gebruikt; hoe spreek je gebruikers aan? Bovendien heeft elke taal dan zijn eigenaardigheden. Andere punten waren dingen als de icons in de menu’s. Of de patronen in de achtergrond. Of de manier waarop de vormgeving van de verschillende windows is toegepast, en hoe die zich gedragen. Plots ontstond er een totaal nieuwe digitale dimensie die aan de Océ huisstijl toegevoegd moest worden.
We verdiepten ons overigens niet zozeer in de gebruikers omdat we slechts vaag wisten wie de gebruikers van het systeem zouden zijn. Wat we wel wisten was wat je nodig hebt om bepaalde documenten te kunnen ontwerpen. We zorgden ervoor dat er zoveel mogelijk kennis die wij hadden in het systeem terecht kwam. Dat gaf natuurlijk problemen met de projectleden en voer voor discussie, want de elementen die we aandroegen waren in hun ogen soms puur cosmetisch. Dan moet je alles wat je geleerd hebt als grafisch ontwerper kunnen overbrengen aan de rest van de projectleden. Dat lukte heel langzaam. Je moet vertrouwen opbouwen binnen het project. Maar op een bepaald moment zaten we naast Cris Hinssen, een van de software-ingenieurs. Hij implementeerde ter plekke gewoon de dingen die we voorstelden en hij leerde ons ook compileren zodat hij niet elk moment hoefde te komen opdraven als we weer enkele pixels hadden verplaatst in een ontwerp. Vorm is een ding maar wat wij wilden was vooral ook inhoudelijk een bijdrage leveren.
Schetsen voor de mogelijke desktop en property sheets.
Functionaliteit van de Océ GUI
Henk werd op een gegeven moment gevraagd om in de Technische Commissie (TC) van de OS-91 plaats te nemen. De TC kwam eens in de veertien dagen bij elkaar om alle voortgang en alle (bug)rapporten die het project produceerde te bespreken. Henk werd als TC-lid verantwoordelijk voor het ontwerp van de Océ GUI. Dat bracht wel een lawine aan theoretische ballast met zich mee, aangezien hij alle rapporten moest doornemen van de collega’s van het OS-91 project. Er werd hem verteld dat hij niet alles hoefde te begrijpen, maar hij moest wel kennis delen als het ging over ons vakgebied. En omdat je niet weet of de inhoud van een rapport je vakgebied raakt moest hij wél alles lezen en proberen te begrijpen. Dat kostte enorm veel tijd en energie. Nu was het gelukkig niet altijd even serieus binnen het project. Op een bepaald moment kregen we een versie van de GUI te zien waarvan we nauwelijks de tekst konden lezen. Niet omdat de fonts onleesbaar waren maar omdat het wartaal voor ons was. Het bleek een grap van de heren technici die alle teksten van de interface in het Maasbree’s dialect gezet!
Met de functionaliteit van de GUI moest je dus in staat zijn om alle mogelijke huisstijlen van de verschillende klanten te kunnen nabouwen. Om die functionaliteit in kaart te brengen maakten we een flowchart waarin alle elementen werden afgebeeld. Alle lagen van de gehele navigatie binnen de software waren er duidelijk in terug te vinden. Maar ook alle visuele elementen en daaronder vielen ook zaken als het gebruik van een grid. We legden uit aan de projectleden hoe je een layout van een document maakt en welke tools je daarvoor nodig hebt. Je moet daarvoor het hele vakgebied grafisch ontwerpen uiteen rafelen en opschrijven op een manier dat de technici het konden begrijpen.
Wat zijn de eerste stappen die je neemt als ontwerper om een document te ontwerpen? We wilden onze kennis hierover beschikbaar maken voor de gebruiker door hem eenvoudige technische mogelijkheden aan te reiken. Half december 1988 hadden we een discussiedocument klaar waarin uitgebreid behandeld werd wat het formaat en de inhoud van de Océ GUI moest zijn. Ook was de Océ GUI helemaal gespecificeerd in pixels. In 1989 kreeg het project een commerciële naam: de ‘Océ 6000’.
Onderdelen van de GUI (Graphic User Interface) zoals deze door ons is ontworpen in 1988. Inlogscherm, full screen overview en een close-up van het beeldscherm.
Het werken in een researchomgeving kost veel energie maar geeft ook veel onverwachte mogelijkheden. Op 22 november 1989 stuurde Henk een A4tje aan de manager van Industrial Design Andries van der Meulen met daarop een motivatie voor de aanschaf van een SUN/SPARC computer. Want om de schermfonts en de layout te kunnen testen hadden we een testomgeving nodig die gelijk was aan het uiteindelijke Océ 6000 systeem. Tot dan had hij gebruik kunnen maken van een SUN 3.50 maar die was geleend van een van de Software Engeneering afdelingen. De definitieve software zou op een SUN/SPARC ontwikkeld worden. Dus ik bestelde een SUN/SPARC Station met een zeventien inch monitor, twee keer honderd MB interne disk. Totale kosten: 24.000 gulden. Van der Meulen tekende zonder vragen te stellen.
Ik heb me daarover nogal verbaasd. Voor dat geld kocht je toen makkelijk een auto. Hoe kon dit. Daarover heb ik dit jaar nog met Andries gesproken bij de Océ Design Reunie. Hij vertelde me dat het toen een bijzondere tijd was. Eind tachtiger jaren werd Industrial Design een zelfstandige afdeling, met designers die hun sporen hadden verdiend en Océ faam bezorgden. Veel wensen van wat we binnen de afdelingen wilden gebruiken paste niet in de ideeen van de ondersteunende IT afdeling. De Apple omgeving, de 3D vormgeving werkstations Alias op SiliconGraphics alles week af van wat IT wou en moest bevochten worden. Maar het SUN/SPARC werkstation ontlokte bij IT een verzuchting in de zin van ‘eindelijk wil Industrial Design eens iets dat binnen onze standaarden past’ daardoor was er weinig discussie over de aanschaf van die SUN/SPARC!
Toen de SUN/SPARC binnenkwam had een collega hem al geïnstalleerd. Henk wilde inloggen en vroeg naar het wachtwoord. De technicus zei: “Het wachtwoord is verandert”! Ja dat snap ik, zei ik. Maar wat is het wachtwoord? Ik kreeg weer hetzelfde antwoord: “Het wachtwoord is verandert.” Dus ik typte ‘verandert’ in. En dat was inderdaad het wachtwoord. De projectleden probeerden ons zoveel mogelijk te betrekken bij de ontwikkeling van het Océ 6000 project. Zo werden we langzaam maar zeker de software-ontwikkeling binnengeloodst. De High Tech Industry was geboren (voor ons).
Voorbeelddocumenten
We werkten in die tijd ook nauw samen met Fred Langelaan die kort daarna de overstap naar de afdeling marketing van Océ maakte. Hij werd verantwoordelijk voor het in de markt zetten van het Océ 6000 systeem. Op een bepaald moment kwam Fred naar ons toe met de vraag of we documenten konden ontwerpen die speciaal afgestemd waren op een klant: de Provincie Noord-Brabant. Die documenten zou men aan de klant laten zien om de mogelijkheden van het Océ 6000 systeem aan te tonen. Om te beginnen stelden we voor om een verzameling te maken van de belangrijkste onderdelen van de huisstijl van de Provincie Brabant, zoals een briefpapier, vervolgvel en een jaarverslag. Die documenten zouden we op het Océ 6000 systeem moeten ontwerpen.
Huisstijl voor de provincie Noord-Brabant. Restyling van bestaande documenten. Om de kracht van het Océ 6000 systeem te laten zien aan het proviciebestuur.
Maar de marketingafdeling vond dat ze niet alleen met de huisstijl van de Provincie Noord-Brabant de markt op konden gaan. Dus stelden we voor om een serie voorbeeld-documenten te maken. Het werd een huisstijl voor een fictieve instelling: Napier Edge Advertising (NEA). Samen met Joost Klinkenberg, oud-collega van Total Design, bedachten we een compleet imaginair bedrijf met verschillende afdelingen. We maakten de ontwerpen en schreven de teksten voor het NEA briefpapier, een factuur, een nieuwsbrief, een kalender, een symposium en een jaarverslag. We zetten de NEA huisstijl in het Océ 6000 systeem. Op den duur ging dat zo makkelijk dat we niet meer op papier schetsten. We maakten de ontwerpen direct via het Océ 6000 systeem.
Fictieve huisstijl voor een advertising studio ‘NEA’ Napier Edge Advertising. Ontwerp voor een symposium, gebruikt als demo documenten van het Océ 6000 systeem.
Fictieve huisstijl voor een advertising studio ‘NEA’ Napier Edge Advertising. Ontwerp voor het briefpapier, gebruikt als demo documenten van het Océ 6000 systeem.
Fictieve huisstijl voor een advertising studio ‘NEA’ Napier Edge Advertising. Twee ontwerpen voor een kalender, gebruikt als demo documenten van het Océ 6000 systeem.
Ook Klinkenberg herinnert zich dat hij documenten, ontwerpen en teksten direct op het Océ 6000 systeem in Venlo invoerde. En dat zonder cursus, toelichting of handleiding. Henk haalde hem de eerste dag ’s-morgens bij de receptie op, duwde hem achter een Océ 6000 systeem en zei: ‘Nou, succes!’ Joost dacht: Henk wil kijken hoe ik het ervan afbreng; het is een test! De afdeling marketing zit hierachter! Verrassend genoeg ondervond Joost geen enkel probleem bij het realiseren van de documenten. De interface was herkenbaar voor hem als ontwerper. Joost had al enige ervaring met de terminologie van het Aesthedes Design System en ook een beetje met die van de Apple Macintosh II, met pakketten als Pagemaker en FreeHand van Aldus. En daarnaast had hij natuurlijk inhoudelijke documentkennis. Joost verwachtte dat hij na afronding van de klus ernstig ondervraagd zou worden over de ervaringen, een debriefing, nazorg. Maar dat gebeurde niet. Dus vroeg hij zich wel af: wie zijn de uiteindelijke gebruikers van dit systeem? Geschoolde grafici met ontwerp ervaring en kennis van de terminologie? Secretaresses met grafische vingers? Beleidsmakers met typografische liefde? Het was voor alle partijen nog helemaal niet duidelijk wie de eindgebruikers zouden zijn.
Het was natuurlijk een unieke situatie, dat ontwerpen van voorbeelddocumenten. Als ontwerper heb je volledige vrijheid binnen de beperking van de Océ 6000 techniek. Je kunt de inhoud en de vorm bedenken want de instelling waar je voor werkt bestaat niet. En dat moet ook want de documenten mogen niet te koppelen zijn aan een echt bedrijf. Je moet alleen aan de documenten kunnen zien waartoe het Océ 6000 systeem (typo)grafisch in staat is. Dat vonden ze bij de marketingafdeling een perfect idee en zodoende kregen we alle tijd om dit verder uit te werken. We hebben daarna nog twee fictieve huisstijlen ontworpen, voor een bank: i/B Insurance Bank en voor de Gemeente Zwanenmeer.
Fictieve huisstijl voor een bank ‘iB’ Insurance Bank. Ontwerp voor een briefpapier en een verzekeringspolis. Allen demo documenten ten behoeve van het Océ 6000 systeem.
Fictieve huisstijl voor een gemeente ‘de Gemeente Zwanenmeer’. Ontwerp voor briefpapier en een begroting. Deze documenten werden gebruikt om de kracht van het Océ 6000 systeem te laten zien.
Gereedschap voor de gebruiker
Het ontwerpen van de Océ GUI bestond gedeeltelijk uit het bepalen van de vorm. Hoe is de totale gebruikersinterface vormgegeven? Hoe ziet de desktop eruit? Hoe zien de rulers, icons en icon selecties eruit? Welke vorm gebruiken we voor de pop-up en pull-down menu’s? Hoe zien de forced dialogues, de standard en local de property sheets eruit? Hoe zijn de scrollbars, doorselecties en het startup screen ontworpen? Hoe zien error messages eruit? Eigenlijk gaat het over alles wat er gebeurt en wat je ziet op het scherm, gebaseerd op het mogelijke gedrag van de gebruiker.
Maar daarnaast hebben we ook meer grafische kennis in kunnen brengen. Een grid? Niemand had er (binnen de research omgeving) van gehoord. En wat is dan de functionaliteit van een grid? Hoe lang mag een regel tekst maximaal zijn? Hoeveel tekstkolommen zijn zinvol op een pagina? Hoe worden tekstregels gelijnd? Hoe lijnen de tekstregels met de illustraties? Hoe flexibel moet de invulling van grid-units zijn? Hoe verloopt de tekststroom op een pagina? Het waren allemaal hulpmiddelen bij het ontwerp van een pagina. We droegen mogelijkheden aan om gebruikers in staat te stellen om functioneel een document te ontwerpen.
Alles samenvattend kunnen we stellen dat je als ontwerper voor beeldschermen als het ware een gereedschap ontwikkelt voor het maken van vele verschillende documenten. Zo’n gereedschap moet er goed en degelijk uitzien maar mag niet teveel in het oog springen omdat het dan snel gaat irriteren. Te veel aan vorm is niet gewenst in dit geval. Je moet je dus eigen maken om grijswaarden, eenvoudige patronen, lijndiktes, stippen, schaduwen en vele verschillende icons te ontwerpen die perfect uitkomen op een display. Het Océ 6000 systeem was voorzien van een grijswaarde beeldscherm er was dus nog geen sprake van kleurgebruik. De Océ periode is voor ons zeer leerzaam geweest en ook heel erg leuk. Niet alleen op grafisch / typografisch gebied maar ook om de essentie van je vak terug te vinden. De techniek en de Océ technici hebben ons daarbij enorm geholpen.
Jeanne de Bont, Henk Lamers, november 2023.
De Bont (1954) en Lamers (1956) werkten na hun opleiding op verschillende ontwerpbureaus, waaronder Total Design. Hoewel ze ook freelancten, wonen en werken ze nu 48 jaar samen. Na hun periode bij Océ hebben ze ook bij Philips Design gewerkt.
Lees ook het eerde artikel dat De Bont en Lamers voor Designgeschiedenis schreven: Typografie voor Océ Research & Development, een stukje geschiedenis deel I: digitale fonts – Designgeschiedenis (designhistory.nl)
noten
1. | ↑ | Het eerste artikel verscheen in maart 2023: Typografie voor Océ Research & Development, een stukje geschiedenis: digitale fonts – Designgeschiedenis (designhistory.nl) |