Vandaag is het een maand geleden dat onze voorzitter en oprichter Frederike Huygen is overleden. We staan hier bij stil door de toespraak die Carolien Glazenburg tijdens haar uitvaart uitsprak te publiceren.
Goedemiddag, ik ben Carolien Glazenburg, oud-conservator Grafische Vormgeving van het Stedelijk Museum Amsterdam en zoals u zich voor kan stellen waren Frederike en ik gelukkig tot elkaar veroordeeld en met verve en in goede vriendschap hebben we onze posities ingenomen.
Begin jaren tachtig – tot 1996 – werd Frederike conservator in Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam waar zij een collectie vormgeving opbouwt en tentoonstellingen organiseert. Ze werkt er ook onder directeur Wim Crouwel. We kenden elkaar toen nog niet.
Ik leerde haar pas écht kennen na de eeuwwisseling. Ik weet nog dat ik me vereerd voelde; de grote Huygen. Toen ik in Amsterdam kwam wonen zei ze: ”Eten moeten we toch, dus laten we dat regelmatig samen doen.” En daar hoorden bijnamen bij: dat werd Friek en zij noemde mij Caro… het schiep een kleine vertrouwde wereld.
Van het ene boek kwam bij Frederike altijd een ander en naar aanleiding van haar promotie ook een tentoonstelling in het Stedelijk. “Er kriebelt iets”, zei ze dan. Een aantal van haar publicaties zijn inmiddels verzamelaarsobjecten geworden.
Haar prachtige monografie over Wim Crouwel, de grote coryfee van het Stedelijk, vormgegeven in samenspraak met Lex Reitsma, was een heel belangrijk boek voor haar. Dit was een boek dat ze altijd al had willen schrijven; het bleef een soort constante zeurende toon terwijl ze aan andere publicaties en aan haar proefschrift werkte. Ze vond dat ze met Mode en Module (1997) haar schrijven over Wim niet had voltooid.
Mijn voordeel: ik was verantwoordelijk voor die grote collectie in het Stedelijk en ik kon haar daarom helpen met veel materiaal. Bergen papier hebben we doorgewerkt; Schrofer, Crouwel, Sandberg.
Het bijzondere van Frederike was dat ze zo breed keek, zich niet beperkte tot een nauwe weg. Ze was van veel op de hoogte, was nieuwsgierig zoals het een wetenschapper betaamt. Zocht graag verbanden over de grenzen van de kunstgeschiedenis heen. Haar kracht was dat ze met groot geduld en doorzettingsvermogen eindeloos onderzoek deed naar de meest uiteenlopende bronnen.
Ik zal nooit vergeten dat ze in haar proefschrift, waarvan we samen iedere alinea hadden doorgenomen, de socioloog Pierre Bourdieu had opgevoerd. Ze was op het allerlaatste moment – vlak voor de promotie – er onzeker over geworden of ze dat wel had moeten doen…
En ja hoor, enkele minuten voor het einde van haar verdediging werd haar daarover een vraag gesteld. “Geleerde opponent”, klonk het in een zeer lage versnelling. Iedere seconde telde, waar bleef de pedel? Er werd naar hem verlangd… Gelukkig, hij verscheen op tijd… Ze hoefde geen uitgebreide verdediging meer te formuleren.
We voerden eindeloze discussies over het veld. Frederike kon heel stellig zijn in haar meningen; ze waren altijd goed onderbouwd, maar er bleken toch vaak meer nuances mogelijk, waar ze dan wel gevoelig voor bleek.
We konden in gesprek blijven als het aankwam op het schrijven over en het onderzoek doen naar grafische vormgeving, waaraan het nogal ontbreekt in Nederland. Wat zij op dat gebied heeft gepresteerd zal niet snel door iemand geëvenaard kunnen worden. Frederike heeft constant gepubliceerd; van tijdschriftartikelen tot standaardwerken in boekvorm, en ze richtte een digitaal platform op.
We hebben niet alleen gediscussieerd, maar ook gesteggeld, en af en toe kon ik een uitbrander incasseren. We hebben in vereniging gemopperd, aan de keukentafel op de Herengracht. We vonden dat we leken op two grumpy old ladies, beiden in lange regenjassen, lopend over tentoonstellingen, met een kritische blik kijkend.
Haar aanstelling als docent in dienst van het Wim Crouwel Instituut aan de UvA leidde tot het belangrijke gespreksonderwerp: “Wat moet de vraagstelling zijn om de grote collectie GV van het Stedelijk te kunnen onderzoeken, te ontsluiten?”… Talloze malen hebben we geprobeerd deze te formuleren.
Ze genoot van de uitdaging om studenten die soms niet wisten wat grafische vormgeving inhield, daarover aan het werk te zetten. Allengs kreeg ze steeds meer studenten en het gaf haar veel voldoening om te werken met een jonge generatie en haar grote kennis aan hen over te kunnen dragen.
Friek, je veel te vroege overlijden is een enorm verlies voor familie en vrienden maar ook voor de wetenschap, voor de kennis over vormgeving. De oprichting van de Stichting Designgeschiedenis Nederland is een historisch moment geweest in de geschiedschrijving over vormgeving, het is vanzelfsprekend een monument voor jou, je hebt het zorgvuldig in goede handen overgedragen.
Het onderwijs, de wetenschap en de museumwereld zullen het merken dat je ons achterlaat.
Watik ook erg ga missen is je uitbundige, prachtige lach want we hebben ook veel gelachen. En daarnaast zal in de komende tijd je duidelijke “hmmmm” – met soms licht cynische ondertoon – weerklinken in mijn geheugen. Houd ons in de gaten en scherp van waar je ook bent.
Op dezelfde datum dat je in het leven kwam, geven we je terug aan de aarde.
Maar
it is an old belief
that on some solemn shore,
beyond the sphere of grief,
dear friends shall meet once more
Dag lieve Friek, dank voor alles