We leven in tijden van complottheorieën, nepnieuws en twitterbommen, en worden dagelijks overspoeld door meningen en berichten. In dat licht is het ideaal van de onlangs overleden ontwerper Jan van Toorn ruimschoots bereikt: een democratisch debat en pluriforme meningsuiting. Hij bepleitte een kritische houding van zowel ontwerper als publiek en sociale verandering. Het vak grafisch ontwerpen moest niet ingezet worden ter bevestiging van de consumptiemaatschappij of de bestaande orde, maar een tegenkracht vormen in de publieke sfeer. Van Toorn was uiteraard een kind van zijn tijd en werd sterk gevormd door de jaren zestig waarin oppositie tegen DE macht, DE media, HET kapitaal en HET systeem actueel was. Grafische vormgeving moest het publiek confronteren met een kritische visie en dat publiek aanzetten tot nadenken.
Van Toorn is de annalen ingegaan als de ontwerper die het vak ter discussie stelde en altijd bezig was zijn positie te verwoorden. Dat deed hij in zijn werk, in theorieën en geschriften, en niet te vergeten in zijn docentschap. Hij was geëngageerd, politiek bewust en profileerde zich als de redactionele vormgever die nadrukkelijk aanwezig was in ‘de boodschap’ die hij vormgaf. Zijn roem berust ook op het fameuze ‘debat’, een openbare discussie in 1972 met Wim Crouwel waarin de confrontatie niet geschuwd werd. Daarin keerde hij zich tegen de opvatting dat de ontwerper informatie moet ordenen en optimaal toegankelijk moet maken, en wees hij erop dat die ontwerper als bemiddelaar altijd onmiskenbaar invloed had op de vorm. De discussie werd vervolgens voortgezet tot in de jaren tachtig, omdat beiden op elkaar bleven reageren via werk en in woord en geschrift. Zo kruisten Crouwel en Van Toorn ook de degens over museumvormgeving en ontwerponderwijs.
Het redactionele ontwerpen heeft Van Toorn gedurende zijn hele carrière als leidraad gehanteerd en geproblematiseerd. Hij ontwikkelde dit concept rond 1960 door het contact met Jurriaan Schrofer, die onder meer bezig was met beeldverhalen en fotoboeken. Van Toorn, zowel grafisch ontwerper als ontwerper van tentoonstellingen, heeft in zijn praktijk altijd voor ruimhartige opdrachtgevers gewerkt: voor drukkerij Spruijt maakte hij jarenlang de kalenders (sinds 1959), als ontwerper voor het Van Abbemuseum had hij een grote stem in het beleid van directeur Jean Leering (1965-1974) en ook bij de PTT en in tijdschriften als Museumjournaal kreeg hij de vrije hand. Dat maakt hem in zekere zin een voorloper van het fenomeen dat in de jaren negentig benoemd werd als: ‘de ontwerper als auteur’.(1)Dit begrip is niet onomstreden en leidde tot discussie, zie Designer as Author — 2×4.
Auteur betekent op de eerste plaats een ontwerper die schrijft, ten tweede staat de term voor een ontwerper met een eigen handschrift en stijl – analoog aan de regisseur als auteur in de filmwereld – iemand met een eigen visie en een onafhankelijke positie. Dat klopt allemaal in het geval van Van Toorn, maar de visie die hij in teksten op het vak etaleerde was niet zonder paradoxen. Hij zag het ontwerpen daarin als een (onderzoeks)journalistieke, verslaggevende, verhalende activiteit en als een soort bewustmakingsmachine die zaken onthult en blootlegt. Bijvoorbeeld: de strategieën van de macht en de media. Maar tegelijkertijd wilde hij als vormgever de werkelijkheid vertekenen, verdraaien, vervreemden, de boodschap complex maken, ruis veroorzaken en zijn rol als manipulator tonen. Het eigen verhaal en de eigen aanwezigheid bracht hij nadrukkelijk in. Dat maakt hem een documentairemaker die tegelijk een auteursfilm tot stand wil brengen.
Die dubbele agenda van inzichtelijkheid en complexiteit leidde bij Van Toorn tot een spel met (fotografische) beelden en betekenissen, dat hij vol verve speelde. Zijn werk kenmerkt zich namelijk door een aaneenschakeling van beelden die op alle mogelijke manieren associaties oproepen en alle kanten opschieten. Beeld, fotografie en representatie fascineerden hem. Wat is betekenis en hoe komt die tot stand? Op welke manieren kun je dat beeld manipuleren en vervormen, en wat gebeurt er dan? Zijn werk was experimenteel, spontaan, levendig en bruisend. Het medium collage buitte hij volledig uit, óók in ruimtelijke vorm in tentoonstellingen. Hij greep daarmee terug op de modernisten van de jaren twintig maar was ook schatplichtig aan de ontwikkelingen van de jaren zestig zoals de pop art.
Van Toorns laatste boek was Design’s Delight uit 2006. Daarin presenteerde hij in visuele essays collages van een volledig door media, reclame, beelden en beeldvorming gedomineerde wereld waarin de Amerikanisering alom tegenwoordig is. Toerisme, kitsch, amusement, consumptie, lichaamscultuur en entertainment hebben er een tegenkant van arme immigranten die het vuile werk doen, vluchtelingen en illegalen, lage lonenlanden, gated communities en een bloeiende porno-industrie. De oorlog in Irak en het terrorisme vormen een terugkerende ondertoon. Zulke beelden kunnen opgevat worden als de achterkant van de westerse maatschappij. Van Toorn tovert ons een ware beeldexplosie voor ogen, een vreemde wereld, een vrolijke wereld, een wereld vol tegenstrijdigheden die om te lachen is en om te huilen. Met veel genoegen manipuleert, knipt en plakt hij er op los en toont hij ons excessen en extremen. Hij is de verwonderde toeschouwer, de geamuseerde toerist, de bezorgde en verontwaardigde burger en de nieuwsgierige reiziger annex gretige beeldenverzamelaar. Hij geniet en hij klaagt aan, zijn moraliteit is dubbelzinnig: ‘kijk mee in wat voor krankzinnige wereld wij leven.’ Welke positie hij inneemt ten opzichte van die beelden en verschijnselen is niet altijd duidelijk. In die zin creëert Van Toorn bij de lezer/kijker een openheid waarin die er het zijne van denkt en mag denken, een dialoog. Tegelijkertijd maakt een lopende tekstregel door het hele boek heen ons ervan bewust dat alle media onderworpen zijn aan de wetten van de markt, de macht en het geld. Het boek is dus een kritiek op de media en de Amerikanisering, maar evengoed een bevestiging ervan.
Design’s Delight bevat tevens een aantal teksten van Van Toorn en die hebben in zekere zin ook het karakter van een collage, want hij bouwde zijn theorieën over het ontwerpen op uit elders gevonden bouwstenen. Hij werd geïnspireerd door denkers en schrijvers als de historicus Jan Romein, de kritische theorie van de Frankfurter Schule, het theater van Bertolt Brecht, de filmtechniek van Jean-Luc Godard, de mediatheorie van Hans Magnus Enzensberger en vele anderen. Zo brengt hij onder woorden waar hij als ontwerper mee bezig is geweest en probeert hij tevens die theorie waar te maken in beeld. Design’s Delight geeft daarmee een beeld van een ontwerper die continu bezig is met onderzoek en telkens weer zijn vak bevraagt.
Van Toorn is met zijn canonieke status een historiografisch schoolvoorbeeld van wat in het vak en door geschiedschrijvers werd gewaardeerd. Daarin stond het breken met traditie en conventies centraal, en een sociale en politieke ethiek. Formele inventie en contestatie werden graadmeters, en gaven aanleiding tot de romantiek van de held, het eigenzinnige individu, de dwarsligger, de anti-estheticus en de anarchist.
Frederike Huygen, januari 2021.
noten
1. | ↑ | Dit begrip is niet onomstreden en leidde tot discussie, zie Designer as Author — 2×4. |