Kort verhaal over ootje

Een kritisch geluid over Ootje te laten horen. Dat werd mij gevraagd naar aanleiding van de monografie over zijn werk. Iedereen die Ootje heeft gekend weet dat dit een vrijwel onmogelijke opgave is. En ik heb ook enkele oud DEV-ers gevraagd naar hun mening hierover. Misschien kan ik het beste beginnen met een illustratieve anekdote als je dat zo noemen wilt.

Om welke reden weet ik niet meer, maar in l983 kwam Ootje naar Haarlem om ons te bezoeken. Het Nederlandse woordje gezellig is hier op zijn plaats: de gezellen bezoeken elkaar en ineens werd Esther, onze dochter, ook een gezel, die Ootje heel leuk vond. Ze vroeg hem een verhaaltje voor te lezen voor het slapen gaan. Dat vond Ootje prachtig. Zo geschiedde.

Waarover dat verhaal ging, mijn vrouw Corrie en ik zullen het nooit weten, maar het zal zeker ter plekke verzonnen zijn. In elk geval was het een prachtig verhaal en lang. Boven bleef het lang stil. Na een uur zijn we maar eens gaan kijken. We troffen hen beiden slapende aan. Ontroerend en uitzonderlijk. Er ontstond een korte briefwisseling, die – aan Esther gericht – bewaard is gebleven. De mooiste is uit Schiermonnikoog: de envelop met eigengemaakte postzegels en op de achterkant een rebus en een zin in spiegelbeeld: ‘heden verblijvende te’. De rebus vertelt ‘groeten uit Schiermonnikoog, een eiland in de zon’. De brief zelf (drie A4-tjes op gelinieerd kringlooppapier vol met prachtige tekeningen) ging voor een groot deel over een dik ziek mannetje. Dat mannetje kreeg een brief van een lief meisje. Hij werd uitzinnig blij, liet een grote scheet, die hem en de vriendin door de lucht naar Schiermonnikoog blies. Daar beleefden ze van alles en dat dikke mannetje bleek ineens Ootje, die aan Esther schreef vanaf dat eiland. Hij eindigt met: ‘PS vind je mijn brief leuk?! Ik wel.’

Dan volgen spelregels, bijvoorbeeld over het dikke deur spelen. ‘Dikke deur spelen gaat zo: Je bedenkt een mooie naam voor jezelf…HOVAN DIENST of ASTHMATISCH AVVIZEUR of zoiets hè? of NEUZELZEUR, ‘t geeft eigenlijk niet/als ‘t maar deftig klinkt en dan timmer je een dikke plank tegen je billen en ėėn tegen je buik (kan ook met PLAK) en dan begin je zowat te kreunen en te loeien zodat iedereen denkt dat je een DEUR bent en dan willen ze er door of open doen of dicht en ze beginnen allemaal te dringen en wie dan ‘t eerst kans ziet op allebei de deuren te kloppen en te bonzen…. DIE heeft gewonnen. Begrijp je ‘t nu? Nou ik ook niet!’ Bij die dikke deur werkte ik dus en vond dat best amusant en verademend na het deftige Kröller Müller, waar zijn broer de scepter zwaaide.

Eigen zin

In al die jaren erna kwamen dergelijke uitzonderlijkheden regelmatig voor. Er werd bijvoorbeeld vele keren door de TH Delft en ook door de Nederlandse Bank gebeld naar de Dienst voor Esthetische Vormgeving – later duidelijker Kunst & Vormgeving genoemd. Men was Ootje kwijt. Hij zou college geven of bij een belangrijke vergadering aanwezig zijn.

De secretaris Abe van der Werff belde dan terug en hoorde aan de andere kant een schaterlach ‘Oh, is het weer zo ver…?’ Hij sprak dan later Ootje gemaakt boos toe en dan had Ootje altijd een passend antwoord klaar, dat overging in een prachtig verhaal, waarin hij goed verstoppertje speelde. Of Ootje sprak dan met stevig gevoel voor drama: ‘Abe… ik moest even weg, ik kon het niet langer verdragen, die beklemming, al die organisaties met die saaie grijze mannen die altijd op tijd zijn maar met wie je nooit eens een gesprek zult voeren over de grote vragen in het leven. Lezen zij ooit poëzie, weten zij wie Mallarmé is? Wat deden zij in de oorlog? Daarom zat ik gisteren een dagje achter een stekelig struikje op het verre strand en keek naar de zee, luisterde naar het ritme van de golven.’

Niet of te laat komen kwam ook op de Dienst voor, waar het Hoofd van Dienst in plaats van negen uur, om 11 uur of later aan kwam, zo nu en dan met de mededeling dat hij die dag geen zin had. Hij deed zijn eigen zin, hier en elders.

Nozem-ontwerper

Een keurige, charmante, volwassen ‘nozem’-ontwerper in een streng ambtelijk bedrijf. Ootje liet zijn stoel een keer met een postzak bekleden of trok voor een vergadering een jasje van een postbode aan stelde zich pas voor toen men zich afvroeg ‘waar die Oxenaar bleef’. De directeur van het Staatsbedrijf der PTT Lehman (AR) kon daarentegen de bijbelboeken achterste voren uit zijn hoofd opzeggen. Grote tegenstellingen. Kom daar nu nog eens om. Maar deze PTT-directeur kon ons ook op het matje roepen, toen hij postzegels had afgekeurd, die eerder door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat met groot enthousiasme waren ontvangen. Maar hij had ze wel op het atelier van de ontwerper en vriend Fred Landsman gezien. Lehman werd op het ministerie teruggefloten en was razend: op ons, omdat hij er een complot achter vermoedde.

Over het algemeen was Ootje door de hoge PTT-functionarissen niet klein te krijgen. Op de achtergrond speelde daar zeker Ootjes relatie met het Koninklijk Huis – door zijn vader die als militair de Koninklijke Familie moest beschermen – en dat hij ontwerper was van het overal geroemde Nederlandse bankbiljet. Wie had nu zo’n bijzondere man in huis. De PTT dus. Maar ook door zijn handige, overtuigende en prachtige manier van vertellen, uitleggen en overreden. In de meeste gevallen was dit Hoofd van Dienst ongrijpbaar of zelfs onaantastbaar. Hij kon bijna iedereen overmeesteren, ook zijn staf.

Dat alles was voor de afdeling DEV positief. Maar in bono et in malo. Het goede kan niet zonder het tegendeel. Je moet per slot kunnen vergelijken. Binnen de PTT vonden mensen dit onaantastbare – en ‘autoritaire’ – van Ootje vervelend en omdat het vaak om vage begrippen in de kunst en vormgeving ging, waar niet veel tegenin te brengen was. Het werd van bovenaf bepaald en de medewerkers van het bedrijf door de strot geduwd. De PTT noemde de afdeling op den duur ook Dienst van Eeuwige Vertraging vanwege de trage voortvarendheid. Maar velen waren ook trots op die unieke situatie: een bedrijf met een ‘esthetische afdeling’.

Abe schreef me: ‘je kunt niet ontkennen dat Ootje’s vragen er werkelijk toe deden en dat het gedoe van agenda’s en vergaderingen dan meteen verbleekte tot een aanstellerig gedoetje. En evenmin kun je ontkennen dat Ootje juist in al zijn verhalen ons een schier oneindige inspiratie aanreikte. Het doordringen tot de kern van de dingen, ook al kostte dat meestal heel veel tijd. Uitstellen van beslissingen hoorde daar bij. Dat schiep ruimte voor misschien wel nog nooit gedachte ideeën. Heel intelligent trok Ootje dan geleidelijk de beslissing naar zich toe en tenslotte ging iedereen met zijn idee meteen akkoord.

De drukkerij Enschede sloofde zich uit om Ootje te dienen. Daar schiep Ootje een groot – en van zijn gezicht duidelijk afleesbaar – genoegen in. Ootje beschikt over het zeldzame talent vogels van zeer uiteenlopende pluimage aan te spreken. Hij was in die zin ook strikt socialistisch, iedereen is gelijkwaardig. Nooit voelde hij zich te veel om een postbode of conciërge uitgebreid aan te spreken of – nog liever – uitleg te geven over zijn ontwerpen van papiergeld. Maar tegelijk liet Ootje zien dat hij van het liberale marktmechanisme, als het om inkomensvorming ging, niet afkerig was. Maar hij vertelde daar altijd weer een aanstekelijk verhaal bij waarom hij zo deed. Dan was het niet zo erg.’

Arno Geels herinnert zich: ‘Ootje vertelde anekdotes als hij weer eens bij de directie, staatssecretaris of koningshuis een postzegelontwerp presenteerde, alsof hij onderdeel was van een toneelstuk, met een grote gevoeligheid voor “rangen en standen”. Een ander pikant onderdeel van het vele afwezig zijn, is dat ik d.m.v. de lichtbak de handtekening onder de uitgaande post zette. Vele malen per week kwam het secretariaat boven op mijn kamer: “Arno, post”. Dit gebeurde met toestemming van Ootje, en alleen om de voortgang te bespoedigen. Niet bij beleidsstukken, tenzij hij daar apart permissie voor gaf.’

Ootje was een heel handige bestuurder, zonder een ambtelijk bestuurder te zijn. Zijn woorden waren schitterend en overtuigend, zijn daden liet hij aan anderen over. Soms met een vleugje verdeel en heers. Organisatorisch een horizontale structuur, waarmee hij zelf een grote vrijheid en een status verwierf. Hij was het hoofd van dienst, een chef zonder adjunct. Dat zou maar lastig zijn.

Op den duur overwon bij de uiteengevallen PTT de rekensom: wel uitgeven en niets verdienen. Weg ermee, kunst/vormgeving; nergens voor nodig, een lijn die de Staat der Nederlanden lijkt te gaan overnemen. Te duur: opheffen.

In de brief aan Esther schreef Ootje: ‘héél, héél, héél erg lang geleden (ik geloof dat het afgelopen Vrijdag was)’… Al met al kon iedereen kritiek op hem hebben, iedereen was altijd overtuigd van zijn bijzonderheid. Moge hij nog lang zo doorgaan.

Paul Hefting, 2011.

Els Kuijpers, Ootje Oxenaar. Ontwerper en opdrachtgever, Rotterdam: uitgeverij 010, 2011; 128 pp. 29,95 euro, ontwerp: Jan van Toorn en Mart Rozenbeek.