Marjan Boot: 40 jaar toegepaste kunst en vormgeving

‘Al het goede komt in drieën’, zo begon Marjan Boot haar dankwoord na afloop van het symposium dat ter ere van haar afscheid als conservator toegepaste kunst en vormgeving van het Stedelijk Museum in Amsterdam op 15 mei 2014 werd gehouden.

Marjan Boot, foto: Chris Reinewald.
Marjan Boot, foto: Chris Reinewald.

Voor het symposium waren daarom drie sprekers uitgenodigd, die onder meer refereerden aan de drie werkplekken die in de carrière van Boot centraal hadden gestaan: het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam, het Gemeentemuseum in Den Haag en het Stedelijk Museum in Amsterdam. Na bovendien op de kop af 33 jaar als conservator te hebben gewerkt nam zij afscheid van het Stedelijk met de tentoonstelling De Show van Gijs+Emmy. Mode- en sieraadontwerpen van Gijs Bakker en Emmy van Leersum 1967-1972 en werd haar gelijknamige boek gepubliceerd in de reeks Design Stories. In het Stedelijk Museum café spraken we elkaar en blikten we terug op de avond van het symposium en haar indrukwekkende loopbaan.

‘Dat ik in het zadel, zelfs in galop, de eindstreep heb gehaald, daar ben ik wel het meest trots op. Er zijn helaas genoeg collega’s die een minder gelukkige afloop van hun carrière meemaakten.’ Dankzij Ann Goldstein kreeg Boot de gelegenheid om ook met een tentoonstelling afscheid te nemen van het museum. ‘Vooral de combinatie van onderzoek en het beschikbaar maken daarvan aan groot publiek is mij altijd het meest geliefd geweest. In het geval van het project Gijs+Emmy heb ik dat op twee manieren kunnen doen: zowel met de tentoonstelling als de publicatie, die in eerste instantie mogelijk werd gemaakt door Premsela.’ Dat De show van Gijs+Emmy een klinkend succes werd was niet te voorzien, maar zorgde natuurlijk wel voor een grande finale.

Al in haar ouderlijk huis in Arnhem, dat ingericht was volgens de Goed Wonen-principes gemixt met uitingen van ‘tegendraads modern’, was Boot als jong meisje al omgeven door ontwerpen van Cees Braakman voor Pastoe, gordijnstoffen van De Ploeg en de rationeel-functionele gebruiksproducten van Tomado.(1)Term ‘tegendraads modern’ afkomstig van het gelijknamige boek door André Koch, behorend bij de tentoonstelling Populair Modern (2014) in het Stadsmuseum Zoetermeer. Zie: http://www.stadsmuseumzoetermeer.nl/publicaties/tegendraads+modern. Chris Reinewald, één van de sprekers tijdens het afscheidssymposium, liet in zijn lezing ‘Maalde Rita Corita koffie in een elektrische Tomado-koffiemolen? Een pleidooi voor sociaal-maatschappelijke contextualisering in plaats van de klassiek kunsthistorische, op object en esthetiek gerichte, beoefening van designkritiek’ zien hoe Boot in haar eigen context al vroeg een voorliefde ontwikkelde voor onder andere het modernisme, Bauhaus, Goed Wonen en Gispen.

Nadat Boot in Utrecht als kunsthistorica afstudeerde, begon zij in 1974 als wetenschappelijk medewerker aan het kunsthistorisch instituut van de Universiteit van Amsterdam. Met kleine studentenwerkgroepen nam zij het voortouw in onderzoek naar moderne vormgeving.(2)Zie ook het verslag van Frederike Huygen van de jaardag van Stichting Designgeschiedenis 2013, over de geschiedenis van designgeschiedenis in Nederland:  http://www.designhistory.nl/2013/geschiedenis-van-de-designgeschiedenis/. Terugkijkend op deze periode was het voor Boot niet altijd even gemakkelijk om hier haar draai te vinden. ‘De wereld van het Kunsthistorisch Instituut was mij niet vreemd, ik had er in Utrecht ook aan gestudeerd. Maar hoewel het onderwijs in Utrecht al was hervormd en er les gegeven werd in de vorm van werkgroepen en niet alleen hoorcolleges, was de cultuur aan het kunsthistorisch instituut in Amsterdam anders. Hier had de democratisering echt voet aan de grond gekregen en waren inspraak en medezeggenschap van de studenten goed geregeld. Studenten wilden meepraten over het onderwijs en de activiteiten van het instituut. De verdeeldheid door al hun verschillende ideologieën en de vele kampen die daardoor ontstonden maakten het een heftige tijd, die mij niet zo goed beviel en waar de werksfeer wat mij betreft onder leed.’

In 1980 verruilde Boot de universiteit voor het Gemeentemuseum in Den Haag, waar zij als conservator moderne kunstnijverheid haar draai hervond. ‘De werksfeer in het Gemeentemuseum was veel rustiger en de instelling goed georganiseerd. Hier werd ik vanzelf veel productiever van. In goed geleide organisaties ben ik altijd het meest productief geweest. Er is zoveel ruis in je werk, constant, daar moet je mee om leren gaan.’ Hoewel haar studietijd in Utrecht en de periode in Den Haag wat dat betreft het meest ruisloos verliepen, deerde die ruis haar later niet meer zozeer en leerde ze ermee om te gaan. ‘Al in 1996, toen ik net bij het Stedelijk kwam werken, was er sprake van sluiting van het museum. Het werd uiteindelijk pas 2003. Inmiddels zou je kunnen zeggen dat ik door de wol ben geverfd. Ik heb geleerd om te gaan met dingen die niet meteen lukken. Geleerd om een strategie uit te stippelen en vervolgens ook lijn te houden. Vroeger heb ik mij nooit gerealiseerd hoe belangrijk dat is. Ik geniet er daarom van om mijn kennis en ervaring te delen met een jongere generatie. Niet alleen wat betreft de inhoud, maar ook wat betreft de realisering van het werk.’

Model Sonja Bakker op de generale repetitie voor de modeshow 1967, foto: Peike Reintjes.
Model Sonja Bakker op de generale repetitie voor de modeshow 1967, foto: Peike Reintjes.

Chris Reinewald hield niet zomaar een pleidooi voor sociaal-maatschappelijke contextualisering. Ook Debora Meijers en Frits Scholten, de andere twee sprekers tijdens het afscheidssymposium, haalden het belang hiervan aan. Meijers in haar bijdrage ‘Porseleinen figuurtjes: over kunstgeschiedenis, goede smaak en de recente herwaardering van een “problematisch genre”.’ Scholten op zijn beurt in zijn lezing ‘Over een “Haagse” sokkel’. Al vanaf haar studietijd zocht Boot naar een andere benadering van vormgeving dan de stilistische, traditioneel-kunsthistorische. Voor haar reconstructie van de legendarische show van mode en sieraden die door Gijs Bakker en Emmy van Leersum in 1967 in het Stedelijk Museum werd gehouden, zocht zij wederom naar een bredere contextualisering. De revolutionaire halskragen werden door haar niet op zichzelf in beschouwing genomen, maar in de context geplaatst van de ‘total look’ die het kunstenaarsechtpaar voor ogen stond: een integratie van sieraad en kleding, waarbij ook haardracht en make-up onderdeel uitmaakten van het geheel. De vorm waarin de stukken destijds werden gepresenteerd werd eveneens nader onderzocht. Een modeshow zoals wij die nu als vanzelfsprekend achten, was nieuw voor die tijd: modellen die zich over een catwalk, speciaal uitgelicht in een aardedonkere zaal, voortbewogen op elektronische (!) muziek. Als een archeoloog onderzocht Boot de context van de modeshow en wist laag voor laag bloot te leggen. De aanloop naar de ‘total look’ stond in direct verband met de sociaal-culturele omwentelingen uit die tijd. Van de opkomende vrouwenemancipatie tot het vijf-punten-kapsel van Vidal Sassoon; van de ruimtevaart van Joeri Gagarin in 1961 tot de toepassing van nieuwe materialen als plastics en aluminium in sieraden; en van de Space Age-collectie uit 1964 van André Courrèges naar de plakboeken van Gijs en Emmy. Mede dankzij het grote archief aan knipsels uit dag- en weekbladen dat Boot tijdens haar onderzoek verzamelde en door bovendien zoveel mogelijk ooggetuigen op te sporen en te spreken, wist zij de show uit 1967 tot in detail te reconstrueren en, bovenal, te duiden. De tentoonstelling werd alom geprezen en haalde zelfs, hoewel vol foutieve informatie, de gedrukte versie van de  International New York Times met een stuk van een halve pagina.(3)Bianca Stigter noemde de tentoonstelling in NRC Handelsblad van 31 maart 2014 ‘een weldadige mix van documentatie en esthetiek’ en waardeerde het met vijf van de vijf ballen. Het artikel in de Int. NYTimes is eveneens online gepubliceerd: http://www.nytimes.com/2014/05/15/fashion/1967-back-to-the-future.html?_r=0.

Als pionier in de bestudering van moderne vormgeving in Nederland kijkt Boot met gemengde gevoelens naar de ontwikkeling die het vakgebied in de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. Trots op hoe het vakgebied zich heeft weten te ontwikkelen, maar tegelijk kritisch op wat er nog aan werk is blijven liggen. Blij met de komst van nieuwe opleidingen, zoals het masterprogramma Design Cultures aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, als ook de leerstoel Design, Culture and Society, een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Leiden en de TU Delft. Alhoewel er binnen de musea genoeg conservatoren zijn om de fakkel brandend te houden, is vormgeving binnen de universiteiten nog altijd geen ingebed of gevestigd studiegebied. ‘Al mijn hele loopbaan lang blijft de bestudering van vormgeving hangen in beschrijvende teksten, als wetenschap is designgeschiedenis in de kinderschoenen blijven staan. Ik zou het toejuichen als die bestudering diepgaander zou plaatsvinden, met meer gebruikmaking van theorieën en methoden. Daar heeft mijn generatie voor gestreden, maar het is ons toch niet goed gelukt. Het op een hoger plan brengen van de bestudering moet er komen. Men moet bewijzen dat het vakgebied vormgeving waardevol en belangrijk is. Het zou heel jammer zijn als de huidige laagconjunctuur tot verminderde aandacht voor vormgeving zou leiden. De Nederlandse vormgeving heeft een heel hoog niveau. De bestudering ervan moet eveneens op het hoogste niveau komen te staan. Als het in het buitenland kan, moet het hier ook kunnen, anders leg je het loodje.’

Of zij nu zelf van plan is ermee op te houden? ‘De eerste zes maanden neem ik even helemaal niets op me om tot rust te komen, en een nieuwe balans te vinden. Na die zes maanden ga ik wel kijken wat er omhoog komt. Ik wil in ieder geval geen leven meer waarin ik door mijn agenda geleefd word, maar tijd en ruimte maken voor andere dingen. Verder vul ik het nog niet zo in en ik maak bewust geen plannen.’ Gedeeltelijk zullen die maanden nog in het teken staan van Gijs + Emmy, want de expositie duurt nog tot 24 augustus 2014.

James Tergau, 2014.

Expositie: De show van Gijs + Emmy, www.stedelijk.nl.

Publicatie De show van Gijs + Emmy/The Gijs + Emmy Spectacle, nai010 uitgevers, ISBN 978-94-6208-123-9 met een documentaire van Lex Reitsma.

noten   [ + ]

1. Term ‘tegendraads modern’ afkomstig van het gelijknamige boek door André Koch, behorend bij de tentoonstelling Populair Modern (2014) in het Stadsmuseum Zoetermeer. Zie: http://www.stadsmuseumzoetermeer.nl/publicaties/tegendraads+modern.
2. Zie ook het verslag van Frederike Huygen van de jaardag van Stichting Designgeschiedenis 2013, over de geschiedenis van designgeschiedenis in Nederland:  http://www.designhistory.nl/2013/geschiedenis-van-de-designgeschiedenis/.
3. Bianca Stigter noemde de tentoonstelling in NRC Handelsblad van 31 maart 2014 ‘een weldadige mix van documentatie en esthetiek’ en waardeerde het met vijf van de vijf ballen. Het artikel in de Int. NYTimes is eveneens online gepubliceerd: http://www.nytimes.com/2014/05/15/fashion/1967-back-to-the-future.html?_r=0.