Guerrilla Tactics: de doorbraak van Grayson Perry

Grayson Perry is de winnaar van de prestigieuze Erasmusprijs 2021, een oeuvreprijs die jaarlijks wordt toegekend aan een persoon of instelling die een buitengewone bijdrage heeft geleverd op het gebied van de geesteswetenschappen, sociale wetenschappen of de kunsten, in Europa en daarbuiten. Perry ontvangt de prijs ‘voor de manier waarop hij vraagstukken met betrekking tot schoonheid en traditionele ambachtelijkheid scherp confronteert met actuele sociale en maatschappelijke thema’s.’ De jury vermeldt verder zijn activiteiten in het publieke domein en verwijst naar Perry’s documentaireseries over klasse, smaak, mannelijkheid en identiteit, naar zijn boeken en naar het crowdsourcingproject waarvoor hij Britten ten tijde van het Brexit-debat opriep beelden van geliefde objecten en onderwerpen in te sturen. ‘Het is een voorbeeld van Perry’s kracht om een verdeeld publiek samen te brengen en ons te laten zien dat kunst een platform kan zijn voor een open en inclusief debat. Zo toont hij in zijn werk dat grenzen tussen groepen fluïde zijn en breekt hij een lans voor het beëindigen van het hokjesdenken.’

Perry’s werk is inmiddels bekend over de hele wereld, maar twintig jaar geleden lag dit anders. In 2002 vond in het Stedelijk Museum Amsterdam zijn allereerste museale tentoonstelling plaats. Marjan Boot, destijds conservator toegepaste kunst, was daarvoor verantwoordelijk. Hieronder vertelt zij over het ontstaan van deze expositie, getiteld Guerrilla Tactics. De tekst was een lezing die ze in 2016 hield ter gelegenheid van de tentoonstelling Hold your Beliefs Lightly in het Bonnefanten in Maastricht.

De eerste museale tentoonstelling van de Engelse kunstenaar Grayson Perry vond vreemd genoeg niet plaats in Engeland maar in Amsterdam. Het was 2002, Perry was toen 42 jaar en stond ondanks deze leeftijd nog aan het begin van zijn carrière. Hij had twintig jaar eerder een professionele opleiding voltooid, aan twee kunstinstituten gestudeerd en zich in 1983 in Londen gevestigd. In Nederland was zijn werk volslagen onbekend, in het VK slechts in kleine kring door exposities in galeries. In overzichtsboeken kwam zijn werk niet voor, laat staan dat er serieuze boeken over zijn werk bestonden. Ook zijn geaardheid als travestiet was onbekend. [afbeeldingen: catalogus Gallery Birch & Conran, Londen 1987 en I am the Center of the Universe, 1985]

De titel van de tentoonstelling, Guerrilla Tactics, had te maken met de potten die hij maakte. Deze hebben immers weliswaar vertrouwde vormen, maar de boodschap erop is ronduit schokkend. Zoiets verwachten mensen niet van vazen die doorgaans een onschuldig karakter hebben. Dat contrast, daar ging het om.

inleiding

Grayson Perry is in eigen land uitgegroeid tot een ster, bekend van de media; zijn werk is overladen met prijzen. Hij geeft regelmatig interviews in de Engelse kranten, mensen kennen hem van lezingen op de radio, tv-documentaires, zijn column in The Times en publieke optredens. Hij is een fantastische spreker, geestig en erudiet, en schuwt geen enkel onderwerp. Hij is ook nog eens een begenadigd tentoonstellingsmaker en wordt over de hele wereld gevraagd voor exposities.

Onder liefhebbers en verzamelaars van keramiek, en breder genomen de toegepaste kunst (the crafts), werd zijn werk aanvankelijk verafschuwd. Het werd als amateuristisch gezien en men nam aanstoot aan de provocatieve boodschap ervan. Die werd ervaren als een aanval op de goede smaak. In vaktijdschriften werd zijn werk niet serieus genomen en de weinige recensies waren negatief en afkeurend. Een enkele positieve recensent zag overeenkomsten met volkskunst en het authentieke werk van regionale pottenbakkers. De passie en woede die uit de potten spreekt, werd slechts door weinigen opgemerkt. 

Zo bleu en onervaren als hij aanvankelijk was, zo geroutineerd is hij nu in 2016. In de jaren die sinds Guerrilla Tactics zijn verstreken, heeft Grayson Perry een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Op het persoonlijke vlak heeft hij zich dankzij jarenlange psychotherapie ontworsteld aan zijn traumatische jeugdervaringen en zijn geaardheid als travestiet volkomen geaccepteerd. Zijn coming out als Claire – een man in vrouwenkleren – vond in 2000 plaats tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling in het Stedelijk. Bij de opening vertoonde Perry zich pas voor de tweede keer in het openbaar als Claire. Claire is sindsdien uitgegroeid tot een zelfverzekerde verschijning. Perry heeft jarenlang zelf zijn kleding ontworpen. Tegenwoordig ontwerpen studenten outfits voor Claire’s optredens. Rechts: Perry als Claire tijdens de opening in het Bonnefantenmuseum. 

De pot waarmee alles is begonnen: The Names of Flowers, 1994.

De eerste pot van Perry in de verzameling van het Stedelijk was in 1994 door directeur Rudi Fuchs in Londen gekocht, eigenlijk door toeval. Fuchs zag het werk op de planken staan in een galerie waar hij om een heel andere reden was, en vond het interessant. Het belandde daarna in het depot. In 1998 werd het ‘herontdekt’ door de nieuw aangetreden conservator. Dat was ik. Ik bestudeerde in die periode de keramiekcollectie van het Stedelijk in verband met de tentoonstelling en het internationale congres The Ceramic Millenium in Amsterdam. Ik bracht de kunstenaar een bezoek in Londen en deed meer aankopen. Perry en zijn vrouw Philippa kwamen over voor de opening. Hij was de jongste van de aanwezige kunstenaars.

De twee volgende aankopen die ik deed waren Beautiful Murderers Dying of Aids uit 1998. In lagen zijn in verschillende technieken modellen uit de mode-industrie afgebeeld en de verknoping van deze wereld met drugs en Aids. Het lusterglazuur van de hals verbeeldt de schone schijn. Designersmode werd in de jaren negentig enorm populair en Londen speelde daarin een grote rol. Perry heeft altijd een afkeer van ‘coole’ mensen gehad. Fotomodellen beschreef hij als ‘(…) the frontline troops of western consumerism: a dead pretty face selling white goods’. [bron: tent. cat. Guerilla Tactics 2002, p. 41]

De andere pot, Strangely Familiar (2000), heeft bij nadere aanschouwing een shockerende boodschap. Hij gaat over hypocrisie, perverse seks en kindermishandeling. Ik kocht de pot in 2000 net na het besluit om van Perry’s werk een tentoonstelling te gaan maken. Ik herinner me dat ik een afspraak had om een tentoonstelling van nieuw werk in zijn toenmalige galerie te gaan bekijken. Daar aangekomen moest ik op hem wachten omdat hij verlaat was. Bezweet en in een leren motorpak kwam hij binnenlopen met zijn helm in de hand. Zonder dat hij er om werd gevraagd, vertelde hij dat hij van zijn therapie kwam. Het was inmiddels te laat om nog naar de opening in de Tate Modern te gaan zoals we van plan waren. Ik herinner me hoe Perry in scherpe bewoordingen zijn afkeer beleed van het kunstwereldje dat zich daar die avond zou laten zien. In plaats daarvan gingen we een biertje in een café drinken. Daar vroeg ik hem of hij misschien met ons een tentoonstelling zou willen maken. Hij kon het niet geloven!

Nu de pot: De vorm ervan gaat terug op een pot van een gerenommeerde Engelse keramist maar het contrast met de inhoud is groot. Zoals vaak heeft Perry in lagen gewerkt. De bovenste laag bestaat uit ingegrifte figuren, blauw geschilderd, die verwikkeld zijn in sadomasochistische seks. Rechts van het midden is iemand vastgebonden en gemuilkorfd wiens ballen worden samengeknepen met een tang. Zo zijn er meer scènes die verwarring bij de kijker teweegbrengen. De blauwe figuren zijn geplaatst tegen een achtergrond die is aangebracht met behulp van foto-transfers (dat zijn een soort plakplaatjes van foto’s die volgens een bepaald procedé op een keramisch voorwerp kunnen worden aangebracht). Voorgesteld is een zee aan eenvormige eengezinshuizen, de keurige woonwijk van de suburb. Wij zouden zeggen: de Vinexwijk. Perry is altijd bijzonder afkerig geweest van de suburb en de hypocrisie van de middle class. Vooral als het om seks en geweld gaat. De derde laag van de pot is op het eerst gezicht nauwelijks te ontwaren. Het is een doorlopende tekst die uit twee regels bestaat. Als een olielaag ligt hij over de pot. De regels zijn: ‘Daddy don’t hit me, Mummy stop him…’ Ik weet nog hoe geschokt ik was toen ik deze pot voor het eerst nauwkeurig bekeek en begreep dat de inhoud een relatie had met het leven van de kunstenaar zelf.

Veel van Perry’s potten zijn autobiografisch en hebben te maken met traumatische jeugdervaringen, seksualiteit, geweld en sekse-identiteit (gender). Een allesoverheersende rol speelt zijn travestie, zijn afkomst – working class zoals hij het zelf aanduidt – en de streek waar hij opgroeide, Essex. Essex staat voor alles wat plat en burgerlijk is. Zijn obsessie voor man/vrouw-transformaties, perverse seks en geweld nam velerlei vormen aan. In zijn vroege potten werden deze thema’s vaak op grove manier verbeeld. Pas na jarenlange therapie leerde hij omgaan met zijn innerlijke tegenstrijdigheden.

Vanaf 2001 reisde ik regelmatig naar Londen voor lange werksessies om zijn oeuvre in kaart te brengen en op te sporen. Samen met zijn toenmalige galeriehouder Laurent Delaye speurden we aan de hand van lijsten van exposities uit het verleden naar werken en namen van kopers. Er was geen enkele documentatie bijgehouden, geen archief, nauwelijks plaatjes en boeken waren er evenmin. Het was één grote puzzel. Er is zelfs een advertentie geplaatst om zijn werk terug te vinden. Zijn productie werd bij onze eerste werksessie geschat op zo’n 540 werken. Het ene jaar maakte hij er zo’n 30, het andere jaar wel 100. Ik herinner me hoe de fotograaf met wie we in zee gingen, me vertelde hoe hij voor enkele ponden een vroege vaas in een thrift shop (kringloopwinkel) had gevonden. Zoiets was toen nog mogelijk.

Hier twee potten die betrekking hebben op Perry’s ongelukkige jeugd. Ze zijn overladen met beeld en tekst. De vormen zijn klassiek en voor iedereen herkenbaar. De vazen zijn mooi en verleidelijk versierd, uitgevoerd in verschillende technieken. Mad Kid’s Bedroom Wall (1996) is een sleutelstuk dat gaat over de kwellingen van een adolescent die worstelt met zijn seksualiteit, met teksten die hij in die tijd schreef.

Nostalgia for the Bad Times (1999) is gebaseerd op collages uit Perry’s schetsboeken. De voorstelling heeft betrekking op zijn tienerjaren: hoe hij door de warme korenvelden liep, vol onderdrukte seksuele gevoelens en perverse fantasieën. Hij voelde zich aangetrokken door bunkers uit WO II, ging daar op de fiets heen en zag er de restanten van geheime seks: condooms en pornoblaadjes, soms een oud matras. De man met het vliegtuigmodel, links van het midden, staat model voor de passie die Perry voor modelvliegtuigen had. Dat hij deze thema’s in de late jaren negentig weer opnam, had te maken met zijn therapie.

Een belangrijk moment in de carrière van Grayson Perry was zijn coming out als travestiet. Deze vond in 2000 plaats in zijn galerie: niet als publieke performance, maar als een intieme bijeenkomst met familie en vrienden. De jurk is ontworpen door de kunstenaar. Het is een typische kleine-meisjesjurk met een rond platliggend kraagje, pofmouwtjes en een wijde rok. Perry droeg er een strikje in zijn haar bij. De outfit symboliseerde voor hem de onschuld van het meisje en haar kwetsbaarheid: de essentie van vrouwelijkheid waar hij als kind zo naar had verlangd. De jurk werd voor het eerst publiekelijk geëxposeerd in het Stedelijk.

In de tijd dat ik met Perry aan zijn tentoonstelling werkte, had hij wekelijkse therapiesessies. Om zijn werk te kunnen begrijpen, moesten we vertrouwelijk worden. Dat hij aan depressies leed wist ik niet, maar hij vertelde me veel over zijn jeugd: hoe zijn vader het gezin had verlaten, de slechte relatie die hij vervolgens met zijn stiefvader had, en vooral zijn verwarring over zijn anders zijn en de verstoting uit zijn ouderlijk huis toen hij betrapt werd in de kleren van zijn zusje. In de monografie van Jacky Klein uit 2009, Grayson Perry, is een apart hoofdstuk gewijd aan de emotionele problemen waaraan Perry toen leed. Maar toen zat hij nog midden in de verwerking van zijn verleden. Ik was waarschijnlijk de eerste buitenstaander die zijn schetsboeken te zien kreeg en die hoorde van zijn worsteling met zijn seksuele identiteit.

Links: Edith Perry 1851: Claire als een soort Victoriaanse voorouder van haarzelf. Rechts: Claire and Florence visit Shrine to Essex Man. Claire in de gedaante van een antropologe. NB Perry heeft een theedoek om zijn hoofd geknoopt.

Van een veel vroeger datum dan deze fotofantasieën, is het filmpje Bungalow Depression. Het is van 1980 en gaat over het leven van een jonge vrouw in een buitenwijk. Met veel aandacht voor details legt Perry de dagelijkse routine van de vrouw vast. Hij vertelde me dat hij zich het leven van Claire als twintigjarige zó voorstelde. Toen hij de film maakte was hij zelf, niet toevallig, even oud.

Nog twee foto’s van Claire van vóór de coming out: links: Claire in een pseudo-folkloristisch kostuum dat verwijst naar een vrouw in klederdracht uit Oost-Europa, bijvoorbeeld de Balkan. De vrouw is gewapend met een Kalasjnikov. Het beeld verwijst naar nationalisme en oorlog. De motieven op de rok stellen gruwelijke oorlogshandelingen voor, zoals een soldaat met erectie die een kind doodschiet en een exploderende bus met passagiers die een davidsster dragen. Het kostuum heeft Perry zelf ontworpen, zijn eerste. Voor de aankleding en pose van de rechter foto werd hij geïnspireerd door de omslagen van oude tijdschriften over modelvliegtuigjes die hij verzamelde. Daarop stond steevast de echtgenote van de fabrikant, op haar paasbest gekleed, met een modelvliegtuigje in haar armen. Hij legt hier de verbinding met seks door de naam: X92. Gespiegeld staat er sex. Het keramische object was in Amsterdam ook geëxposeerd.

De fascinatie voor wapens en oorlogstuig had hij van jongs af aan. Zijn vader was RAF-piloot geweest. De interesses van Perry als kind waren die van een echt jongetje: vliegtuigen, geweren, raceauto’s: stoere dingen. Als volwassene raakte hij zeer begaan met politieke kwesties, hij demonstreerde bijvoorbeeld met zijn vrouw Philippa tegen de inval in Irak onder Tony Blair. Toen ik na afloop van een van onze werksessies bij hen thuis at, werd het eten opgediend op beschilderde borden. Hij had er twaalf gemaakt: fabrieksborden die over waren gebleven van een grote party. Ze stonden onder in het gootsteenkastje. Ik was verbouwereerd door zijn nonchalance en maande hem er voorzichtiger mee te zijn. Nu zijn ze in bezit van het Stedelijk Museum onder de noemer Gulf War Dinner Service (1991).

De schilderingen zijn een bijtend commentaar op de Golfoorlog. Deze oorlog werd door de precisiebombardementen met Stealth-raketten voorgesteld als een ‘schone’ oorlog. Voor het eerst werden live beelden van de frontlinie uitgezonden, door vooral CNN (rechts ziet u de verslaggever met een microfoon). De oorlog kreeg daardoor de bijnaam Video Game War. De fallus komt veel voor op de borden: als wapen en symbool van mannelijk geweld.

Links een bord met een parodie op de Stars and Stripes en rechts Uncle Sam als overwinnaar: een skelet op een Harley.

Deze pot, Floating World (2001), kocht ik tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling bij Laurent Delaye Gallery. Toen nog betaalbaar. De prijzen voor zijn werk zijn nu astronomisch. Ik schat dat de waarde van een dergelijke pot nu tegen de 100.000 pond loopt. De titel Floating World verwijst naar de Japanse Ukíyo-e: de wereld van plezier, geisha’s en taveernes. Het onderwerp van de pot is mannelijkheid, machismo. De wereld van de alfaman: snelle auto’s, hard rijden, stoer gedrag, weinig compassie voor de medemens. De pot is bezaaid met autowrakken, getekend in de klei, zwart omlijnd en bedekt met een glanzend lusterglazuur. Her en der liggen slachtoffers. Op de achtergrond zijn in rood idyllische landschapjes getekend en nederzettingen met kerktorens, ook als een fallus voorgesteld. De masculiniteit wordt verder verbeeld met tekeningen van hoge flats: een veelvoorkomend motief in het werk van Perry dat staat voor koele, rationele – lees onleefbare – architectuur. Ontstaan aan de tekentafel. Alsof dit nog niet genoeg is, heeft hij over de hele pot plakplaatjes verspreid van een in goud getekende penis. Toen ik hem vroeg van wie die wel niet was, vertrouwde hij me toe dat het de zijne was. Zijn voorliefde voor provocatie en het toepassen van fallussymbolen heeft Perry later verklaard uit zijn ongelukkige jeugd en het ontbreken van een liefdevolle vader.

Deze twee werken zijn gemaakt als commentaar op de eigenaar van de beroemde Londense galerie Anthony d’Offay. Perry was er korte tijd mee verbonden, maar constateerde dat de galeriehouder meer geïnteresseerd was in de carrière van gearriveerde kunstenaars, dan in het helpen van jonge nog niet bekende kunstenaars. In het netwerk staan omstippelde velden met de namen van beroemde kunstenaars als Andy Warhol en Roy Lichtenstein. Aanvankelijk maakte Perry één pot, maar toen iemand die in zijn atelier zag en hem vergeleek met een peperstrooier, maakte hij er een tweede bij als zoutstrooier. Op die laatste plaatste hij de namen van de 20 meest verkochte kunstenaars uit de stal van de galerie. In vorm en inhoud is dit stel een commentaar op de kunstwereld. Een onderwerp dat Perry tot op vandaag bezighoudt en ook goed vertegenwoordigd was op de tentoonstelling in Amsterdam.

Tree of Death is het eerste borduurwerk dat de kunstenaar heeft ontworpen. Het is met een computer uitgevoerd. De lap (250 x 250 cm) is samengesteld uit identieke lapjes die in vier verschillende richtingen vanuit het midden aan elkaar zijn gezet. Het hoofdmotief is een spuitende fallus, geflankeerd door een gestileerde atoomwolk (lichtblauw) en een gevechtsvliegtuigje. De bekende Amerikaanse quilts vormden de inspiratiebron voor dit werk.

De fallus als strooimotiefje, te vergelijken met een bloemetje of vogeltje… Perry zei er zelf over dat de penis met het strikje eromheen voor hem de gedecriminaliseerde penis voorstelde. In plaats van een bedreigend beeld, een motief dat je op een kinderjurkje kunt aantreffen zoals een paar kersjes.

Een thema dat hem in het bijzonder bezighield in die periode was kindermishandeling. Gezien zijn achtergrond verbaast dat niet, maar men moet bedenken dat de wereld in de jaren negentig werd opgeschrikt door de gruweldaden van Marc Dutroux en dat Engelse schandaalbladen gretig nieuws plaatsten over vermiste kinderen en huiselijk geweld. Verschillende vazen op de tentoonstelling lieten voorstellingen zien die met kindermisbruik en -mishandeling te maken hadden, zoals hier afgebeeld: Childhood Trauma Manifesting Itself in Later Life, 1992.

Bijzonder indrukwekkend is wat dit betreft deze hoge vaas met zijn traditionele vorm en glanzende bovenkant, in goudluster uitgevoerd. We’ve Found the Body of Your Child (2000) laat schokkende beelden zien van een gevonden kinderlijkje. De ingegrifte tekening is geïnspireerd op een bekend schilderij van Pieter Bruegel. In de catalogus plaatsten we naast de foto’s van de pot het volgende citaat: ‘95 % of child murders are committed by a parent of the victim’. [Guerilla Tactics 2002, p. 50]

Nauw verbonden met het onderwerp kinderen en kinderverwaarlozing is Perry’s teddybeer Alan Measles. Hij komt in allerlei gedaantes en uitvoeringen voor: in tekeningen, borduursels, kleifiguurtjes, in het geweven werk en als zelfstandige sculptuur. Op de afbeelding links ziet u hem als bekroning op het deksel van de rijkversierde vaas Triumph of Innocence (2000), rechts op Claire’s coming out dress. De beer was Perry’s surrogaatvader, een onoverwinnelijke held. In 2002 was hij een echte teddybeer, daarna kwam hij ook in mengvormen voor.

Op Perry’s tweede grote solotentoonstelling in 2007, in Kanazawa in Japan, kreeg Alan Measles een hoofdrol toebedeeld. Hij figureerde prominent op promotiemateriaal zoals deze flyer. De titel van deze tentoonstelling was My Civilisation: Alan Measles is afgebeeld met voetbal, bier en shopping bag. Op het wandkleed rechts is Measles afgebeeld met een bomgordel en Kalasjnikov. Het hing in Maastricht in een andere context: die van fanatiek geloof en terreur, een verwijzing naar het hedendaagse terrorisme.  

De tentoonstelling Guerrilla Tactics

De tentoonstelling in Amsterdam liet zo’n 50 potten zien. Ze stonden opgesteld op sokkels zonder beschermende kap. Ik vond dat belangrijk omdat ze zo gelaagd zijn, en je ze als het ware moet kunnen lezen om de boodschap ervan tot je door te laten dringen.

Ik had de bovenzalen van het museum tot mijn beschikking gekregen met daglicht van boven. De sokkels waren in pastelkleuren geverfd, maar de bovenkanten waren wit. Dat was om ongewenste reflectie te voorkomen. De sokkels waren zó opgesteld dat ze een halve cirkel vormden. De potten stonden in twee grote zalen.

In een licht verduisterde ruimte hingen drie wandkleden, de eerste die Perry heeft ontworpen. Tussen de kleden hingen twee jurken: de enige die toen bestonden, een groot verschil met nu. Links de Coming Out Dress (de gele versie, er is ook een blauwe) en rechts het folkloristische kostuum voor Claire as The Mother of All Battles. De ruimte had een gewijde sfeer als in een kapel.

In de introductiezaal (ontworpen door Mart. Warmerdam) stond een soort grote kijkdoos met daaromheen tafelvitrines met plat materiaal en foto’s van Claire aan de wand. In de kijkdoos waren aan de ene kant wandvitrines uitgespaard. Daarin waren de vroegste werken geëxposeerd: keramiek uit de jaren tachtig. Aan de andere kant waren kijkgaatjes aangebracht waarachter de intieme schetsen, collages en andere privédocumenten lagen. Op de kopse kant waren op een schermpje twee korte videofilms te zien. Om het publiek niet te overvallen met het confronterende werk van Perry was een introductiefilm gemaakt waarin ik hem interviewde. Het was voor mij belangrijk dat het werk goed begrepen zou worden. Ik wilde koste wat kost voorkomen dat de sensatiepers er een schandaal van zou maken. Dat was immers in Engeland vaak gebeurd. Ik had zelfs een bordje opgehangen dat het museum ouders adviseerde om kinderen onder de 16 te begeleiden.

Perry was nauw betrokken bij de inrichting. We hadden de tentoonstelling in onze werksessies op papier voorbereid, maar de ervaring leert dat er altijd veranderingen worden aangebracht tijdens het daadwerkelijke inrichten.

De beelden voor de uitnodigingskaart en poster illustreerden de twee kanten van zijn autobiografische werk: de beschadiging als kind en tiener en zijn travestie: Perry als Claire. Links een detail van de pot Mad Kid’s Bedroom Wall. Het toont een deel van een jongenskop met treurige oogopslag en een appliqué van donkerbruine klei. Het is een langgerekt vrouwenfiguurtje met prominente borsten dat door een kind gekleid lijkt te zijn. Daartussen is een wezen gegrift, boos kijkend met in zijn linkerhand een damestasje. Voor de poster werd de foto van Claire as the Mother of All Battles gekozen. Extremen: man/vrouw, kwetsbaar/strijdbaar, intiem/trots. De twee afbeeldingen symboliseren Grayson Perry als een man van paradoxen.

Voor de catalogus (ontwerp Mart. Warmerdam) kozen we een vorm waarin de overladenheid van de inhoud op de potten optimaal tot zijn recht kwam. Naast de foto van een werk werd een aantal details getoond. Het vele interviewmateriaal bracht me op het idee om de afbeeldingen te combineren met citaten. Perry heeft een heel precieze en vaak ook humoristische manier om over zijn leven en werk te praten. En hij is een scherp waarnemer van maatschappelijke misstanden en van heersende modes, en een kenner van de menselijke natuur. Als een chroniqueur van het dagelijks leven. In deze rol is hij alleen maar gegroeid. Bijna alle latere publicaties hebben deze opzet gevolgd: een foto plus detailfoto’s met een toelichting van de kunstenaar. 

De recensies waren zeer positief. In het interview met De Telegraaf kwam het autobiografische karakter van het werk expliciet aan de orde, en ook het belang van kunst als vrijhaven: ‘Zonder kunst zou ik gek geworden zijn’, was de kop. NRC-Handelsblad gaf de hoogste waardering aan de tentoonstelling en plaatste later nog twee keer een herinnering aan de expositie waarvan één op de voorpagina.

Het was een warme zomer en dan is het in het museum meestal minder druk. Dat gold echter niet voor deze expositie. Elke dag weer zag je bezoekers die geconcentreerd en in doodse stilte eerst de pracht van de potten aanschouwden en vervolgens de vaak afschuwelijke boodschappen die erop te zien waren, tot zich namen. Ik ontving veel reacties van mensen die onder de indruk waren geraakt en de tentoonstelling als een onvergetelijke ervaring beschreven. En dat hoor ik nog.

Op de valreep werd de tentoonstelling overgenomen door de Barbican Art Gallery en was hij in september in Londen te zien. Dit leidde tot de nominatie van Grayson Perry voor de Turner Prize. Toen de nominatie bekend werd, belde Perry mij om het nieuws te vertellen. Vanzelfsprekend werd ik voor de opening en de prijsuitreiking uitgenodigd.

Turner Prize

De opening van de Turner Prize Show was een happening waar iedereen die er toe doet in de art scene aanwezig was, en ook de Engelse jet set niet ontbrak. Elton John was er bijvoorbeeld. Uit de collectie van het Stedelijk was Strangely Familiar opgenomen: een even sterk als navrant voorbeeld van Perry’s thematiek. Zo schreef ik in het personeelsmagazine van het Stedelijk Museum. Op de omslag ziet u een bloednerveuze Grayson Perry die alle weekendkranten had opgekocht om de recensies over de show te lezen. De Turner Prize Show is een gebeurtenis omgeven door sensatie en schandalen, vooral sinds de nominaties van Damian Hirst en Tracey Emin. Ook deze keer greep de schandaalpers de tentoonstelling dankbaar aan om op zoek te gaan naar schokkende beelden, verhalen en verwerpelijke kunst. En dat was niet moeilijk: de combinatie van seks en geweld doet het altijd, dus succes verzekerd.

Op 9 december 2003 werd tijdens een diner bekend gemaakt wie de Turner Prize gewonnen had. Ik was er bij en herinner me de lange tafels in het entreegebied van de Tate Britain en de tientallen genodigden, onder wie vele VIPS uit de wereld van de eigentijdse kunst. Ik ging er met de Perry’s in een taxi heen. De kunstenaar had de instructie gekregen een speech voor te bereiden voor het geval hij de gelukkige zou zijn. Hij was erg zenuwachtig.

Toen hij de prijs gewonnen had, sprak Perry de legendarische woorden: ‘It’s about time a transvestite potter won the Turner Prize’(op deze pot aangehaald zonder het woord potter). De prijs bevestigde wat al een tijd gaande was: de groeiende erkenning voor zijn werk, het inzicht dat zijn potten meer betekenden dan provocatie. De prijs versnelde dit proces en maakte dat andere musea hem voor exposities gingen uitnodigen en zijn werk gingen verzamelen. 

Van 2000 tot 2003 was ik veel in Londen. Eerst om de tentoonstelling in het Stedelijk voor te bereiden, vervolgens voor de expositie in de Barbican Art Gallery die ik samen met Perry heb ingericht. En toen de Turner Prize Show en de uitreiking van de prijs. Gaandeweg was er een speciale band tussen ons ontstaan. Die prijs zou tevens een keerpunt vormen. Ik logeerde tot dat moment bij hem thuis, en had het privilege te slapen in de guest bedroom (afbeelding links). Na de Turner Prize was Perry opeens beroemd en stond hij in het middelpunt van de belangstelling. Dat betekende het einde van mijn logeerpartijen. Om redenen van privacy werden afspraken niet langer thuis gemaakt.

happy Christmas

Nog jaren daarna kreeg ik bijzondere nieuwjaarswensen van de Perry’s, zoals de twee hierboven (met rechts een foto van Martin Parr). Philippa Perry was intussen een gevierd psychotherapeute. Ze schrijft zelfhulpboeken en net als Grayson maakt ze tv-programma’s. Zij is ad rem en geestig en doet daarin niet onder voor haar man. Perry maakte in 2004 zijn eerste tv-documentaire (over travestie) en heeft er sindsdien meer op zijn naam staan, waaronder twee die zijn onderscheiden met de BAFTA prijs.

Perry wordt vertegenwoordigd door Victoria Miro, een belangrijke galerie voor eigentijdse kunst. Regelmatig is daar nieuw werk van hem te zien. Ook de boekpresentatie van de eerste grote monografie, geschreven door Jacky Klein, vond daar in 2009 plaats. Rechts ziet u hoe Perry mijn privé-exemplaar van het boek voorziet van een opdracht. Links zet hij er stempels bij van figuurtjes die in zijn werk voorkomen.

interviews, foto’s, documentaires

Familie van mij in Engeland stuurt regelmatig knipsels uit Britse kranten op en ook een verzamelaar in Londen houdt me op de hoogte van alle aandacht die Perry tegenwoordig krijgt. Mijn knipselmap puilt uit van de uitgescheurde pagina’s uit Engelse dagbladen, radioboden, tv-gidsen enz. De hoeveelheid documentair materiaal is overweldigend geworden.

celebrity

Grayson Perry is van een onzekere, onervaren kunstenaar uitgegroeid tot een wereldster. Hij is een van de beroemdste kunstenaars van Engeland, lid van de Royal Academy, in 2013 geridderd, en sinds vorig jaar trustee van het British Museum. Alleen al in 2016 had hij drie grote tentoonstellingen: in Maastricht, in Sydney en Aarhus. Ondanks zijn status, drukke agenda en vele verplichtingen is hij loyaal gebleven. Hij stuurt nog steeds uitnodigingen van nieuwe tentoonstellingen op, vraagt mijn vriend en mij voor diners en memoreert mijn aandeel in zijn carrière in interviews en toespraken. Rechts ziet U ons op de opening van de tentoonstelling in Maastricht.

vereeuwigd in de kunst

Wat mij vooral trots stemt, is de vereeuwiging van het Stedelijk Museum en mijzelf op twee potten. Links een zeer decoratieve pot (Lovely Consensus, 2003) die versierd is met dierfiguren en planten, overtrokken met een glanzende lusterglazuur. Het toont de namen van de meest invloedrijke musea in de wereld. De vraag die er aan ten grondslag lag was: Wat is kunst, en wie bepaalt dat? Perry gaf daaraan zijn eigen draai, en maakte een vaas met zó’n luxueuze en verfijnde versiering dat hij wel verkocht moest worden aan één van dergelijke instellingen. En zo geschiedde het ook. Nog tijdens de Turner Prize Show werd hij verkocht. Per mobiele telefoon. Waar het mij echter vooral om gaat is dat de naam van het Stedelijk Museum er tussen staat. Op de pot rechts steekt hij de draak met de tafelschikking van officiële diners. Daarvoor geldt een strikte hiërarchie die voor de genodigden vaak niet op het eerste gezicht herkenbaar is met uitzondering van de VIP-tafel. Perry gaf de vaas met opzet een etnisch uiterlijk omdat de kunstwereld hem aan een stam doet denken en diners aan stambijeenkomsten. De titel A Network of Cracks (2004) verwijst naar het netwerken. Hij gebruikte de tafelschikking van de prijsuitreiking als uitgangspunt.

Mijn naam is op deze afbeelding nog net leesbaar: in het veld rechtsonder, de tweede van boven.

Marjan Boot, 17 april 2016, licht gewijzigd online gepubliceerd december 2021, met dank aan het Stedelijk Museum Amsterdam.

Momenteel zijn er twee exposities met het werk van Grayson Perry te bezoeken. De expositie Grayson Perry – We Shall Catch it on the Beaches is te zien in het Bonnefanten in Maastricht. De tentoonstelling Grayson Perry. Winnaar Erasmusprijs 2021 is te zien in het Kunstmuseum in Den Haag. Op 30 december om 22.10 uur zendt de VPRO een uitgebreid interview uit met de winnaar in het tv-programma Wintergasten.

https://erasmusprijs.org/en/laureates/grayson-perry/