De bubbel – meerstemmigheid in de museumwereld

Onderstaande tekst is de licht aangepaste versie van de lezing die Arjen Kok uitsprak op de bijeenkomst van Designgeschiedenis Nederland in 2022. Het was de introductie tot het thema inclusie en diversiteit dat binnen het hedendaagse museumbeleid centraal staat. Vervolgens lichtten enkele conservatoren vormgeving hun aanpak en plannen toe. 

Wat is het motto van de museumwereld op dit moment? (1)Deze tekst schreef ik ter gelegenheid van het afscheid van Mienke Simon Thomas als conservator van Museum Boijmans Van Beuningen. Haar boek Goed in vorm uit 2008 was voor mij een inspiratie om te zoeken naar één trefwoord dat deze tijd en het thema meerstemmigheid in de museumwereld kan samenvatten. De Museumvereniging verwoordt het zo: ‘een blijvende binding mogelijk (..) maken van alle inwoners van ons land met museale collecties’.(2)Website Museumvereniging Brancheorganisatie van musea – Museumvereniging, 18 juni 2022. Inclusie en, in samenhang daarmee, meerstemmigheid en diversiteit zijn belangrijke thema’s die de museumwereld bezighouden. Het platform Designgeschiedenis verkent deze thema’s door de jonge en pasbenoemde conservatoren van het Stedelijk Museum, Museum Boijmans Van Beuningen en Keramiekmuseum Het Princessehof te vragen in vogelvlucht hun projecten vanuit dit perspectief toe te lichten. Hier wil ik hun presentaties een vogelvluchtperspectief bieden.

Er gebeurt van alles in de museumwereld op het gebied van meerstemmigheid, diversiteit en inclusie. Er is een Code Diversiteit & Inclusie ontwikkeld en de grote musea hebben een  samenwerkingsverband dat werkt aan ‘het verankeren van diversiteit en inclusie in hun dagelijkse praktijk, toegespitst op programmering, publiek, personeel en partners’.(3)Musea Bekennen Kleur – Musea komen samen in actie voor diversiteit en inclusie. Het samenwerkingsverband noemt zichzelf ‘Musea bekennen kleur’. De werkelijkheid is echter dat musea juist geen kleur bekennen.

Musea willen representatief zijn, ‘van alle inwoners van ons land’ en de veelkleurigheid en diversiteit van de samenleving weerspiegelen. Maar musea hebben een groot probleem: hun collectie. En direct daarmee verbonden is de groep mensen die deze collectie samenstelt. Het museum ziet zichzelf als de collectie, zoals blijkt uit die allereerste zin op de website van de Museumvereniging. En die collectie staat niet ter discussie. Niet als kern van de identiteit van het museum. Zie bijvoorbeeld de huidige, slepende discussie over de museumdefinitie van de ICOM, de International Council of Museums. Een nieuwe definitie, die het publiek centraal stelde en de collectie daar ondergeschikt aan maakte, is door de ICOM-leden massaal teruggedraaid.

Evenmin staat ter discussie hoe en door wie de collectie is samengesteld. Die samenstelling is een gegeven. Die hoedanigheid van de collectie als gegeven, als gestolde werkelijkheid, is in de laatste decennia nog eens versterkt door de verzelfstandiging van de musea die sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw de museumwereld bepaalt. De collectie zit nu vast in een contract tussen twee partijen: de eigenaar en de beheerder. De eigenaar – de gemeente, het Rijk e.d. – heeft de zorg voor het eigendom uitbesteed aan de beheerder, het museum. En de eigenaar wil zekerheid dat zijn eigendommen geen risico lopen, dat het beheer is gericht op bescherming en behoud van de eigendommen. Logisch, begrijpelijk ook. Maar het veroorzaakt een patstelling die van meerstemmigheid, diversiteit en inclusie een illusie maken. Het museum kan er een ander verhaal bij vertellen, maar het blijven de portretten van de regenten. Of het zilver. Of de kostuums. De collectie is een bubbel waarin wij als museumwereld verkeren.

Alles en iedereen zit tegenwoordig in een bubbel. Bubbels zijn niet uniek. Er zijn bubbels in alle soorten en maten en in alle lagen van de bevolking, van boeren tot mediabonzen, niemand lijkt er aan te ontkomen. En het lijkt weinig goeds op te leveren, behalve een goed gevoel. Het is een gevoel van identiteit en zelfbevestiging dat je krijgt door het fiere vaandel, de clubkleuren of de nationale vlag die mensen verenigt maar tegelijkertijd meerstemmigheid, diversiteit en inclusie de mond snoert.

Het fenomeen ‘bubbel’ is ontstaan door de manier waarop algoritmes werken. Algoritmes geven je resultaten en antwoorden die overeenkomen met het wereldbeeld waar je toch al in gelooft, en bevestigen je zo in je mening. De sociale media hebben er een belangrijke impuls aan gegeven. De sociale-mediabubbel staat voor een bredere ontwikkeling en is verweven met grotere veranderingen in onze samenleving: polarisatie, vervreemding, autocratie, discriminatie, racisme, de welvaartskloof. Lynn Berger signaleerde dit al vijf jaar geleden in haar essay ‘De Bubbel doorgeprikt’.(4)Lynn Berger, 2017: Het woord ‘bubbel’, doorgeprikt – De Correspondent[47].

Tegen die overweldigende veranderingen wordt her en der beleid ontwikkeld om meerstemmigheid, diversiteit en inclusie te bevorderen. Ook door musea. Maar zoals Berger al concludeerde: De bubbel is paradoxaal. We willen eruit, we willen ontsnappen, maar tegelijkertijd is het juist onze ideale wereld. ‘… een bubbel (is) eigenlijk verdomde aantrekkelijk.’   

Het Van Goghmuseum in 1973.

Ik ga veertig jaar terug. Ik studeer kunstgeschiedenis in Utrecht en de museumwereld staat aan de vooravond van ingrijpende veranderingen. In die ruim veertig jaar is een andere museumwereld ontstaan. Het Van Goghmuseum – om een voorbeeld te geven – leidde een marginaal en zieltogend bestaan. Nu staat er een multinational, een wereldmerk en zag directeur Emily Gordenker zich zelfs genoodzaakt om bij haar aantreden de uitwassen van die ongebreidelde groei een halt toe te roepen. Het is echter een signaal dat ze gaf, een correctie. Het betekent geen omslag. De trend zet door, musea zijn een groeimarkt en letterlijk ‘booming business’.

Museumshop in het Van Goghmuseum, ontwerp DAY (foto: DAY).

Hoe anders was dat in onze studententijd. In de meeste musea kon je geen kop koffie krijgen, de museumjaarkaart was nog voor de ‘echte’ liefhebbers en blockbusters waren een recent Amerikaans fenomeen. Het museum was het domein van een select publiek dat er naartoe ging voor de kunst en de inhoud.

In vier decennia is museumbezoek een massaproduct geworden, musea meten hun bezoekersaantallen in miljoenen en die miljoenen mensen komen niet voor straf. Museumbezoek is een feest, soms letterlijk, zoals op de Museumnacht. De tijd dat museumbezoek werd ervaren als ‘huiswerk’, zoals Jan Willem Sieburgh het ooit typeerde, is voorbij. Het museum is getransformeerd in een ‘entertainment centre’, een amusementsbedrijf, en dit gebouw waar we vandaag zijn is daar een mooi voorbeeld van. Hier is het saaiste onderdeel van het museum – het depot – omgetoverd in een spannend uitje waar de mensen voor in de rij staan.

Museumnacht in het Rijksmuseum (foto: NRC).

Die transformatie van het museum voltrok zich langs twee contrasterende en conflicterende lijnen: open en dicht, inclusief en exclusief, insluitend en uitsluitend. Als een dubbele helix kronkelen deze lijnen om elkaar heen en vormen zo het DNA van het nieuwe museum. Het is een internationale ontwikkeling, maar Nederland kent een specifieke eigen variant. Het Deltaplan voor Cultuurbehoud, dat liep van 1990 tot 1998, is ongeëvenaard in de wereld en heeft het museum veranderd in een stolp, een oester die zich om de parel van de collectie heeft gesloten. De verzelfstandiging of privatisering van de Rijksmusea, de aanleiding voor het Deltaplan voor Cultuurbehoud, had tot gevolg dat de eigenaar expliciete contractuele eisen ging stellen aan het behoud van het eigendom, de collectie. Risico’s op verval moesten worden geminimaliseerd, kwalijke invloeden van buitenaf worden uitgesloten. Het museum werd als het ware dichtgetimmerd. Maar de privatisering betekende ook de noodzaak om zelf geld te verdienen. Het museum werd een onderneming en zocht naarstig naar mogelijkheden om de eigen inkomsten te vergroten.

De ervaring leerde dat de bezoeker de meest betrouwbare bron van die eigen inkomsten is, zoals Wim Weiland, directeur van het Rijksmuseum van Oudheden, concludeert in zijn terugblik op de laatste periode van het 200-jarige bestaan van het museum.(5)Rijksmuseum van Oudheden Leiden. Een geschiedenis van 200 jaar, 2018. Het ‘nieuwe’ museum is daardoor een gastvrije instelling geworden waar mensen graag verblijven, waar bezoekers verwelkomd worden door gastvrouwen en gastheren en waar het museumcafé het hart van het gebouw vormt.

Tegelijkertijd is het ‘nieuwe’ museum een gesloten bolwerk geworden en is het gebouw veranderd in een bunker voor de collectie. De ramen zijn gesloten, het daglicht is uitgebannen, de buitenlucht wordt door klimaatinstallaties gefilterd en de schilderijen zijn achter het glas van klimaatkasten verdwenen. De collecties, de objecten, de kunstwerken zijn verder weg van de mensen dan ooit. Omwille van hun eeuwig behoud voor toekomstige generaties is een regime ontwikkeld dat de huidige generatie op steeds grotere afstand plaatst. De museale cultus van de eeuwige collectie heeft de onbereikbaarheid en ontoegankelijkheid van de collectie vergroot.  

Het museum is ingrijpend veranderd. Maar het museum is niet echt veranderd. In wezen is het hedendaagse museum nog identiek aan het museum dat Allebé ooit schilderde. 


August Allebé, De oude zaalwachter, 1870, Museum Mesdag; Museumbezoek, 1870, Stedelijk Museum Amsterdam .

En daar gaat het hier vandaag om. Meerstemmigheid, diversiteit en inclusie. Is het museum meerstemmiger, diverser, inclusiever geworden?

Het lijkt er wel op. Er is veel gebeurd sinds Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum, jonkheer en idealist, in de naoorlogse jaren de nieuwe vleugel liet bouwen als een open ruimte, uitnodigend voor iedereen die langs liep, transparant en één met de wereld daarbuiten. Die ontwikkeling van een open en uitnodigend museum voor iedereen heeft navolging gekregen. Elk museum wil er zijn voor alle geledingen van de samenleving. De Museumvereniging spreekt dat uit in de allereerste zin op hun website. En ‘Musea bekennen kleur’ heeft als motto: Musea komen samen in actie voor diversiteit en inclusie.

Maar ik zie ook Amsterdams wethouder van cultuur Carolien Gehrels die de ruiten van Sandbergs nieuwe vleugel kapot gooit en daarmee het startsein geeft voor een nieuwe nieuwe vleugel. Die nieuwe nieuwe vleugel is volledig gesloten, ook al suggereert de glazen plint iets anders. Die transparantie is echter gereserveerd voor de museumwinkel en het restaurant. De collectie is volledig van de buitenwereld afgegrendeld.

Het museum is nog altijd het exclusieve domein van een sociale elite die het museum bestuurt en bovenal de collectie samenstelt. En het ziet er niet naar uit dat dat snel zal veranderen. Want het museum is intrinsiek exclusief. Het is in zijn aard een elitaire onderneming en het is de vraag of het museum zich ooit zal kunnen ontworstelen aan dat exclusieve karakter. 

Er wordt hard gewerkt aan meerstemmigheid, diversiteit en inclusie om die exclusiviteit te verzachten. De sprekers na mij zullen laten zien dat er veel gebeurt en dat er veel verandert. Neem bijvoorbeeld de omslag die momenteel plaatsvindt in musea wat betreft de zichtbaarheid van het slavernijverleden en de koloniale erfenis. De slavernijtentoonstelling van het Rijksmuseum is opmerkelijk krachtig en effectief geweest. In de vaste opstelling zijn nu extra ‘labels’ aangebracht die deze kant van de collectie en de werken belichten.(6)Ik gebruik het Engelse woord label in plaats van titelkaartje, etiket of bijschrift. Het woord label verwijst naar de uitgebreidere functie die het heeft om niet alleen de gegevens als maker, titel, jaartal, materiaal e.d. te vermelden, maar ook in kort bestek (bijv. 60 woorden) een beschrijving of begin van een duiding te geven. Het gebeurt niet vaak dat een tijdelijke tentoonstelling zo’n directe invloed heeft op de presentatie van de vaste collectie, al betreft het slechts een honderdtal labels. De slavernijtentoonstelling vormde dan ook een opmerkelijke scherpe correctie op de eerdere grote tentoonstelling van het Rijksmuseum, bedoeld als het debutantenbal van Marten en Oopjen: High Society. Is het nu nog mogelijk om dit glamourkoppel te zien zonder de uitbuiting, de verkrachting en de slavernij waarmee het in staat was om Rembrandt de opdracht te geven hun portretten te schilderen?

De portretten van Marten Soolmans en zijn vrouw Oopjen Coppit (Rembrandt van Rijn 1634 en ca 1634) op de Slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum (foto: Arjen Kok).

Vorige week bracht ik een bezoek aan het Holburnemuseum in Bath, in vele opzichten representatief voor kunstmusea in het algemeen, zoals ook Boijmans Van Beuningen. Het museum dankt zijn ontstaan aan William Holburne, een typisch negentiende-eeuwse verzamelaar, die zijn collectie aan de stad schonk en zijn naam aan het museum leende. In de presentatie van zijn collectie wordt uitgebreid aandacht besteed aan de herkomst van zijn rijkdom: de suikerplantages in de Cariben. Het Plantation Day Book van zijn overgrootvader, grondlegger van het Holburne-fortuin, heeft een prominente plaats tussen alle objecten die hij verzamelde.

Holburne Museum, Bath: presentatie van William Holburne en het Plantation Day Book (1722). De plantage was in bezit van Guy Ball, overgrootvader van Holburne. Op de sokkel staan de namen van slaafgemaakten die op de plantage hebben gewerkt (foto’s: Arjen Kok).

Ook in de rest van het Holburnemuseum zijn de labels aangepast en besteedt het aandacht aan de koloniale context van de kunstwerken. In de grote zaal hangt dit portret van George Byam en zijn vrouw Louisa Bathurst, samen met hun dochtertje Selina, geschilderd door Thomas Gainsborough in 1766. Het is het topstuk in de erezaal en vormt als het ware de Nachtwacht van het Holburnemuseum.

Thomas Gainsborough, The Byam Family 1762-66 in het Holburne Museum, bruikleen Andrew Brownsword Arts Foundation (foto: Arjen Kok).

Het eerste deel van het label is traditioneel van aard. Het reflecteert de manier waarop we naar kunst hebben leren kijken: je zegt iets over de plaats van het werk in het oeuvre – ‘one of the most ambitious paintings made during Gainsborough’s sixteen years in Bath’ – en over de geportretteerden, wie het zijn en hoe ze zich hebben laten portretteren, namelijk ‘strolling in a poetic landscape, demonstrating their sensibility as admirers of nature’. Het tweede deel van het label biedt het nieuwe perspectief. ‘George was a third-generation plantation owner in Antigua, Louisa benefitted from slave labour via her grandfather’s involvement in the Royal Africa Company.’

Ik vroeg de gastvrouw op zaal waar deze aanpassing van de museumlabels vandaan kwam. Het is iets van de museumstaf, vertelde ze, een modedingetje, de hele museumwereld is er tegenwoordig mee bezig. Zelf had ze er zo haar twijfels over. Want de mensen komen voor een mooi schilderij en daar willen ze van kunnen genieten. Ze zag eerlijk gezegd niet wat deze toevoeging op het label daar aan bijdraagt.

Als het om meerstemmigheid, diversiteit en inclusie gaat, zie ik twee problemen waar elk museum mee te maken heeft. Het eerste probleem is het traditionele museumpubliek – de miljoenen die een museumkaart kopen en in de rij staan voor Rembrandt, Van Gogh, Frida Kahlo of High Society, kortom de kurk waar de museumwereld op drijft. Dat lijkt niet echt geïnteresseerd in meerstemmigheid, diversiteit en inclusie. Ze komen voor de schoonheid en het spektakel. Dat probleem lijkt groot, maar is niet onoverkomelijk want het grote publiek is ontvankelijker voor veranderende inzichten dan je zou denken.

Het werkelijke probleem is de collectie en het museum zelf. Die zijn onbereikbaar, ontoegankelijk, het exclusieve domein van de elite, een ondoordringbare, zichzelf bevestigende en dominante bubbel. Alles – ook in dit museum – drukt uit dat de sociale orde ongebroken is en dat niets de positie van de upper class bedreigt. Alles wat er in de collectie aanwezig is, is het resultaat van een kleine groep verzamelaars en welgestelden die deel uitmaakten van de bestuurlijke en culturele elite.

Alles wat er aan de collectie wordt toegevoegd wordt bepaald door deze selecte maatschappelijke kring, waar wij, hier in deze zaal, allemaal deel van uitmaken en die wij mede in stand houden.

Daarom heet het Holburne Museum het Holburne Museum en het Museum Boijmans Van Beuningen Museum Boijmans Van Beuningen. Voortschrijdend inzicht, de biografie van de collectie vormgeving van  Museum Boijmans Van Beuningen, geschreven door scheidend conservator Mienke Simon Thomas, bevestigt die karakteristiek.

Joris Luyendijk heeft een punt met zijn ‘zeven vinkjes’. Hij was keynote speaker op het laatste museumcongres in Kerkrade in 2019. Op dat congres werd het thema meerstemmigheid, diversiteit en inclusie op de kaart gezet. Luyendijks presentatie was overtuigend en de gehele zaal was het levende bewijs van zijn stelling, namelijk: het museum – en wij allemaal als museumprofessionals – zitten in een bubbel. Een zichzelf bevestigende bubbel. Een bubbel die meerstemmigheid en diversiteit uitsluit.

Ik rond af met een stelling. ‘Rhodes must fall’ is de remedie die in 2015 in Zuid Afrika werd voorgesteld om de bubbel door te prikken. De apartheid was afgeschaft en een nieuwe democratie in het leven geroepen. Maar Cecil Rhodes domineerde onverkort de academische wereld in Zuid Afrika.

Mijn stelling is: ‘Rembrandt must fall’.

Presentatie van De vaandeldrager van Rembrandt in het Rijksmuseum met directeur Taco Dibbets, minister Ingrid Engelshoven en koning Willem Alexander.

De recente Rembrandtverwervingen van het Rijksmuseum zijn niet alleen over de top en exorbitant. Gary Schwartz legde de vinger op deze zere plek in zijn column ‘Rembrandts self-non-portraits in armor’.(7)Gary Schwartz, Schwartzlist column 402, 2 januari 2022 402 Rembrandt’s self-non-portraits in armor – Gary Schwartz Art Historian. Ze zijn vooral een klap in het gezicht van de meerstemmigheid, diversiteit en inclusie in de museumwereld. Het is een daverende klap waarmee alle nuance wordt platgeslagen en meerstemmigheid, diversiteit en inclusie worden weggedrukt naar de periferie van de museumwereld. Taco Dibbits wil worden herinnerd als de directeur die De Vaandeldrager kocht.(8)De Volkskrant 15 december 2021; Taco Dibbits móest De Vaandeldrager naar het Rijks halen. ‘Als ik het niet deed, zal de geschiedenis mij niet vergeven’. De bubbel blijft.

Arjen Kok, 12 mei 2022

Arjen Kok werkt sinds 1992 bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed waar hij zich bezighoudt met musea en erfgoed. Kok publiceerde onder meer over de metamorfose van musea, het afstoten van collecties en organiseert al een aantal jaren bijeenkomsten over ‘contested histories’: omstreden geschiedenissen in musea.

noten   [ + ]

1. Deze tekst schreef ik ter gelegenheid van het afscheid van Mienke Simon Thomas als conservator van Museum Boijmans Van Beuningen. Haar boek Goed in vorm uit 2008 was voor mij een inspiratie om te zoeken naar één trefwoord dat deze tijd en het thema meerstemmigheid in de museumwereld kan samenvatten.
2. Website Museumvereniging Brancheorganisatie van musea – Museumvereniging, 18 juni 2022.
3. Musea Bekennen Kleur – Musea komen samen in actie voor diversiteit en inclusie.
4. Lynn Berger, 2017: Het woord ‘bubbel’, doorgeprikt – De Correspondent[47].
5. Rijksmuseum van Oudheden Leiden. Een geschiedenis van 200 jaar, 2018.
6. Ik gebruik het Engelse woord label in plaats van titelkaartje, etiket of bijschrift. Het woord label verwijst naar de uitgebreidere functie die het heeft om niet alleen de gegevens als maker, titel, jaartal, materiaal e.d. te vermelden, maar ook in kort bestek (bijv. 60 woorden) een beschrijving of begin van een duiding te geven.
7. Gary Schwartz, Schwartzlist column 402, 2 januari 2022 402 Rembrandt’s self-non-portraits in armor – Gary Schwartz Art Historian.
8. De Volkskrant 15 december 2021; Taco Dibbits móest De Vaandeldrager naar het Rijks halen. ‘Als ik het niet deed, zal de geschiedenis mij niet vergeven’.