Reactie op recensie ‘berlage totaal’

Berlage versus Horrix en Mutters: het vergelijken van appels met peren

Het 75-jarige bestaan van het Gemeentemuseum Den Haag vormt de aanleiding voor een tentoonstelling en een publicatie. Beide worden door Mienke Simon Thomas nogal kritisch onder de loep genomen in een recensie op deze site. Toegegeven, de titel van de tentoonstelling Berlage Totaal! is misschien iets te veel turbotaal, maar wel ingegeven door de oprechte behoefte te laten zien dat Berlage méér ontwierp dan alleen maar gebouwen. Want zo staat de architect bij het grote publiek bekend. Getuige de reacties van datzelfde publiek, dat in groten getale toestroomt, blijken wij onze bezoekers gelukkig niet te hebben misleid. Men is verrast door de veelzijdigheid van Berlage, slechts een enkeling mist zijn stedenbouwkundige plannen.

Hoofddoel van de tentoonstelling is het laten zien van de relatie tussen binnen en buiten, oftewel de binnen- en de buitenarchitectuur, een boodschap die door de bezoekers goed wordt begrepen. Uiteraard kent de tentoonstelling zijn beperkingen (wij zijn geen Nederlands Architectuur Instituut en willen dat ook niet zijn), maar om ons van misleiding te betichten, voert te ver. Hoewel we ons gelijk niet bij de pers willen halen, is het toch op zijn minst opvallend te noemen dat de vele besprekingen die aan de tentoonstelling zijn gewijd, slechts in lovende bewoordingen zijn gesteld. Trouw noemt de tentoonstelling zelfs ‘heerlijk en meeslepend’. Alleen Tracy Metz kraakt in haar recensie in NRC Handelsblad een kritische noot in een voor de rest positief getoonzette bijdrage. Blijkbaar hebben wij er als ‘professionals’ geen idee meer van wat er bij het grote publiek en zelfs de pers over Berlage al dan niet bekend is…

Kunnen we ons enigszins inleven in  de vraagtekens die Simon Thomas  bij de naamgeving van de tentoonstelling zet, dat kunnen we niet bij de ‘gemiste kans’ die zij het boek toedicht. Wat zij  node mist, is het  discours dat  door Auke van der Woud op gang is gebracht  en  een einde probeert te maken aan de heldenrol die aan Cuypers en Berlage in de geschiedenis van de Nederlandse architectuur is toegemeten. Terecht merkt zij op dat deze discussie ons niet is ontgaan, maar (minder terecht) dat zij daarvan in het boek niets terug vindt. Een constatering die laat zien dat Simon Thomas  de publicatie toch niet zo goed heeft gelezen als zij doet voorkomen. Zo wordt op p. 26 gesproken over Berlages fascinatie voor de middeleeuwse ontwerppraktijk, hij pleit zelfs voor een herstel van de relatie ontwerper en ambachtsman, en worden met de regelmaat van de klok termen als ‘eerlijk’, ‘modern’ en ‘rationalistisch’ betekenisvol tussen aanhalingstekens gezet. Wie het hoofdstuk over ‘De klanten van ‘t Binnenhuis’ bestudeert, kan lezen dat de klanten zich net als Berlage ‘erfgenamen van de Gouden Eeuw’ voelen (p. 69) en dat zelfs de meest technische onderlegde klanten de oncomfortabele stoelconstructies op de koop toe namen (p. 71). Allemaal impliciete inkleuringen die tot de conclusie op p. 71 leiden dat Berlage zijn statuur deels aan zijn klanten/opdrachtgevers heeft te danken, iets dat ook Van der Woud beweert.

Overigens is het nog maar de vraag in hoeverre de bespiegelingen die Van der Woud op de architect Berlage loslaat, van toepassing zijn op de positie van Berlage als ontwerper. In zijn Sterrenstof geeft Van der Woud er blijk van weinig kennis te hebben van de historische binnenruimte wanneer hij het enige voorbeeld van een privé-interieur dat hij geeft, de eetkamer van Huis Henny, als ouderwets afdoet. Wij dagen hem uit om een vergelijkbaar voorbeeld van een zuiver functionalistisch gedachte ruimte in een contemporain Nederlands woonhuis te geven! De door hem zo geprezen hal van het administratiekantoor van Werkspoor dateert hij abusievelijk in 1897, terwijl dit kantoorgebouw pas in 1911 werd gerealiseerd, nota bene ingericht door ‘t Binnenhuis van Berlage.

We zijn blij dat Mienke Simon Thomas in haar bespreking refereert aan de tentoonstelling en publicatie Koninklijk Goedgekeurd. Horrix en Mutters. Twee Haagse meubelfabrikanten. Blij, omdat deze tentoonstelling en publicatie vanuit een geheel andere opzet zijn bedacht dan de jubileumtentoonstelling over Berlage.(1)Curieus genoeg noemt Mienke Simon Thomas 1918 een breekpunt in het oeuvre van Berlage, omdat zijn strenge ontwerpprincipes niet langer richtinggevend waren. In onze publicatie valt te lezen dat deze ontwikkeling zich al kort na 1900 heeft ingezet, p. 42. De publicatie over Horrix en Mutters is het resultaat van een diepgaand onderzoek naar de geschiedenis van deze twee Haagse meubelfabrieken die niet eerder onderwerp van studie waren. Een boek derhalve bedoeld voor de meer geïnteresseerde leek, meubelverzamelaar en liefhebber van interieurgeschiedenis, om enige doelgroepen te noemen.

Het boek vormt een groot contrast met de publicatie bij de tentoonstelling Berlage Totaal!, die bedoeld is als Music for the millions. Alleen al het ongewone formaat laat zien dat wij hiermee een ander en veel groter (lezend en vooral kijkend) publiek willen bereiken dan ons bij Koninklijk goedgekeurd voor ogen stond. Het boek kan worden gezien in het verlengde van de populaire reeks Het …Boek die sinds enige jaren door Waanders met groot succes op de markt wordt gebracht. Music for the millions hoeft overigens niet te betekenen dat je je publiek onderschat. Integendeel, we hebben met het boek serieuze partituren geblazen en menen dat we Berlage zuiver hebben vertolkt. Gezien onze missie uiteraard niet totaal, maar wel zodanig dat Berlage als veelzijdig ontwerper voor het grote publiek is ingekleurd. Met deze inkleuring hebben wij hem niet op een voetstuk gezet noch hem er van af gestoten. Niet omdat wij deze discussie niet aandurven, maar louter om de reden dat wij vinden dat de vorm van deze publicatie daarvoor niet het geschikte medium is. Afgezien daarvan wordt nergens in de publicatie gesteld dat Berlage een groot vernieuwer was. Zo noemen wij de Beurs een momentum in zijn oeuvre én in de geschiedenis van de Nederlandse architectuur, een nuchtere constatering die niets meer en niets minder is.

Om kort te gaan: de publicatie H.P. Berlage (1856-1934). Architect en ontwerper is een op het grote publiek gericht boek dat wil laten zien hoe bijzonder het Gemeentemuseum Den Haag is en hoe veelzijdig zijn auctor intellectualis. Dit is ook de reden dat er, afgezien van de Nederlandse editie, een Engelstalige uitgave is uitgebracht. Zo kunnen de vele buitenlandse bezoekers voor een schappelijke prijs een aardig boek over Berlage en het museum aanschaffen.

De kritische noten die onze gewaardeerde collega Mienke Simon Thomas kraakt, vinden we in dit geval onnodig en onterecht kraakwerk. Waarom aan het boek meer toedichten dan wij pretenderen? Een vergelijking trekken met Koninklijk Goedgekeurd is als het vergelijken van appels met peren. Beide vruchten en publicaties kun je al dan niet lekker vinden, maar leg er niet meer in dan we hebben beoogd.

Yvonne Brentjens

Titus M. Eliëns

noten   [ + ]

1. Curieus genoeg noemt Mienke Simon Thomas 1918 een breekpunt in het oeuvre van Berlage, omdat zijn strenge ontwerpprincipes niet langer richtinggevend waren. In onze publicatie valt te lezen dat deze ontwikkeling zich al kort na 1900 heeft ingezet, p. 42.