Copier compleet

In 1923 publiceert de uitgeverij Brusse het boek Inleiding tot de kennis van de ontwikkeling van de toegepaste kunsten van de eminente Nederlandse architect H.P. Berlage, waarin deze het belang van een streven naar eenheid in alle toegepaste kunsten aangeeft. Hij onderstreept de rol die de machine in dit proces van culturele vernieuwing kan spelen en in zijn ogen moet hebben. Zijn boek is propaganda voor een meer kunstzinnig georiënteerde industriële benadering. Aan het einde van het boek worden vele illustraties geboden van wat hij als goede voorbeelden beschouwt. Daaronder vinden we glaswerk dat zowel hijzelf als K.P.C. de Bazel voor de Glasfabriek Leerdam hadden ontworpen.

In hetzelfde jaar werd Andries Dirk Copier door de Glasfabriek benoemd tot verantwoordelijke voor ‘het aesthetisch toezicht op alle glaswerk, dat door de fabriek gemaakt zal worden, met uitzondering van datgene, vervaardigd naar ontwerpen van special daartoe aangezochte kunstenaars’ (pag. 29). Niet alleen Berlage en De Bazel maar ook Chr. Lanooy en C. de Lorm behoorden tot deze groep van externe kunstenaars. Zij behielden hun vrijheid.

Met deze benoeming en erkenning van zijn vaardigheden belandde de loopbaan van Copier in een nieuwe fase. Sinds 1914 had hij in de fabriek gewerkt en had langzaam een belangrijke positie weten te verwerven als verantwoordelijke voor de etsafdeling. Niet alleen kreeg de jonge Copier de nodige werkervaring maar de directeur van de Glasfabriek, P.M. Cochius stond hem toe en maakte een verdere opleiding elders financieel mogelijk, Cochius onderkende het talent van zijn jonge werknemer. De in 1901 geboren Copier zal tot aan zijn pensioen in 1965 voor de Glasfabriek blijven werken en daarna zal hij zowel in samenwerking met deze fabriek in Leerdam als ook met buitenlandse glasfabrieken zijn eigen glasproductie van kunstobjecten uitbreiden. Copier verwierf internationaal faam en bij zijn dood in 1991 werd hij reeds beschouwd als ‘de grootste glaskunstenaar die Nederland heeft gekend’.

Het aantal door Copier ontworpen en gemaakte glasobjecten is enorm. In het verleden georganiseerde tentoonstellingen en gepubliceerde catalogi geven ons slechts een beperkt beeld daarvan. In 1989 schreef Reino Liefkes het eerste grote overzicht van de productie van deze glaskunstenaar. De auteur had in de voorgaande jaren dikwijls gesprekken en interviews met Copier gehad en die vormden een nuttige, alhoewel niet altijd even betrouwbare bron van zijn boek. In 2002 kwam een tweede, herziene druk van dit boek met als titel: A.D. Copier Glass Designer/Glass Artist, uit bij Waanders, Zwolle. Klaarblijkelijk was er veel belangstelling voor het werk van Copier, dat toen nog op vele vlooienmarkten voor een redelijke prijs kon worden gevonden. Deze situatie is inmiddels veranderd. Al het werk van Copier, ook het in grote hoeveelheden industrieel vervaardigde gebruiksglas, is nu gretig gezocht. De kunstenaar Copier beperkte zijn talent echter niet alleen tot glas.

Binnenwerk Copierboek over het bekende Gildeglas.

Deze nieuwe en uitvoerige monografie van Joan Temminck en Laurens Geurtz illustreert dat op schitterende wijze. De auteurs hebben niet alleen oog gehad voor de glasproductie van Copier, maar ook voor alle nevenactiviteiten van deze kunstenaar. Vanaf 1923 was Copier niet alleen verantwoordelijk voor de esthetische kwaliteit van de glasproductie maar verzorgde hij ook de presentatie van het bedrijf naar buiten. Dit betekent dat zijn takenpakket behoorlijk groot was. Hij moest etalages inrichten, tentoonstellingen organiseren, lezingen houden en de reclame van het bedrijf ontwerpen. In de kranten werd dikwijls verslag gedaan van zijn lezingen, maar er bestaan maar weinig artikelen van zijn hand. Blijkbaar hield hij niet van schrijven en publiceren. Een uitzondering vormt de lange ‘In memoriam’ die hij in 1938 bij de dood van Cochius schreef, hetgeen wijst op een innige relatie tussen de twee. Hij heeft eveneens een ex libris voor zijn baas ontworpen, iets dat hij niet vaak deed.

Dit zware en rijk geïllustreerde boek is een lust voor het oog en een must voor al diegenen die belangstelling in Copier en in het kunstklimaat in Nederland voor de Tweede Wereldoorlog stellen. Hoewel ook de naoorlogse periode uitgebreid ter sprake komt, is de positie van Copier tijdens het Interbellum bovenal van historische betekenis omdat hij, evenals de Duitse architect Peter Behrens op het AEG-bedrijf, zo stevig zijn stempel heeft weten te drukken op het werk van de Glasfabriek Leerdam. Deze fabriek moest een plaats zien te veroveren en te handhaven op een markt die aan allerlei economische schommelingen bloot stond. Er werden zelfs verschillende pogingen gedaan om ook in het buitenland afzetgebieden te vinden, maar het nationale protectionisme heerste alom en de moeilijkheden waren vaak onoverkomelijk. Dit betekende niet dat het werk van Copier niet buiten Nederland bekend was. Integendeel, hij werd in heel Europa door vakgenoten gewaardeerd en zelfs in Amerika was er aandacht voor zijn werk. In sommige landen kwamen ongeautoriseerde kopieën op de markt, hetgeen in enkele gevallen tot rechtszaken leidde.

Serica van Copier, 1926, doorsnede 28 cm.

De kunstenaar liet zijn werk in 1927 in Stuttgart zien op een moment dat de moderne architectuur zich in dezelfde stad in de beroemde Weissenhof Siedlung etaleerde en de grote tentoonstelling Die Wohnung werd gehouden. Het zal niet toevallig zijn geweest dat Cochius en directiesecretaris K. Wasch kort daarvoor aan de Rotterdamse uitgever Brusse hadden gevraagd naar mogelijkheden van een Duitse vertaling van het boek Glas en kristal, dat de directiesecretaris in 1924 had uitgebracht. In 1939 viel het werk van Copier en de Leerdamse Glasfabriek te zien op de Wereldtentoonstelling in New York en kort daarop kocht het Metropolitan Museum of Art enige unieke stukken van de Nederlandse kunstenaar aan.

Het boek van Temminck en Geurtz, dat in nauwe samenwerking met het Nationale Glasmuseum Leerdam is gerealiseerd heeft als titel Copier compleet, hetgeen de bedoelingen duidelijk weergeeft: het moest alomvattend zijn. De auteurs hebben gebruik gemaakt van de interviews van Liefkes met Copier uit de jaren tachtig, maar ze hebben vooral ijverig en geduldig veel materiaal verzameld uit de meest uiteenlopende bronnen. Een belangrijke bron vormde het tekeningenarchief van de Glasfabriek, dat zij als compleet beschouwen. De toekomst zal ons wellicht leren of dat het geval is. Uiteindelijk zijn alleen definitieve ontwerpen in het archief terecht gekomen en geen voorlopige schetsen en andere studies.

Copier was buitengewoon productief en had verschillende werknemers die hem bijstonden. Maar vele unica’s (enkelvoudige en unieke objecten) waren het resultaat van het experimenteren direct bij de glasovens. De Nieuwe Rotterdamsche Courant schreef in een artikel op 1 februari 1926 naar aanleiding van een tentoonstelling van producten van de fabriek, dat Copier allerlei proeven deed en ongeveer 50 vormen per dag maakte en dat ‘er ook veel is dat minder gelukkig uitvalt’. De kunstenaar leek nauwelijks onderscheid te maken. Sommige resultaten waren en zijn echter buitengewoon mooi. Het huishoud- en gebruiksglas was erg succesvol en werd in grote hoeveelheden gemaakt. Het voldeed aan zijn wens om goedkoop en esthetisch verantwoord glaswerk te vervaardigen. Het was de heilige overtuiging van Cochius dat ‘een goed ontwerp zich altijd verkocht’. Kort voor de oorlog had elk Nederlands huishouden wel een glas of servies van Copier in de kast staan.

De auteurs van dit nieuwe boek laten zien dat Copier ook porselein en zilverwerk ontwierp en tevens verantwoordelijk was voor veel van het reclamewerk van de Glasfabriek. Tevens werd hij gevraagd om ontwerpen te maken voor glasobjecten voor de Koninklijke familie en servies voor de KLM. Dit boek is niet alleen een rijke catalogus van het door Copier ontworpen glaswerk, maar biedt ook inzicht in de andere kunstzinnige activiteiten van deze Nederlandse kunstenaar. Het laat zien dat hij enkele jaren de invloed onderging van de zogenoemde Amsterdamse School. Vooral in de advertenties uit deze prille periode vormen hiervan een bewijs. In het glaswerk is deze invloed moeilijker terug te vinden, ook al is duidelijk dat Copier aanvankelijk veel aandacht had voor een meer ornamentele aanpak.

Hoewel het boek een lange catalogus bevat van de meer dan 1.350 afzonderlijke objecten, gebruiksglas en serica’s (objecten die in kleine series werden geproduceerd) en een bijna even lange inleiding blijven de redenen waarom Copier sommige ontwerpen maakte onduidelijk. Het lijkt wel alsof hij was gegrepen door een onweerstaanbare drang tot veranderen. Hij lijkt zich niet door een ultiem doel of door een puur functionele benadering te hebben laten leiden. Integendeel, er zijn jaren dat een volledig verschillende vormgeving lijkt te zijn nagestreefd. Evenmin krijgen we het idee dat de experimenten die Copier ondernam door een streven naar continuïteit werden ingegeven. Hij werkte met verschillende ambachtslieden en glasblazers samen die zeker vaardigheden bezaten, maar het is onduidelijk in hoeverre die vaardigheden aan de basis stonden van een bepaald experiment. Toch kan worden beweerd dat enkele objecten een ontroerende schoonheid bezitten en van een duidelijke drang naar vernieuwing getuigen.

Unica Copier, 1954.

Dit chronologisch georganiseerde boek zal een nuttig instrument en naslagwerk zijn voor een ieder die belang stelt in de glasindustrie. Het eerste hoofdstuk bevat een beknopte geschiedenis van de Glasfabriek Leerdam. Daarna volgen vier hoofdstukken die leven en werk van Copier behandelen. Voor de verzamelaar van glas zal het een onmisbare gids blijken te zijn, maar voor iemand die meer interesse heeft in de positie van Copier binnen het culturele klimaat in Nederland zal het meer vragen oproepen dan beantwoorden. De relatie tussen Copier en Cochius wordt kort belicht maar het blijft onduidelijk in hoeverre de eerste onder de invloed van de tweede stond. Cochius was een invloedrijke figuur die als een spin in het web zat van verschillende Nederlandse intellectuelen. Hij was bovendien theosoof en daarom is het ook niet vreemd dat hij de medetheosoof K.P.C. de Bazel gevraagd heeft ontwerpen te leveren. Beiden stonden voor dezelfde beginselen. Cochius was ook lid van de Orde van de Ster uit het Oosten en stond als zodanig in nauw contact met C.H. van der Leeuw, de directeur van de beroemde Van Nelle Fabriek in Rotterdam. Copier zal een beker voor een van de Sterkampen van de Orde ontwerpen.

Het gebruik van het ontwerpen ‘op systeem’, naar precieze geometrische en mathematische regels, verdient meer aandacht dan de auteurs geven. Bijna iedere kunstenaar in Nederland onderging enige tijd de invloed van J.H. de Groot en anderen die een dergelijke systematische ontwerpmethode propageerden. De bewering dat Berlage geen inspiratie van de natuur had ondergaan (pag. 27) is het ontkennen van de invloed van de Duitse zoöloog en bioloog Ernst Haeckel op het werk van deze architect. Het is bekend dat Berlage het werk van deze wetenschapper intensief bestudeerd heeft. Niettemin kan de waarde van dit monumentale boek niet worden ontkend. Eindelijk hebben we een panoramabeeld van Copier en kunnen we leren dat zijn loopbaan om meer dan alleen glas ging. Hij is een invloedrijke industriële ontwerper geweest en dit boek vult een gevoelige leemte.

Herman van Bergeijk, 2012.

Copier compleet. Het oeuvre van A.D. Copier 1901-1991. Joan Temminck, Laurens Geurtz, NAi Publishers Rotterdam 2012; 520 pp., rijk geïllustreerd en gebonden, Euro 49,95. ISBN: 978-90-5662-832-1 (English Version: 978-90-5662-833-8)