Een sterk staaltje in V=vorm

Met de publicatie van V=Vorm, Nederlandse vormgeving 1940-1945, heeft Yvonne Brentjens een periode van de Nederlandse designgeschiedenis in kaart gebracht waaraan weinig of geen aandacht was besteed.(1)Brentjens, Y., V=Vorm, Nederlandse vormgeving 1940-1945, Rotterdam 2015. Haar onderzoek dwingt bewondering af, al was het maar door de ongelooflijke hoeveelheid nieuw bronnenmateriaal die zij opdolf en de onorthodoxe, maar niet altijd even duidelijk gestructureerde, aanpak die tot nieuwe inzichten leidde. Het rijke arsenaal aan afbeeldingen laat veel tot nu toe onbekend materiaal zien, dat door Piet Gerards en Maud van Rossum in een heldere en fraaie opmaak wordt weergegeven. Dit stuk is geen algemene kritiek op of recensie over het boek, maar bedoeld als een counter-case study want het plaatst zich lijnrecht tegenover de casus in V=Vorm over het gebruik van plaatstaal in Nederland, dat volgens Brentjens pas tijdens oorlogstijd van de grond zou zijn gekomen. Ik zal trachten aan te tonen dat deze opvatting naar het rijk der fabelen kan worden verwezen.

Catalogus Stalachorme nr. 2, 1937, Gispen.
Catalogus Stalachorme nr. 2, 1937, Gispen.

In deel drie staat de case study ‘De Cirkel en plaatstaal’ en daar richt ik mijn pijlen op. Het manco dat ten grondslag ligt aan de casus, is de te beperkte bron: het stuk leunt te zwaar op een nogal gedateerde en niet gepubliceerde doctoraalscriptie van Daniëlle Lokin en Joep Tange uit 1982, die niet uitmunt door een breed contextueel kader.(2)Lokin, D. en J. Tange, De vormgeving bij de Cirkel, 1934-1982, ongepubliceerde doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis Leiden, 1982. Die krapheid van het contextuele kader had ook te maken met het feit dat er toen nog weinig gepubliceerd was over andere metaalmeubelfabrieken. Pas in 1988 kwam Koch, A., Industrieel ontwerper W.H. Gispen (1890-1981), een modern eclecticus uit, waarin een en ander over Stalachrome en plaatstalen meubelen bij Gispen staat (helaas is toen ‘plaatstaal’ niet als lemma in de index opgenomen, maar ‘Stalachrome’ wel). De bewering die zij optekenden uit de mond van Jan Schröfer dat De Cirkel als eerste fabrikant in Nederland de oplossing bedacht van een werkstoel, de Doe Meer-stoel, met een vierpootvoet in gezet plaatstaal in oorlogstijd is onjuist en een vorm van concurrentievervalsing van de kant van De Cirkel. Bovendien klopt het evenmin dat er voor de oorlog niet of nauwelijks plaatstalen meubels werden geproduceerd.(3)Brentjens, o.c., p. 226. Schröfer wist wel beter. Grote én in omvang grotere concurrent Gispen, produceerde al vanaf 1935 plaatstalen meubelen en kantoor- of woonaccessoires, zowel onder de eigen naam als onder het merk Stalachrome.

Kantoorstoel van Gispen uit de catalogus nr. 3, 1938.
Kantoorstoel van Gispen uit de catalogus nr. 3, 1938.

Stalachrome was het geesteskind van ir. Wim van Osselen, die na een financieel debacle bij Gispen door de aandeelhouders als zakelijk directeur naar voren was geschoven. Op 1 november 1932 trad hij in dienst en de oprichter van het bedrijf, Willem Gispen, was vanaf die tijd nog slechts artistiek directeur. Van Osselen had scheepsbouwkunde gestudeerd in Delft en bracht vanuit die studie kennis mee over de mogelijkheden van plaatstaal in de industrie. Hij had enige tijd nodig om zijn idee dit materiaal toe te passen op kantoormeubilair ingang te doen vinden en hij stuitte daarbij op nogal wat weerstand van zijn artistieke compagnon. Van Osselen vond zijn inspiratie vooral in de voorbeelden van de Amerikaanse fabrieken van Office Furniture, die daar zelfs al vóór de Eerste Wereldoorlog volop plaatstaal, ook voor kantoorstoelen, toepasten. In de kantoren van de Van Nelle-fabriek in de Spaanse Polder (1930) stonden diverse van dergelijke Amerikaanse kantoorstoelen.(4)Godrie, C. en P. Vöge, Werkstoelen, stichting Stoelenmuseum, Amsterdam 1996, afb. 17. Zie ook Koch, A., ‘Zakelijkheid als zoektocht naar het Hogere. Over de Van Nelle interieurs en hun betekenislagen’ in: Bakker, A., D. Camp en M. Dicke (red.), Van Nelle. Monument van de vooruitgang, Rotterdam 2005, pp. 170-193, p. 174 en afbeeldingen op p. 170. Hij had ook dichterbij huis kunnen kijken want ook in Duitsland en Engeland komen al in 1915 stoelen en krukken voor met onderstellen in gezet plaatstaal.(5)Godrie en Vöge, o.c. (noot 4), afb. 7 en 8.

Willem Gispen spartelde om diverse redenen tegen: hij vond de vormgeving te sterk leunen tegen de Amerikaanse voorbeelden, de standaardkleur waarin Stalachrome op de markt kwam was niet naar zijn zin en door sterke groei van dit kantoormeubelsegment zag hij zijn favoriete woonmeubel- en lampenproductie in gevaar komen.(6)Stalachrome kon zich verheugen in een progressieve groei, zoals Van Osselen trots vermeldde in een brief aan de Kamer van Koophandel voor de Neder Betuwe te Tiel (d.d. 20-1-1939): ‘Speciaal de omzet van plaatstalen meubelen is belangrijk toegenomen.’ Dagboeken Van Osselen ‘Directie Particulier’, HNI Gisp 503/1-10, onder datum 20 februari 1939. Zo noteerde Gispen in een brief aan Van Osselen: ‘Voor het heil van de mensheid zou WHG het betreuren als iedere Europeaan, Neger, Chinees, Arabier enz. enz. na verloop van tijd achter zo’n saai poepgroen Stalachrome bureau zou zitten. (…) Hij [vindt] Stalachrome totaal ongeschikt (…) om als hoofdprodukt te worden beschouwd, want het is een namaak van een Amerikaanse constructie; noch door auteursrechten, noch door patenten is het beschermd en technisch is er niets aan om het te maken.’(7)Koch, A. en S. van Schaik, Gispen, (Zwolle) 2011, p. 71. Toch gaf hij zich gedeeltelijk gewonnen: hij ontwierp in 1935 een lectuurbak in plaatstaal en enkele slaapkamermeubels (kasten en nachtkastjes), maar dan in ‘frisse’ kleuren gelakt.

Om de door Willem Gispen aangevoerde redenen mocht Stalachrome niet onder de naam Gispen in de handel komen en werd het niet in de Gispen toonzalen getoond. Dit projectmeubilair ging rechtstreeks naar de detailhandel in kantoorbenodigdheden en Blikman & Sartorius verzorgde de distributie ervan.

Gispen tabourets in catalogus nr. 3, 1938.
Gispen tabourets in catalogus nr. 3, 1938.

In 1935 verscheen de eerste Stalachrome catalogus in een wat provisorische ‘Gestetner druk’ (stencil). Het zijn hierin vooral rechthoekige meubels als kasten, schrijftafels en bureaus die in plaatstaal zijn vervaardigd, maar ook al enkele accessoires, zoals twee papierbakken.(8)Stalachrome Nederlands fabricaat, september 1935, pagina’s niet genummerd. Verder zijn er stalen buisstoelen (naar ontwerp van Willem!), maar in ‘aluminium groen gespoten’ buis.(9)O.c. (noot 8). De groei van dit type, betrekkelijk goedkope, projectmeubelen was onstuimig en in 1937 en 1938 verschenen er volwassen catalogi in een fraai vormgegeven en gedrukte versie. Van deze twee is Stalachrome catalogus no. 3 in dit verband het interessantst. Daarin verschijnen namelijk enkele zitmeubelen in gezet plaatstaal. De verschijningsdatum is 28 mei 1938, alhoewel in de dagboeken van Van Osselen eveneens de datum 1 mei wordt genoemd.(10)Van Osselen, W., o.c. (noot 6), notities onder 1 en 28 mei 1938. De betreffende stoel en krukken moeten ongetwijfeld vóór 1 mei zijn ontworpen. Op 1 februari 1938 was binnen het designteam onder leiding van Christoffel Hoffmann speciaal voor de afdeling Stalachrome de tekenaar W. Bohré aangenomen. Het is verleidelijk hem deze ontwerpen in de schoenen te schuiven, maar een ontwikkelingstijd van drie maanden voor een product lijkt aan de korte kant.(11)Het betrof een goede tekenaar gezien het maandbedrag van f 180,- dat hij bij aanstelling verdiende. Hij kwam van KVS, Zwolle, dat in 1937 was opgericht en nog steeds bestaat als kantoorinrichter (ter vergelijking: Van Osselen verdiende als zakelijk directeur f 400,- p.m.).

Opvallend aan de Stalachrome werkstoel 3221 is dat zeker de vierpootconstructie vooruitloopt op de Doe Meer-stoel van De Cirkel. Alleen komen de vier u-profielen meer van de vloer omhoog aleer ze de verbinding aangaan met de kolom onder de zitting. Over de 3221 zegt de catalogus: ‘Deze stoel is bedoeld als werkstoel in ateliers of fabrieken waar zittende arbeid wordt verricht. Niettemin kan deze stoel zeer goed als schrijfmachinestoel worden gebruikt. De stoel is draaibaar en in hoogte verstelbaar van 42 op 55 cm zithoogte. De rugbeugel is over een afstand van 13 cm van voor naar achter verstelbaar en de rug kan hoger of lager worden gezet.’(12)Stalachrome kantoormeubelen Nederlands fabricaat Catalogus No 3, p. 6.

Schröfer hoopte met zijn Doe Meer-stoel in ‘vredestijd onmiddellijk een voorsprong te nemen op de concurrentie.’(13)Brentens, o.c. (noot 1), p. 225. Alsof hij niet wist dat die concurrentie een dergelijke stoel reeds had gefabriceerd en er ook na de oorlog nog enige tijd mee op de markt kwam!(14)In Gispen cat. 0/1-4 (1949) staat hij afgebeeld nu onder nummer Gispen 350. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het onderscheid tussen Stalachrome en Gispen te vervallen en werden alle producten onder de naam Gispen geleverd. De heren Van Osselen en Schröfer ontmoetten elkaar voor de oorlog al geregeld op zakelijk niveau en moeten van elkaars producten op de hoogte zijn geweest.(15)Van Osselen plakte in zijn dagboeken geregeld knipsels van de advertenties van concurrenten als hij daar aanleiding toe zag. Zo vergaderden beide mannen op 24 april 1939 te Utrecht samen met de directie van Fana. EMS zou eveneens bij het overleg betrokken zijn geweest ‘…maar waarschijnlijk was die afwezig omdat volgens den Heer Schröfer dit bedrijf j.l. Zaterdag in andere handen is overgegaan’ aldus een dagboeknotitie van Wim van Osselen.(16)O.c. (noot 6), notitie van maandag 24 april 1939.

De conclusie die Brentjens eruit trok: ‘Stalenbuismeubelfabriek de Cirkel in Amsterdam kreeg door aanlevering van Duits staal het inzicht dat kantoorstoelen niet per definitie van verchroomd buismateriaal hoefden te worden gemaakt’(17)Brentjens o.c. (noot 1), p. 357. is dan ook een foutieve en geeft te veel eer aan de rol van Schröfer en/of De Cirkel. Een rol die door het hier boven betoogde nogal dubieus mag worden genoemd en als een verdraaiing van feiten mag worden afgedaan.

De door Brentjens elders behandelde Pelko 21 stoel van de firma Gispen uit 1941, is overigens niets anders dan de ‘houten poot’-variant van Stalachrome werkstoel 3221 en een logisch Ersatz-vervolg op het oorspronkelijke ontwerp uit 1938.(18)Brentjens o.c. (noot 1), p. 357.

André Koch, 9 juni 2015.

Reactie Yvonne Brentjens, 10 juni 2015: ‘Een minder sterk staaltje’

In de ‘De Cirkel en plaatstaal’ wordt ingezoomd op de ontwikkeling die zich tijdens de bezetting binnen het bedrijf voltrok door de aanlevering van Duits staal. De fabriek was in het begin van de oorlog nog bezig met het ontwikkelen van een verstelbare kantoorstoel van buisstaal, maar stapte (eenmaal beschikkend over nieuwe materialen) over op een werkstoel met plaatstalen onderstel. In de casus wordt die ontwikkelingsgang in samenhang met het eerdere buisstalen prototype als volgt beschreven: ‘Toegeleverde plaatstalen onderdelen van Fuchs brachten Schröfer op het idee om in plaats van buis met plaatstaal te gaan werken.’

In de casus wordt nergens beweerd dat het gebruik van plaatstaal pas tijdens oorlogstijd in Nederland van de grond kwam. Wel wordt gezegd dat plaatstaal vóór de oorlog nog niet of nauwelijks werd gebruikt in de meubelindustrie. Dat directeur Jan Schröfer een voorsprong wilde nemen op de concurrentie wordt door Koch uitgelegd als zou hij niet van Gispen-stoelen op de hoogte zijn. Dat hij een voorsprong wilde nemen op de concurrentie, impliceert juist dat er concurrentie was (concurrent Gispen wordt echter niet expliciet genoemd). Welbeschouwd nam Schröfer met de Doe Meer-stoel ook een voorsprong op de werkstoel 3221 van Gispen. Opvallend verschil (en verbetering) was het verstelbare rugmechanisme. Anders dan bij de werkstoel van Gispen zat dat niet bovenaan de rugstaaf, maar aan de onderkant; een minder primitieve en ook meer stabiele oplossing. Niet de rugleuning hoefde naar boven of beneden te worden gesteld, maar de staaf zelf regelde de hoogte van de rug. Dat de Cirkel met zijn Doe Meer-stoel inderdaad succes oogstte na de oorlog, blijkt alleen al uit feit dat de stoel al vroeg door Philips werd besteld. Het ontwerp bleef bovendien lange tijd in productie.

De door Koch gewraakte opmerking: ‘Stalenbuismeubelfabriek de Cirkel in Amsterdam kreeg door aanlevering van Duits staal het inzicht dat kantoorstoelen niet per definitie van verchroomd buismateriaal hoefden te worden gemaakt’, staat niet in de casus, maar in de samenvatting achterin het boek. Die formulering wekt misschien de indruk als zou het hier om een eerste toepassing van plaatstaal gaan, maar dat wordt in de case study zelf nergens beweerd.

naschrift Andre Koch, 14 juni 2015:

Nog eens bladerend door het boek van Dirk de Wit over Ahrend*, stuitte ik op bijgaande advertenties uit begin jaren dertig voor de Doe Meer stoel (p. 80). Het betrof een geïmporteerde stoel van Angelsaksische origine. Het is niet duidelijk of de ‘Do More’ stoel van Amerikaanse of Britse makelij was. Voor de discussie over de Doe Meer stoel van Schröfer is dat van weinig belang. Wel interessant is dat de beide door Brentjens afgebeelde Schröfer-stoelen uit de oorlogsperiode, als re-design van de Angelsaksische stoel te beschouwen zijn. Dat, wat industrial designers uit de VS voor de oorlog deden: een esthetisch en soms in gebruik bevredigender jas om een bestaand product ontwerpen. Die Amerikaanse metamorfosen waren echter veel ingrijpender dan wat Schröfer deed. Bij de door Hans Spies in 1940 gefotografeerde stoel (Brentjens 2015, p. 225) is de hoekige kolom, waaraan de rugleuning bevestigd is, vervangen door een stalen buis. Maar dat is zo ongeveer het enige. Bij de stoel op de Spies-foto uit 1947 (!) is die ‘ruggegraat’ weer hoekig. De enige verbetering die Schröfer daar aanbracht is de sleuf onderin de kolom, waardoor hij bij het naar boven schuiven niet uit de bevestigingsconstructie kon schieten.

Als Schröfer eerder een sterke werkstoel had willen ontwerpen had hij het materiaal plaatstaal makkelijk via ODA, de door Ahrend begin jaren dertig opgerichte fabriek voor plaatstalen kantoormeubelen (en een van de eerste in Nederland) kunnen verkrijgen. Omdat ODA geen kantoorstoelen maakte, is in augustus 1934 De Cirkel opgericht, waardoor Ahrend minder afhankelijk werd van import.

De conclusie mag zijn dat de Doe meer stoel van Schröfer een optelsom is van de vondsten van anderen en buiten het vermelde schuifsysteem weinig innovatief te noemen is. Angelsaksisch qua hoofdvorm, Stalachrome qua voet in gezet plaatstaal. Het hoofdstukje in V=Vorm blijkt gebouwd op drijfzand.

* D. de Wit, 60 + 40 is waarschijnlijk honderd. Ahrend, passers, pennen, potloden en projecten, Zwolle 1996.

DoeMeer

noten   [ + ]

1. Brentjens, Y., V=Vorm, Nederlandse vormgeving 1940-1945, Rotterdam 2015.
2. Lokin, D. en J. Tange, De vormgeving bij de Cirkel, 1934-1982, ongepubliceerde doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis Leiden, 1982. Die krapheid van het contextuele kader had ook te maken met het feit dat er toen nog weinig gepubliceerd was over andere metaalmeubelfabrieken. Pas in 1988 kwam Koch, A., Industrieel ontwerper W.H. Gispen (1890-1981), een modern eclecticus uit, waarin een en ander over Stalachrome en plaatstalen meubelen bij Gispen staat (helaas is toen ‘plaatstaal’ niet als lemma in de index opgenomen, maar ‘Stalachrome’ wel).
3. Brentjens, o.c., p. 226.
4. Godrie, C. en P. Vöge, Werkstoelen, stichting Stoelenmuseum, Amsterdam 1996, afb. 17. Zie ook Koch, A., ‘Zakelijkheid als zoektocht naar het Hogere. Over de Van Nelle interieurs en hun betekenislagen’ in: Bakker, A., D. Camp en M. Dicke (red.), Van Nelle. Monument van de vooruitgang, Rotterdam 2005, pp. 170-193, p. 174 en afbeeldingen op p. 170.
5. Godrie en Vöge, o.c. (noot 4), afb. 7 en 8.
6. Stalachrome kon zich verheugen in een progressieve groei, zoals Van Osselen trots vermeldde in een brief aan de Kamer van Koophandel voor de Neder Betuwe te Tiel (d.d. 20-1-1939): ‘Speciaal de omzet van plaatstalen meubelen is belangrijk toegenomen.’ Dagboeken Van Osselen ‘Directie Particulier’, HNI Gisp 503/1-10, onder datum 20 februari 1939.
7. Koch, A. en S. van Schaik, Gispen, (Zwolle) 2011, p. 71.
8. Stalachrome Nederlands fabricaat, september 1935, pagina’s niet genummerd.
9. O.c. (noot 8).
10. Van Osselen, W., o.c. (noot 6), notities onder 1 en 28 mei 1938.
11. Het betrof een goede tekenaar gezien het maandbedrag van f 180,- dat hij bij aanstelling verdiende. Hij kwam van KVS, Zwolle, dat in 1937 was opgericht en nog steeds bestaat als kantoorinrichter (ter vergelijking: Van Osselen verdiende als zakelijk directeur f 400,- p.m.).
12. Stalachrome kantoormeubelen Nederlands fabricaat Catalogus No 3, p. 6.
13. Brentens, o.c. (noot 1), p. 225.
14. In Gispen cat. 0/1-4 (1949) staat hij afgebeeld nu onder nummer Gispen 350. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het onderscheid tussen Stalachrome en Gispen te vervallen en werden alle producten onder de naam Gispen geleverd.
15. Van Osselen plakte in zijn dagboeken geregeld knipsels van de advertenties van concurrenten als hij daar aanleiding toe zag.
16. O.c. (noot 6), notitie van maandag 24 april 1939.
17, 18. Brentjens o.c. (noot 1), p. 357.