Wim Crouwel in Londen

De Britten hebben het modernisme herontdekt en zijn dol op Wim Crouwel. Die belangstelling dateert al van de jaren negentig, maar culmineerde nu in een schitterende tentoonstelling van zijn werk in Londen. De eendrachtige samenwerking van gastcurator Tony Brook, het Stedelijk Museum (Carolien Glazenburg) en conservatrice Margaret Cubbage van het Design Museum, resulteerde in een groots overzicht van Crouwels carrière. Wim Crouwel, a Graphic Odyssey is werkelijk een compleet geheel. Aan de muren hangen de affiches voor het Van Abbemuseum en die voor het Amsterdamse Stedelijk waar zijn faam voor een groot deel op berust, maar ook zijn tentoonstellingsinrichtingen en beursstands (op dia), logo’s en het latere werk. In de ruimte is een eiland-achtige tafel gemaakt waar het kleinere drukwerk te bekijken valt. Een eenvoudig idee – van de architectengroep 6a – dat uitstekend functioneert. In een aanpalend zaaltje is een film te zien met een interview met Crouwel.

wimc1Crouwel heeft zijn levensverhaal wel vaker verteld, en doet dat nu ook in de begeleidende catalogus – een mooi verzorgd klein boekje – en in het Britse designtijdschrift Eye. Hij werd opgeleid als beeldend kunstenaar in Groningen, maar was al zeer geïnteresseerd in mode, interieur en architectuur. Voor zijn moeder maakte hij kleren en in de openbare bibliotheek verslond hij de nummers van Goed Wonen. Toen hij in 1952 naar Amsterdam ging kwam hij als assistent te werken bij de ontwerper Dick Elffers en via hem weer bij de tentoonstellingsbouwfirma Enderberg. Bij Enderberg ontwierp hij vele beursstands en zo kreeg hij opdracht tot het inrichten van twee informatieve exposities op Rijnaken over productiviteit in het kader van de Marshallhulp. Zo ontmoette hij de Zwitserse ontwerpers Ernst Scheidegger en Gérard Ifert, en hij raakte volkomen in de ban van de rationele, ordenende vormgeving die in dat land aan het opkomen was. Die Zwitserse stijl en aanpak vertaalde hij op zijn eigen manier en daarmee creëerde hij een oeuvre dat nu nog steeds bewondering oproept.

wimc2In de jaren vijftig had hij het geluk te mogen gaan werken voor het Van Abbemuseum in Eindhoven dat onder leiding van Edy de Wilde stond, en die samenwerking werd voortgezet toen De Wilde in 1964 naar het Amsterdamse Stedelijk vertrok. Dat betekende een verbintenis van zo’n dertig jaar en een bulk affiches en catalogi waar je u tegen zegt. Deze samenwerking stelde hem in staat een oeuvre op te bouwen dat zowel consistent als inconsistent is, een eenheid vertoont maar toch ook voldoende afwisseling in zich draagt waardoor het nog steeds imponeert en intrigeert.

De Van Abbe-affiches kenmerken zich door een gloedvol kleurgebruik in combinatie met zelfverzonnen letters, handgetekende typografische tekens die Crouwel afleidde uit het werk van de betreffende kunstenaar. Die affiches zijn warmer en zachter dan de koele Zwitserse voorbeelden waar hij zich aan spiegelde. Of zoals The Guardian over Crouwels werk schreef: ‘a deep humanity and an artistic quirkiness that combines precision with emotion.’ Ofschoon hij het vak beschouwde als een rationele, ordenende activiteit en altijd stramienen gebruikte bij het ontwerpen, was zijn werk helemaal niet consequent. Catalogusomslagen en affiches weken vaak van elkaar af, en het logo dat hij voor het Stedelijk Museum ontwikkelde werd al helemaal niet overal op gebruikt.

wimc3Wat vooral hedendaagse ontwerpers fascineert zijn juist die geconstrueerde en gefantaseerde letters die in het pre-computertijdperk met de hand werden getekend. Kees Broos maakte daarover het interessante boekje Wim Crouwel Alphabets (2003) waarin Crouwel precies uitlegt wat hem bewoog en hoe die typografie ontstond. En ook op deze tentoonstelling is er veel aandacht voor het New Alphabet van Crouwel dat in 1967 een eerste poging was om een letter voor de computer te ontwerpen. Er liggen schetsen en tekeningen en het fraaie Kwadraatblad met foto’s van de eerste astronauten in de ruimte. Het futurisme van vroeger kreeg een revival in de popmuziek waar Crouwels nieuwe alfabet eind jaren tachtig werd herontdekt. Peter Saville en Brett Wickens gebruikten de letter voor een CD van Joy Division, waarna David Quay hem digitaal uitbracht. Ook het affiche Vormgevers uit 1968 kreeg een tweede leven. Met grote nauwkeurigheid – inclusief alle sporen van het imperfecte handwerk, de exacte kleur zwart en het papier – maakte de Engelse Marc Blamire van Blanka daar enkele jaren geleden een reproductie van. Dit hele proces is te volgen op http://www.creativereview.co.uk/cr-blog/2008/august/reprinting-a-classic-wim-crouwels-vormgevers De grafische Odyssee van Crouwel is dus de kroon op de cultstatus die zijn werk inmiddels geniet.

tdcoverIn het kielzog van deze expositie verscheen eveneens het eerste Engelstalige boek over Total Design, het bureau waarvan Crouwel in 1963 mede-oprichter was en dat toen in ons land een novum was omdat er nog niet zulke grootschalige, multidisciplinaire ontwerpbureaus bestonden. In Groot Brittannië waren die er wel en TD ontleende zijn opzet en organisatiestructuur aan die voorbeelden. Dat beschrijft Ben Bos in de publicatie TD 63-73. Total Design and its Pioneering Role in Graphic Design, verschenen bij Unit Editions. Bos was zelf lange tijd werkzaam bij het bureau en weet de lezer interessante inside-informatie te geven, onder andere over het ontstaan van TD, de manier van werken en de achtergronden. Zo togen de pioniers naar de bureaus van F.H.K. Henrion en Fletcher/Forbes/Gill in Londen om er de kunst af te kijken. Henrion had immers de schitterende grote opdracht om een huisstijl voor de KLM te maken voor de neus van de Nederlanders weggekaapt, en dat was één van de redenen om TD te beginnen.

Toevallig vond ik een brief van de KLM in het archief van Pieter Brattinga die deze gang van zaken geheel bevestigt. Daarin schreef president H. Albarda hem het volgende: ‘After consulting a small group of authorities in the field of industrial design and typography, we contacted one of the leading Dutch designers in the course of 1959. By February, 1960, no visible progress had been made and there was no indication as to when results could be expected. KLM was thus obliged to seek another solution, as it then also appeared that so extensive a commission could only be carried out by a firm of designers with a considerable studio capacity. At that stage there was no such organization in the Netherlands, and it was hardly KLM’s task to commit itself to experiments in this field.'(1)Brief van H. Albarda aan Pieter Brattinga, 7 oktober 1963, archief Brattinga/535, Bijzondere Collecties Universiteit van Amsterdam.

wimc4Bos’ boek geeft ons bekende en minder bekende informatie. Zo vertelt hij dat er ook gesprekken werden gevoerd met reclamebureaus en met het architectenbureau Oyevaar/Stolle/Van Gool om tot vormen van samenwerken te komen. En hij beschrijft hoe er gewerkt werd, met welke gereedschappen, van rekenlineaal tot stramienvel. Daarnaast haalt hij de bijdrage en opvattingen van Benno Wissing als partner naar voren, als correctie op het beeld van TD dat zo vaak alleen met Crouwel werd en wordt geïdentificeerd. Dat roept de vraag op hoe de veelzijdige Wissing zich ontwikkeld zou hebben als hij niet naar Amerika zou zijn vertrokken. Hij was onder andere verantwoordelijk voor de huisstijl van PAM en de bewegwijzering van Schiphol, twee fameuze werken die als hoogtepunten van het bureau gelden. Overigens is dat laatste voorbeeld minder revolutionair dan tot nu toe werd aangenomen, want Wissing liet zich voor Schiphol zwaar inspireren door Jock Kinneir. Kinneir hing op Gatwick Airport reeds de borden aan het plafond en maakte ook al een onderscheid tussen de informatieborden over vluchten en de serviceborden. Bij Kinneir waren die groen en wit; bij Wissing geel en groen.(2)‘Public Signs and Lettering’, Graphis 18 (1962) 104, p. 589. De wisselwerking met Engeland was dus toen al groot. Met het boek over het eerste decennium van TD van Bos en de Crouwelexpositie wordt de richting van dit verkeer echter omgedraaid, van Nederland naar Groot Brittannïe.

Het leeuwendeel van Bos’ boek bestaat uit afbeeldingen, met name van huisstijlen, het specialisme van Total Design. Daaronder, onvermijdelijk, veel werk van de auteur zelf die met zijn team verantwoordelijk was voor onder andere Randstad, De Gruyter, de Bijenkorf en Furness. Overigens is Bos’ werk misschien wel het meeste door de Engelsen beïnvloed. Het boek is een hybride: deels gaat het over memoires en herinneringen, deels is het een geschiedschrijving van het bureau. De toon is persoonlijk maar houdt ook afstand en Bos schrijft goed. Het ultieme verhaal over TD kan het uiteraard niet zijn, al was het alleen maar omdat er nog steeds een gigantisch TD-archief bestaat dat nog wacht op nadere bestudering. Eén kleine verschrijving is het gevolg van die beperking tot het eerste decennium: Bos refereert aan de kritiek op TD als ‘de nieuwe lelijkheid’, terwijl die term pas in 1979 in zwang kwam. De kritische discussie met Jan van Toorn in 1972 wordt een beetje weggemoffeld in een noot.

wimc5Het is moeilijk te duiden in hoeverre het TD-werk nu eigenlijk een ‘international style’ representeert, of wat er precies specifiek aan is. Waarin onderscheidt het zich eigenlijk van dat van de Britten? Volgens Bos is dat de strikte scheiding tussen design en reclame, en mogelijk een grotere binding met de culturele wereld. In het binnenkort te verschijnen boek over huisstijlen van Wibo Bakker ligt het verschil in het begrip ‘marketing’.(3)Wibo Bakker, Droom van helderheid. Huisstijlen, ontwerpbureaus en modernisme in Nederland 1960-1975, Rotterdam (010). De Britse bureaus waren agressiever in het benaderen van (ook Nederlandse) bedrijven, en onderbouwden hun voorstellen volgens hem beter. Zij beriepen zich op zakelijke argumenten en lieten zich minder leiden door cultureel-ethische overwegingen. TD had als verhaal naar de opdrachtgevers altijd standaard de kreet paraat dat het om informeren ging en om objectiviteit en helderheid. De ontwerpers waren er om orde in de visuele chaos te scheppen en de wereld overzichtelijk te maken.

Bos heeft altijd verdedigd dat een huisstijl  een langere levensduur had dan reclame en geen zaak van verkoop was, maar van management.(4)Onder andere in het artikel van Gerard Steijn en Ben van Schoonhoven, ‘Ontwerpers deGruyter huisstijl: “Huisstijl operatie geen taak voor reclamebureaus”‘, Revue der Reclame 32 (1972) 3, pp. 59-60. Aan dat argument valt nog toe te voegen dat reclamebureaus minder kennis en kunde op het gebied van typografie hadden. Heel belangrijk, zoals ik me ook herinner uit de museumwereld, was het gegeven dat TD de klant als bureau werkelijk alle zorgen rondom een opdracht uit handen nam: fotografie, uitwerking, controle, en het eventueel door-uitbesteden  aan derden van onderdelen van zo’n opdracht. En last but not least, gold het bureau als het toppunt van goede smaak. Standing is het juiste woord, en daarmee zat het fenomeen huisstijl eerder in de hoek van de public relations dan van de reclame. Het is mogelijk dat een ontwerpbureau als Total Design meer appelleerde aan smaak, dan aan marketing. En dat Engeland eerder te maken kreeg met bedrijfsfusies en schaalvergroting. In ieder geval waren er daar al vele ‘design consultants’ actief.(5)Zie Penny Sparke, Consultant Design. The History and Practice of the Designer in Industry, Londen 1983; cat. Brits design, imago en identiteit, Rotterdam (Museum Boijmans Van Beuningen)/Londen 1989.

Enfin, het laatste woord is nog niet gezegd, niet over TD en niet over de Engelse vormgeving. Maar de connectie tussen die twee blijft een interessante kwestie.

Frederike Huygen, 2011.

De tentoonstelling Wim Crouwel, a Graphic Odyssey is tot 3 juli 2011 te zien in het Design Museum in Londen, www.designmuseum.org. Mogelijk komt hij later in het jaar naar Nederland.

De catalogus en het boek over Total Design verschenen bij Unit Editions, www.uniteditions.com

De foto’s bij dit artikel werden gemaakt door Aad Krol van Galerie Vivid, met uitzondering van het boekomslag.

noten   [ + ]

1. Brief van H. Albarda aan Pieter Brattinga, 7 oktober 1963, archief Brattinga/535, Bijzondere Collecties Universiteit van Amsterdam.
2. ‘Public Signs and Lettering’, Graphis 18 (1962) 104, p. 589.
3. Wibo Bakker, Droom van helderheid. Huisstijlen, ontwerpbureaus en modernisme in Nederland 1960-1975, Rotterdam (010).
4. Onder andere in het artikel van Gerard Steijn en Ben van Schoonhoven, ‘Ontwerpers deGruyter huisstijl: “Huisstijl operatie geen taak voor reclamebureaus”‘, Revue der Reclame 32 (1972) 3, pp. 59-60.
5. Zie Penny Sparke, Consultant Design. The History and Practice of the Designer in Industry, Londen 1983; cat. Brits design, imago en identiteit, Rotterdam (Museum Boijmans Van Beuningen)/Londen 1989.