De letters van Unger: sympathiek tegendraads

Communicatie bestaat dankzij taal en taal betekent lettertekens. Mede daarom wordt typografie binnen de grafische vormgeving beschouwd als iets heel belangrijks. Tegelijkertijd lijkt de vorm van die letters helemaal niet relevant, want we nemen die tijdens het lezen niet bewust waar. ‘Een goede letter zie je niet’, zei letterontwerper Gerard Unger. Over hem verscheen onlangs de monografie Gerard Unger. Life in Letters, geschreven door de Britse ontwerper en auteur Christopher Burke.

Blijkbaar nemen we de tekstletter alleen waar als die erg afwijkt of onleesbaar is. Dan moeten we ons inspannen en puzzelen, en gaan we ons ergeren aan de visuele hindernissen die de ontwerper opwerpt. Hij/zij is dan een stoorzender. Vooral tijdens het postmodernisme leken vormgevers dit tot het hoogste doel te verheffen, zie bijvoorbeeld de experimenten in tijdschrift Emigre en het werk van de Amerikaanse ontwerper David Carson. Alles werd uit de kast gehaald om te breken met conventies en het leesproces dwars te zitten. Niet toevallig viel dit samen met ontwikkelingen in software en computers waardoor ontwerpers eind jaren tachtig veel gemakkelijker in staat waren hun eigen letters te creëren en te vervormen. Een explosie aan lettertypes was het gevolg evenals een grote bloei van het letterontwerpen als métier. Gerard Unger begon zijn carrière echter ver voor die tijd – in 1967 – en aan de hand daarvan valt de hele ontwikkeling van de digitalisering vanaf het prilste stadium te volgen. Hij was bovendien niet alleen geïnteresseerd in techniek, maar ook in geschiedenis en theorie. Unger stelde zich ook op als auteur en onderzoeker, en heeft naast vele lettertypen tal van publicaties op zijn naam staan. Dat alles maakt dat hij een prominente positie inneemt in letterland.

Unger werd in 1942 geboren in Arnhem waar zijn vader de publiciteit verzorgde voor de Algemene Kunstzijde Unie (AKU). Daaronder was het bedrijfsblad Rayon revue dat vanaf 1947 werd vormgegeven door Otto Treumann. De AKU was overigens ook in standbouw een pionier wat betreft het samenwerken met ontwerpers. Vormgeving werd Unger dus met de paplepel ingegoten, al kwam het idee om naar het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs te gaan – de voorloper van de Gerrit Rietveld Academie – niet van hem zelf maar van zijn oudere broer. Tijdens die opleiding (1963-1967) leidde zijn belangstelling voor typografie hem naar de Typografische Bibliotheek van de Lettergieterij Amsterdam waar hij gretig alles absorbeerde over de geschiedenis van letters en drukken.

Na zijn studie kwam hij in het team van Wim Crouwel terecht op ontwerpbureau Total Design. Toch bleef hij daar niet en ging hij na dik een half jaar in op een aanbod van reclamebureau Prad. Onduidelijk is waarom, want Crouwel gaf hem de gelegenheid kritisch te reageren op zijn eigen New Alphabet dat destijds sterk in de publiciteit kwam. Het tegenvoorstel van Unger trok daardoor ook de aandacht.

Het werkverband met Prad duurde ook niet erg lang. Vervolgens werkte hij kort bij drukkerij en lettergieterij Enschedé en vormde hij enige tijd een bureau met Paul Mijksenaar. Dat leidde in 1974 tot werk voor de bewegwijzering van de Amsterdamse metro en het daarvoor ontwikkelde lettertype M.O.L. Hink-stap-sprong bereikte Unger dus het stadium van de freelance ontwerper met een eigen praktijk.

Amsterdamse metro, 1974, M.O.L.

Hell en de Digiset

Cruciaal was het contact met de Duitse firma Hell, producent van een zetmachine op basis van de kathodestraalbuis: de Digiset. Dit was een vorm van digitaal-elektronisch fotozetten die destijds nieuw was. Hell sloot met Unger een lucratief contract en hij kreeg de gelegenheid voor die machine letters te gaan ontwerpen. In de jaren zeventig vonden vele technische veranderingen plaats in de grafische industrie; later, rond 1986, kwamen de eerste Macintosh computers binnen het bereik van ontwerpers evenals desktop-software waarmee ze zelf aan de slag konden. De Digiset betekende een nogal grove vertaling van letters in pixels, waardoor goede rondingen en scherpe schreven moeilijk te bereiken vielen. Unger maakte al die ontwikkelingen mee en moest telkens nieuwe technieken onder de knie zien te krijgen. Maar het gaf hem ook de kans om nieuwe letters te ontwikkelen die bij uitstek bij die technieken pasten. Bijvoorbeeld voor dot-matrixprinters, laserprinters of beeldschermen. Tegelijkertijd daagde hij die technieken uit door er telkens nieuwe ideeën op los te laten. Want wie was er ten slotte de baas: de machine of de mens?

De monografie

Tot 1988 deed Unger alles met de hand. Het boek is dan ook rijkelijk geïllustreerd met talloze schetsen, werktekeningen, afdrukken, varianten, proeven en voorbeelden. Die komen allemaal uit Ungers archief dat 30 meter beslaat in het Allard Pierson. Burke putte daar veel uit, maar omdat Unger hem voor zijn overlijden al had gevraagd als auteur kon hij ook nog vele interviews afnemen. Het boek leunt sterk op die gesprekken, al raadpleegde Burke ook vele andere – schriftelijke – bronnen.(1)Ongebruikelijk is wel om in de bibliografie de publicaties van Unger niet chronologisch maar alfabetisch weer te geven. Verder ontbreken daarin de Nederlandse publicaties over Unger, begrijpelijk met een Engelse auteur, maar toch jammer. Burke, opgeleid aan de universiteit van Reading, is zelf grafisch vormgever en letterontwerper. Eerder publiceerde hij doorwrochte boeken over Paul Renner en Jan Tschichold. Tot Unger had hij minder afstand waardoor zijn studie in het teken staat van het respect voor hem als collega-ontwerper, met het doel ‘to historically document and assess Unger’s type design’. [p. 8]

De publicatie volgt de carrière van Unger in chronologische hoofdstukken waarin alle lettertypes – zo’n 38 in totaal – behandeld worden. Een laatste hoofdstuk gaat over Ungers onderzoek en zijn docentschappen. Ook wordt een aantal teksten van Unger gereproduceerd. Onvermijdelijk is er veel aandacht voor de technologie en voor de gedetailleerde aspecten van lettervormgeving, maar het hele boek ademt toegankelijkheid en nodigt uit tot lezen. Mogelijk is dat debet aan de letters van Unger zelf, die uiteraard voor de teksten zijn gebruikt, maar evenzeer komt dat door Burke’s prettige toon en de al even moeiteloos schijnende vormgeving van Hansje van Halem die het beeld ruim baan gaf.

Van Halem is een leerling van Unger en staat naar eigen zeggen ‘ver van de officiële letterwereld’ met theorie waar ze aanvankelijk ook niets van begreep.(2)Dutch Masters Special: Gerard Unger – YouTube eerbetoon aan Unger, 23 januari 2019; en Book launch Gerard Unger: life in letters – YouTube 1 april 2021. Na haar studie werkte ze mee aan projecten van Unger en gaf ze diens publicatie Theory of Type Design (2018) vorm. Gerard Unger. Life in Letters kreeg een chocoladebruin omslag – Unger heeft ooit ontwerpen getekend voor chocoladeletters en verdiepte zich daarin. De titel staat in een ornamenteel veld van gekleurde vlakken, typerend voor haar ‘handschrift’. In weerwil van het onderwerp letters – dat toch veelal beschouwd wordt als een specialisme voor specialisten – brengt de monografie alles met ruimte en lucht. Daarmee is het boek geheel in de geest van Unger, die niet alleen als persoon voor alles openstond, maar zich een leven lang inspande om zijn werk, zijn werkgebied en zijn kennis met anderen te delen. Als er iets is wat niet bij hem past dan is het wel het imago van de letterontwerper als ‘nerd’. Het resultaat is: een uiterst sympathiek boek maar geen hagiografie die barst van de superlatieven.

Letters

Bij Unger lijkt het ontwerpen een organisch, op zichzelf staand proces. De ene letter vloeit uit de andere voort; jaren later kunnen eerdere concepten opnieuw opgenomen en uitontwikkeld worden. Hij werkt in opdracht, maar meestal ontstaan letters doordat hij zelf een idee achterna wil gaan. En in dat proces spelen techniek, eigen vormwil en dienstbaarheid vrijwel altijd een gelijkwaardige rol.

Lettertype Flora, 1984.

Zo ontstond de zwierige Flora (1984) uit de wens om een letter te ontwerpen alsof die met een viltstift in één vloeiende lijn van één dikte was geschreven. Met de Hollander (1979-86) wilde hij een eigentijdse versie maken van een 17e-eeuwse Nederlandse letter. De Swift en de Gulliver (jaren ’80 en ’90), twee hoogtepunten uit zijn oeuvre, waren gericht op leesbaarheid en ruimtebesparing. Ze werden en worden gebruikt in kranten over de hele wereld. De een was scherp en strak waardoor hij in kleiner corps net zo leesbaar bleek; de andere leverde ruimte op omdat hij iets smaller was. Voor de ANWB verbeterde hij de bewegwijzering van de wegen. Hoewel die verandering later weer teniet werd gedaan, is duidelijk zichtbaar dat zijn kleine ingrepen een groot effect hadden. Het is overigens jammer dat een visueel overzicht van al Ungers letters in het boek ontbreekt.

Kenners zeggen dat zijn letters altijd te herkennen zijn als typische Ungers. Hun oriëntatie is horizontaal, de stokken en staarten meestal kort, de bogen gespannen en hoog geplaatst en de binnenruimte groot. De eigenheid van Ungers letters was echter altijd mede geïnspireerd door letters uit het verleden, de natuur of de beeldende kunst. Vandaar dat zijn axioma luidde: onzichtbare typografie bestaat niet.

Theorie en teksten

De kreet ‘onzichtbare typografie’ stamt uit de geschriften van Stanley Morison en Beatrice Warde, vakauteurs die tot in de jaren tachtig invloedrijk waren. Maar Unger bond daar de strijd mee aan. ‘Het koketteren met de knechtenrol, met de uiterste terughoudendheid [van de klassieke/traditionalistische typografen], dat is de grootste fantasterij waar de typografie ooit mee is opgezadeld’, zo liet hij zich ooit tegen Mathieu Lommen ontvallen.(3)Mathieu Lommen, Letterontwerpers, Haarlem: Joh. Enschedé en Zonen, 1987, pp. 75-76. Het wegredeneren van esthetiek en emotie, dat hij ook bij de modernist Tschichold ontwaarde, signaleerde hij als een blinde vlek. Hij brak graag een lans voor esthetiek en plezier, voor de schoonheid van letters en voor de opvatting dat elke letter de sporen draagt van de tijd waarin die ontstond en van zijn maker.

De aloude tegenstelling traditionalisme – modernisme, die het debat over typografie lange tijd beheerste, was voor Unger niet relevant. Dogma’s waren niet aan hem besteed en beide richtingen waren naar zijn mening uit op helderheid en leesbaarheid. Hun voorkeur voor klassieke schreefletters respectievelijk schreeflozen om dat doel te bereiken was echter niet meer dan dat: een aanname en een subjectieve zaak.

Deze standpunten komen in het laatste hoofdstuk aan bod waarin de opvattingen en de ‘theorie’ van Unger aan de hand van zijn geschriften wordt behandeld. Unger, die altijd al veel schreef en op 65-jarige leeftijd bovendien bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden werd, signaleerde in het vak een tekort aan theoretische onderbouwing. En hij heeft geprobeerd daarin te voorzien. Burke licht daar de belangrijkste punten uit, maar van mij had dit onderwerp meer aandacht mogen krijgen. In hoeverre Unger zich daarin onderscheidde van andere ontwerpers en welke positie hij in de vaktheorie innam wordt uit dit hoofdstuk bijvoorbeeld niet helemaal duidelijk. Ik mis hier meer context en weging.

Lezen en leesbaarheid

Wat betekent theorie in het letterontwerpen en de typografie als het vak vooral is gebaseerd op praktische omstandigheden – zoals, ik noem maar wat, papiersoort of persformaat – technische mogelijkheden en historisch gegroeide gewoontes? De typografie is gedurende een eeuw of vijf weinig veranderd. Het gaat daarbij, aldus Unger in zijn inaugurale rede in 2007, in een tekst om ‘articuleren, structureren, markeren, onderscheid aanbrengen, richting aangeven, rustpunten aanbrengen en zo meer.’(4)Gerard Unger, Typografie als voertuig van de wetenschap/Typography as Vehicle of Science, Universiteit Leiden, 2007, p. 31. Daaruit ontstonden conventies voor zaken als regellengte, spatiëring, voetnoten enzovoort, die soms worden neergelegd in een set van regels/voorschriften. Maar dat is nog geen theorie schreef hij, al kan erover getheoretiseerd worden.

Een andere conventie is ons alfabet; de lettertekens die mensen aanleren en waarmee ze lezen en schrijven. Waar gaat de conventionele letter over in een onleesbare letter, zo vroeg Unger zich af. Maar een andere vraag hield hem langduriger bezig: hoe lezen we? Daarover zijn theorieën ontwikkeld door onder andere neurowetenschappers. Die beweren enerzijds dat letters ergens in vast ons brein zijn opgeslagen en anderzijds dat we letters waarnemen vanuit hun vormcomponenten (de bochten etc). Maar de vraag is of we lettertekens wel werkelijk waarnemen. Tijdens het lezen vallen de tekens weg, we zien ze niet meer, ze veranderen in beelden, gedachtes, gevoelens en ideeën. In die zin noemde Unger typografie wél onzichtbaar. Maar doet de vorm van die letters er dan eigenlijk wel toe? En, is het herkennen van woorden niet belangrijker dan de losse tekens?

In zijn intreerede presenteerde Unger de typografie als steun en toeverlaat van het lezen, van kennis verwerven, nadenken, het bevorderen van communicatie en de vrijheid van meningsuiting. Lezen is uiteraard van groot belang evenals communiceren. Maar is het niet vooral het alfabet en de drukpers die dit mogelijk maken, het feit dat we talige wezens zijn? De een kan bovendien beter lezen dan de ander en een roman is wat anders dan een gebruiksaanwijzing of een wetenschappelijk boek. En, om een uitspraak van Crouwel lichtelijk gewijzigd te parafraseren: een onbegrijpelijke tekst wordt niet beter door de typografie. Ondanks alle onderzoeken is het lezen een raadsel gebleven.

De tweede vraag die in Ungers werk centraal staat is: wat is leesbaarheid? Ook daarvoor bestaat geen theorie of een wetenschappelijke standaard of norm. En ook daarvoor geldt dat die gebaseerd is op historisch gegroeide gewoontes en op aannames. Unger zelf was ervan overtuigd dat letters met grotere binnenvormen de leesbaarheid bevorderden. En zijn persoonlijke antwoord lag in het combineren van conventionele, bekende vormen met onbekende, niet conventionele, wellicht tegendraadse, elementen.

De Alverata

Een hoogtepunt in het leven van Unger was zijn promotie in 2013 met een lijvig proefschrift: de studie van romaanse kapitalen op 11e– en 12e-eeuwse inscripties.(5)Alverata, hedendaagse Europese letters met wortels in de middeleeuwen | Scholarly Publications (universiteitleiden.nl). Die letters vertoonden een grote variëteit en inventiviteit, en dat fascineerde hem. Talloze reizen door Europa langs kloosters, kerken, grafstenen en bibliotheken met manuscripten leverden het materiaal op basis waarvan hij een nieuwe letterfamilie ontwierp: de Alverata. Daarmee opende hij een historische ‘fundgrube’ die tot dan toe weinig aandacht had gekregen en bracht hij een ongelofelijke hoeveelheid materiaal en documentatie bijeen.

Van die familie is de Alverata irregular het toppunt. Hierin worden varianten aan het alfabet toegevoegd zodat het meerdere versies van bepaalde letters bevat. In een tekst komen zo drie verschillende e’s voor en is het mogelijk die af te wisselen. Heel interessante lettervormen – hoekig en rond – zitten in een en hetzelfde lettertype. Het resultaat doet vertrouwd aan maar oogt tegelijkertijd excentriek. De ingebouwde vervreemding leidt zonder meer tot een uiterst intrigerend tekstbeeld. Het is wellicht de minst ‘onzichtbare’ letter van zijn hand.

Frederike Huygen, juni 2021, met dank aan Mathieu Lommen.

Christopher Burke, Gerard Unger. Life in Letters, 336 pagina’s, ontwerp: Hansje van Halem, uitgeverij De Buitenkant, 45 euro, https://www.uitgeverijdebuitenkant.nl.

noten   [ + ]

1. Ongebruikelijk is wel om in de bibliografie de publicaties van Unger niet chronologisch maar alfabetisch weer te geven. Verder ontbreken daarin de Nederlandse publicaties over Unger, begrijpelijk met een Engelse auteur, maar toch jammer.
2. Dutch Masters Special: Gerard Unger – YouTube eerbetoon aan Unger, 23 januari 2019; en Book launch Gerard Unger: life in letters – YouTube 1 april 2021.
3. Mathieu Lommen, Letterontwerpers, Haarlem: Joh. Enschedé en Zonen, 1987, pp. 75-76.
4. Gerard Unger, Typografie als voertuig van de wetenschap/Typography as Vehicle of Science, Universiteit Leiden, 2007, p. 31.
5. Alverata, hedendaagse Europese letters met wortels in de middeleeuwen | Scholarly Publications (universiteitleiden.nl).