Thomas Posthuma over zijn carrière als ontwerper van verpakkingen

Thomas Posthuma senior

Mijn ouders woonden in een klein artistiek tuinhuisje, Herensingel 81 in Weesp, achter in de tuin van de familie Koning. De buren waren de familie Pover, Schildersbedrijf in Weesp. Mijn vader Thom sr. (1893-1941) was een van de zes kinderen Posthuma van de gelijknamige boekhandel/elektrische drukkerij, nu bekend als boekhandel De Ark in Weesp. Hij werd beeldend kunstenaar, voor die tijd een hele stap, ook al had hij als kind al een buitengewone aanleg voor tekenen. Zijn ouders Gerben en Aagje Posthuma zonden hem naar de Quellinusschool in Amsterdam waar hij les kreeg van de professoren Georg Sturm en Titus van der Laar. Later werd de beroemde politiek tekenaar Albert Hahn sr. zijn leermeester, hoofdzakelijk voor portretschilderen. Bij het huwelijk van Thom en Ger was Albert Hahn sr. getuige. Zijn atelier had hij in de oude historische molen Het Haantje aan de Stammerdijk in Weesp. Hij is altijd freelancer geweest.

In de jaren twintig en dertig ontwierp hij voor Van Vlissingen & Co in Helmond bedrukte katoenen stoffen en reclame-uitingen, en voor Rath & Doodeheefver bijpassend behang. Op enkele ontwerpen in Amsterdamse Schoolstijl na, werkte hij in een dynamisch-geometrische stijl. Begin jaren dertig ontwierp hij geweven katoenen stoffen voor pyjama’s en bandschorten in opdracht van het Enschedese bedrijf Jannink & Zonen. Hij werd echter vooral bekend met zijn reclame- en verpakkingsontwerpen voor cacao- en chocoladefabrikant Van Houten uit de jaren twintig. Zijn textiele werk is vertegenwoordigd in de collectie van het Sikkens Schildersmuseum te Sassenheim en het Nederlands Textielmuseum in Tilburg. Van 8 tot 15 augustus 1925 was zijn werk in Weesp te zien op een tentoonstelling van schilderijen, grafiek- en boetseerwerk in de Protestantse bewaarschool op de Oudegracht, entree 35 cent. Hij heeft tot aan zijn vroege dood in 1941 nog veel reclame opdrachten uitgevoerd.

Op 29 april 1933 werd ik, Thomas (Tommy), geboren in het klein artistieke houten tuinhuisje. Mijn zusje Aagje was vijf jaar ouder (1929-1996) en leek met haar vele krullen op het Amerikaanse kindsterretje Shirley Temple. Kleine Tommy ging naar de Openbare Bewaarschool op de Oudegracht, nu de bibliotheek in Weesp. Verder zijn mijn herinneringen vaag, behalve dat ik op een dag, in 1938, met mijn vader in de trein mee naar Amsterdam mocht. Maar hij bracht me – zonder enige uitleg – naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis waar ik opgenomen werd om mijn amandelen te laten knippen. Veertien dagen heb ik daar op een grote zaal gelegen.

Een jaar later in 1939 verhuisden we naar Hilversum omdat mijn vader was aangesteld als leraar aan de Vakteekenschool St. Vitus te Laren. Vanuit Hilversum kon hij gemakkelijk met de Gooise stoomtram naar Laren. We kregen een groter huis op de Gijsbrecht van Amstelstraat 456. Helaas heeft hij er niet lang van kunnen genieten, want zijn gezondheid ging achteruit en hij stierf in het eerste oorlogsjaar van 1941. Een moeilijke tijd brak aan voor moeder Ger die op haar veertigste achterbleef met twee jonge kinderen: Aagje van elf en Tommy van zeven.

De oorlog en daarna

In de oorlog leden ook wij honger en in de winter van 1944 gingen mijn moeder en mijn zusje er een week met de fiets op uit om voedsel te halen. Bij een bomaanval werd ons huis, dat vlak bij de Hilversumse haven lag, zwaar beschadigd. In die haven werden Duitse munitieschepen gelost door Russische krijgsgevangenen. Mijn moeder was net de dans ontsprongen, de stoel waar zij op zat werd getroffen door een grote bomscherf. In de nachten was ik erg bang vooral door het gezoem van de honderden bommenwerpers en jagers die naar Duitsland vlogen om te bombarderen. Ik kan nog steeds elke eerste maandag van de maand kippenvel krijgen van de sirene.

In 1946/47 heb ik de zogenaamde kopschool doorlopen (een zevende en achtste leerjaar) waarna ik naar de Gereformeerde Keugenius Mulo ging. Ook volgde ik lessen aan de vijfjarige (Katholieke) avondnijverheidsschool waar ik mijn diploma handvaardig tekenen behaalde. Mijn capaciteiten vielen een docent op waardoor ik al snel samen met een andere leerling, Cor Hermeler (van 1957-1984 decorontwerper bij de Nederlandse Televisie Stichting later bij de KRO), apart werd gezet. Wij blonken uit in tekenen en dat was gezien de grootte van de klas een reden om ons in een ander lokaal te plaatsen zodat de docent meer aandacht aan ons kon schenken. Veel gipsen beelden, ornamenten en stillevens moesten wij tekenen, en achteraf gezien heb ik daar het meeste van geleerd. Na deze tekenacademie heb ik nog een aantal jaren op de vrije academie in Laren gezeten en een half jaar als plateelschilder gewerkt bij de Hilversumse plateelbakkerij aan Delftsblauwe tegels en tegeltableaus.

Thomas Posthuma, circa 1957.
Thomas Posthuma, circa 1957.

Na enkele sollicitaties (1955/56) werd ik uitgenodigd bij de toenmalige NTS, Nederlandse Televisie Stichting in Bussum. Daar zat inmiddels Cor Hermeler op een nog piepkleine studio als grafisch ontwerper en ik zou daar ook als ontwerper beginnen. Ik was aangenomen maar door interne foutjes van het toenmalige NTS bestuur ging de baan toch niet door. Later hoorde ik dat men dacht dat ik homoseksueel was.

Vervolgens wist ik echter niet zo goed wat te gaan doen en mijn moeder liet mij testen bij een bureau voor beroepskeuze. Daaruit bleek dat ik veel geduld had en precies was. Dit kwam mijnheer Breumelhof ter ore, eigenaar van de Steen- en Offsetdrukkerij Kunst en Arbeid aan de Herengracht in Weesp. Hij had bovendien mijn vader goed gekend. Ik kon meteen beginnen als leerling algemeen lithograaf, wat betekende: vijf dagen werken in de drukkerij en op zaterdag de hele dag naar de AGS, de Amsterdamse Grafische School aan de Dintelstraat. Daarna moest ik mijn dienstplicht vervullen (1953-1955) bij het vierde Divisie-Genie bataljon.

Op 19 maart 1960 trouwde ik met Tonny Kroon en wij kregen samen twee dochters: Iwka en Tanja. Onlangs vierden wij onze 50-jarige gelukkige verbintenis.

Proefmodellen voor wichtchocolade.
proefmodellen voor wichtchocolade

Het begin van mijn carrière als ontwerper bij Van Houten

Eind 1956 stond er een advertentie in De Gooi-en Eemlander van de firma Van Houten die een tekenaar-lithograaf vroeg met als opleiding Grafische School en tekenopleiding. Van Houten was tot 1967 de wereldwijd bekende C.J. Van Houten & Zoon, Koninklijke fabriek van cacao en chocolade in Weesp. In 1954 was Erik Thorn Leeson daar aangenomen als eerste ontwerper in vaste dienst voor alle verpakkingen. Na een paar jaar wilde hij een assistent hebben. Ik werd uitgenodigd voor een gesprek met de heer Broekhuizen van de afdeling Personeelszaken. Daarna ging ik naar het atelier van Thorn Leeson om met hem kennis te maken. Hij liet me een klein proefwerk maken: de letter ‘O’ uit de vrije hand tekenen. ‘Stop maar, ik heb het al gezien’, zei hij en ik werd direct aangenomen. Zo begon ik op mijn 22ste, begin 1957, als assistent verpakkingsontwerper van Thorn Leeson, op de afdeling Vormgeving (VOR). Deze afdeling was gevestigd in zijn bedrijfswoonhuis Het witte huis, Buitenveer 60. Hij gooide mij meteen in het diepe, want in maart moest ik mee naar Londen voor een presentatie van het Van Houten-koninkje met onze directeur Maarten van Mesdag, de zoon van president-directeur Jaap van Mesdag die voor onze afdeling verantwoordelijk was. Het Van Houten-koninkje was een beeldmerk/mascotte vergelijkbaar met het Droste-mannetje en Flipje van Tiel. Het lijf was een driehoek met daaronder de benen en het hoofd was het ronde VH logo met daarop een kroontje. Het bedrijf was uiteindelijk Koninklijk en dat wilde men uitstralen door een opvallende rode mascotte. Het ‘koninkje’ kon men in alle standen uitbeelden. Het komt nog op enkele verpakkingen voor, maar is niet erg bekend geworden.

We hadden veel werk verzet om de presentatie op tijd klaar te hebben, inclusief koninklijke achtergrondmuziek, toen nog via een draadrecorder. De directie ging met het vliegtuig en wij met alle spullen in een Volkswagen met de boot. Onderweg stormde het en omdat we niet konden slapen, bleven we de hele nacht op. De volgende dag zijn we naar een reclamebureau in Londen gegaan waar de presentatie met succes gehouden werd. In Engeland dronk ik mee met de anderen terwijl we thuis geheelonthouders waren en ook gingen we eten in dure restaurants wat ik niet gewend was. Maar toen ik van de zenuwen wat doperwten op de grond liet rollen, zei Erik: ‘zet je voet er maar op’, en weg waren ze.

Anderen vonden Erik een serieuze man, maar ik deelde met hem wel een gevoel voor humor. Hij was voor mij charismatisch, ik beschouwde hem als mijn tweede vader en nam alles van hem aan. Hij leerde me ook veel. Helaas is hij veel te jong gestorven, op zijn twee-en-veertigste. Later (1963) is hij nog lector geweest aan de Rijksacademie in Amsterdam. Ik mocht daar overigens op kosten van de firma Van Houten avondlessen gaan volgen bij Professor Lutge.

cacaoblitz
cacaoblitz

Bonbondosen en blitzgetränk

In die tijd werden alle ontwerpen met de hand getekend en maakten we ook zelf de werktekeningen voor de drukker (een beetje zoals tegenwoordig de huidige DTP-er doet). Erik liet heel veel werk aan mij over, zodat hij meer tijd kon besteden aan marketing- en beleidsproblemen. We maakten veel reizen, onder andere naar onze fabriek C.J. Van Houten & Zoon AG in Krefelt in Duitsland om nieuwe verpakkingen te bespreken. Vanuit Weesp waren wij ook min of meer verantwoordelijk voor de uitvoering van de verpakkingen daar. Toch hadden zij in Krefelt een zekere vrijheid om eigen dingen te doen in overleg met onze afdeling marketing. Later ging ik regelmatig alleen naar Krefelt om er ontwerpen voor ‘Bobondosen, Blitzgetrank, Luftchokolade, Puddingpulver’ enzovoort te presenteren. Als ik aankwam zei directeur Belger: ‘Thomas we gaan eerst bij de Chinees eten en dan gaan we de ontwerpen bespreken.’ Dus het werd altijd een hele lange dag.

Enkele jaren later werd onze afdeling uitgebreid met (Anton) Toon Kluck, lithograaf van huisdrukkerij GRAFIA. Toon specialiseerde zich in fotografie. Toons assistent Jan Vos volgde, beiden waren ook werktekenaar zodat ik me meer bezig kon houden met het ontwerpen. Ook Wim van Reijn kwam als werktekenaar de gelederen versterken, maar hij bleef maar korte tijd. Later begon Wim van Reijn een eigen reclamebureau in Hilversum.

Al met al was mijn tijd bij het cacaobedrijf leuk, leerzaam en heel ontspannen. Eriks vrouw Julia zorgde goed voor ons en ik herinner me veel koffie met whisky. We begonnen laat, maar werkten vaak ‘s avonds door. De afdeling vormgeving werd echter te groot voor Eriks huis en we verhuisden naar het hoofdkantoor waar we een groot atelier kregen op de hoogste verdieping met een uitzicht tot aan het IJsselmeer. Er stonden drie tekentafels en we hadden een eigen fotostudio, en een donkere kamer. Verder hadden we een letterzet-apparaat, de zogenaamde Starlettograaf, en contactkasten om grafische films te maken voor de drukkerijen. Maar het was wel even wennen, want net als het andere kantoorpersoneel moesten we om half negen beginnen. Zelf hielden we negen uur aan, maar de portier keek me dan scheef aan evenals technisch directeur Eggers die mij altijd vriendelijk vroeg of ik op tijd wilde komen.

Thomas Posthuma en Toon Kluck, circa 1965.
Thomas Posthuma en Toon Kluck, circa 1965.

Eggers was tijdelijk mijn baas toen er een Amerikaanse directie kwam. Ofschoon hij niets begreep van dat artistieke gedoe, liet hij wel alles aan me over. Ik was eigen baas van de afdeling VOR. Onze opdrachten kwamen van de afdeling marketing die onder leiding van Theo van Hoek stond. Ik had ook veel te maken met de afdeling publiciteit.

Voor publiciteit zoals advertenties en acties werkten we met verschillende reclamebureaus zoals het bekende Amsterdamse reclamebureau Van Maanen met directeur Cor Bandt en het Haagse bureau HVR met de directeuren Hund, Van Vleuten en Roomer.

Leider afdeling vormgeving

In 1963 vertrok Erik naar de Rijksacademie in Amsterdam om les te geven en nam ik de leiding van de afdeling VOR over. Mijn werk bestond voornamelijk uit het ontwikkelen van verpakkingen en wat er verder bij hoorde zoals bezoeken aan de zoetwarenbeurzen ANUGA in Keulen en de drukkerijbeurzen DRUPA en PHOTOKINA in Duitsland. Verder gingen we naar verpakkingsbeurzen in Parijs, Kopenhagen en Londen en was ik present op ontwerpcongressen als ICOGRADA.

Op de diverse beurzen kwam je steeds dezelfde mensen tegen. Plotseling liep je dan (in Parijs) de directeur van onze huisdrukkerij GRAFIA tegen het lijf. In 1965 mocht ik voor het eerst vliegen, dat was toen nog heel bijzonder, maar voor Van Houten geen probleem want de zaken gingen goed. Het geld wat je nodig had, kreeg je gewoon contant mee zodat ik soms met honderden guldens op zak rondliep. Dikwijls vroeg ik me af hoeveel repen er verkocht moesten worden om mijn reizen te betalen.

hagelsag
hagelslag

De jaren verstreken met veel nieuwe ontwerpen maken voor de internationale markt zoals bonbondozen, reep- en tabletwikkels, en het ontwerpen van chocoladevormen. In 1962 werd Van Houten overgenomen door W.R. Grace uit New York. Ik heb daarna diverse Amerikaanse en Nederlandse directeuren gehad.

De zaak kreeg te maken met een nieuwe markt, namelijk de ‘chocolate bars’ van MARS. Tegen die nieuwe trend kon Van Houten uiteindelijk niet opboksen. Bovendien ging het ook niet goed met Grace & Co. Het eerste half jaar werd er een verlies geleden van 6 miljoen gulden. Het bedrijf Van Houten werd gesloten en 600 werknemers kwamen op straat te staan.

Vorm 3 Pack Design, een nieuwe start als freelancer

Op een goede dag in 1966 zat ik – nadat mijn assistenten Kluck en Vos waren ontslagen – nog als laatste op het atelier bij Van Houten een beetje duimen te draaien toen ik een telefoontje kreeg van Mr. Joop Bout, oud-directeur bij Van Houten die was gaan werken voor de vleeswarenfabriek Zwanenberg in Oss. Hij vroeg of ik mee wilde doen aan een ‘pitch’ (al heette dat toen niet zo) voor de nieuwe huisstijl. Die opdracht lag al een maand bij het Amsterdamse reclamebureau Van Maanen . ‘Eind volgende week moet je een presentatie houden’, zei Bout.

Ontwerp voor Zwan(enberg), 1967.
Ontwerp voor Zwan(enberg), 1967.

Nadat ik de briefing had bestudeerd, kwam ik tot de conclusie dat ik deze opdracht niet alleen zou kunnen klaren, hoewel het eindresultaat uiteindelijk erg leek op de eerste krabbels. Maar er moest een grote presentatie komen en ik riep de hulp in van Kluck. Samen zetten we alles op alles om de deadline te halen en we arriveerden op tijd in Oss. Onze kleine auto zetten we om de hoek uit het zicht. Bureau Van Maanen had zijn presentatie al gegeven. Na mijn betoog kwam het verlossende woord: ‘Mijnheer Posthuma, het is een schot in de roos.’

De presentatie bestond uit een aantal panelen met het oude logo en de tekst Zwanenberg. De afbeeldingen en het lettertype liepen van groot naar klein en van scherp naar wazig, om te laten zien hoe goed of slecht het van een afstand te lezen bleef, vooral in de schappen van de supermarkten. Hetzelfde deed ik met het nieuwe vereenvoudigde merkbeeld van Zwanenberg, dat de vergelijking natuurlijk glansrijk doorstond. Het woord Zwanenberg was internationaal niet makkelijk uit te spreken, vandaar dat zij de kreet hadden bedacht: ‘Zeg maar ZWAN tegen ZWANENBERG’ ter introductie van deze grote verandering. Daarna is het nog uitgebreid getest door het onderzoeksbureau van Mary Zeldenrust in Rotterdam, zoals toen heel vaak gebeurde. Ons beeldmerk bleek 80% te scoren op het punt van herkenning.

3-zwan-definitieve-uitvoering-logo-1967-kopie
Zwan, definitieve uitvoering logo, 1967.

Met deze opdracht ben ik mijn eigen bureau begonnen samen met Kluck als werktekenaar annex fotograaf en administrateur, en technisch verpakkingsdeskundige George Steen, ook afkomstig van de firma Van Houten. Ons driemans-ontwerpbureau Vorm 3 was verantwoordelijk voor het uitwerken van de huisstijl en de totale verpakkingslijn, inclusief wagenpark. Zwanenberg voerde ook een A-merk onder de naam Noack dat wij een duurdere uitstraling gaven met rood, zwart en goud in de verpakkingen. Zijn omzetten gingen omhoog en we hadden het dus goed gedaan.

Joop Bout was intussen directeur geworden van Jonker Fris (Van Wagenberg-Festen’s conservenfabrieken N.V. Heusden-Holland) in die tijd bekend van de vlaaivullingen, vruchten op sap, jam en groentenconserven, en hij bezorgde ons nog meer werk. De huisstijl van Jonker Fris was ontworpen door het bekende Londense bureau van James Pilditch, maar om praktische redenen werd dat account overgedragen aan ons om op dezelfde voet verder te gaan hoewel we later wat kleine veranderingen in de styling van de etiketten aanbrachten. En zo volgden er meer: in 1969 zuurwarenfabriek Luycks waarvoor wij het bestaande logo restylden; en in 1975 Burcht Conserven uit Noord-Scharwoude (directeur Peter Verburcht) met een nieuwe huisstijl.

16-jonker-frisBurcht kwam binnen via ons bezoek aan voedingsbeurs ANUGA in Keulen. Toen een vertegenwoordiger ons vroeg: ‘Wat vindt u van ons product?’, vertelden we hem dat we de etiketten niet goed vonden en vroegen we met welk bureau ze werkten. Peter Verburcht, die erbij kwam staan, vertelde dat hij ze samen met de drukker had gemaakt uit oude door hem verknipte etiketten. Ons antwoord was: ‘Dat moet u niet zelf doen, maar laten doen door een gespecialiseerd verpakkingsontwerpbureau.’ Zo kregen we deze klant waar we vele jaren voor hebben gewerkt. In 1985 kwam daar Coroos bij, de conservenfabriek van Cor van Oosterom. Voor deze klant hebben wij de hele huisstijl aangepakt inclusief het logo met de twee groene blaadjes. Tot op heden (2010) is het originele logo nog steeds op de markt.

7-thomasp-blikwikkels-burchtMeer dan vijftien jaar (vanaf 1974) hebben we gewerkt voor de Deep Blue visconserven van MCM Schiedam inclusief een totale verandering door het invoeren van een nieuwe huisstijl. Het andere merk van Deep Blue was Great Ocean Tonijn, dat tot op heden, 33 jaar na dato nog onveranderd in diverse supermarkten te koop is. Ook ontwierpen we visetiketten voor Matrico en Mayonna voor hen in dezelfde periode. Andere producten waren de vierkante plastic flessen voor zonnebloem-, maiskiem-, sla- en safflourolie voor NFH (National Foods Holland BV), een voedselexporteur waarvoor we tevens een nieuwe huisstijl ontwierpen met een logo in het Arabisch en in het Nederlands. Ook voor Knorr grootverbruik (1969) hebben wij lang gewerkt, onder andere aan het bekende aroma-strooibusje. Daar werkten wij samen met voedselstylisten. Ook de Vetverwerkende Industrie Vreeland (VIV) maakte voor zijn etiketten en blikontwerpen gebruik van onze diensten. De ontwerpen moesten in verband met de export veelal in het Arabisch en in het Engels. Die teksten kregen wij aangeleverd door het bedrijf. Grote kopteksten en illustraties tekenden wij uit de hand. Er werden per jaar totaal zo’n 850 miljoen etiketten gedrukt, nationaal en internationaal.

20-uit-1977
1977

Flevozoom Putten was een distributiecentrum voor levensmiddelen waar Vorm 3 ook voor werkte, onder andere aan het hele wagenpark en de belettering van de vrachtauto’s. Het leuke hieraan was dat al onze verpakkingsontwerpen er in werden vervoerd naar de supermarkten. Zij bevoorraadden vooral de supermarkten langs de randmeren en dat is terug te zien in het ontwerp dat ik maakte met een voor die tijd gedurfde kleurstelling: groen/blauw en de golvende vorm van de randmerenkust. In totaal heb ik 23 jaar lang met mijn compagnon in Vorm 3 Pack Design samengewerkt, met veel plezier en vooral humor.

22-wagenparkEen nieuwe fase als ontwerper

Na een korte crisis rond 1990 ben ik uit de zaak gestapt en is Kluck alleen verder gegaan. Ik ging op zoek naar een verpakkingsontwerpbureau en kwam toen uit bij het gerenommeerde Claessens Product Consultants (ook Aestron Design B.V.) in Hilversum. Daar werd ik aangenomen op contractbasis voor een half jaar. Boven mij stond creatief directeur Jaaf Pootjes en mijn functie werd art-director/concept-denker. Er werd daar toen gewerkt met de eerste grote Aesthedes tekencomputer en ik volgde een cursus om ermee te kunnen werken. Het was een groot bakbeest met een heel breed werkblad en drie grote monitoren. Ik begreep er niet zoveel van, maar volgens de cursusleider was ik de enige die er iets moois op kon zetten.

Er werd een werkplek voor mij gemaakt en ik ging met mijn rug tegen de achtermuur van de studio zitten met zicht op mijn zeven collega’s. Mijn werk bestond uit de briefing van de klant, terwijl mijn collega’s de uitvoerders waren die nog niet alles van de opdracht mochten weten. Bij Claessens/Aestron werkten jonge DTP-ers van de Grafische scholen uit Amsterdam en Utrecht.

Mijn eerste opdracht was het doosje voor de zakjes Perla-koffie van Albert Heijn: poederkoffie met een smaakje. Er moest een sfeerfoto op het platte doosje komen met een kopje koffie en een soort open haard-achtergrond. Maar bij Claessens hadden ze wel een grote fotostudio maar geen fotograaf. Ik had al ervaring met technische camera’s dus toen heb ik zelf de sfeerfoto gemaakt. Tevens deed ik andere fotobegeleiding bijvoorbeeld voor de aluminiumfolieverpakking van Unox. Die foto’s werden gemaakt door de Amsterdamse culinair fotograaf Charles Papavoine en culinair stylist Rob Ligthart. Een hele dag werk was voor zoiets niet ongewoon. Na een half jaar liep mijn contract af en werd het helaas niet verlengd. Maar gelukkig kreeg ik wel een uitkering/premie mee.

Airbrushwerk voor Kannegieter electronica.
Airbrushwerk voor Kannegieter electronica.

Ik schreef me in bij de Kamer van Koophandel onder de naam THOMART en begon opnieuw. De eerste opdracht die ik kreeg kwam van reclamebureau NEW uit Bussum. Het betrof wat restauratiewerk met airbrush. Er moest wat veranderd worden aan een illustratie die door een voor mij onbekende illustrator was gemaakt. Die aanpassing heb ik gemaakt, hoewel het voor mij de eerste keer was dat ik met airbrush werkte. Dat bleek me echter goed te liggen en zo kreeg ik meer te doen van NEW. Hun eerste grote opdracht was het maken van illustraties in airbrush voor de firma Kannegieter Electrocica uit Huizen voor glasvezelkabels, scartkabels, connectoren, montagematerialen en dergelijke. Zo werd het technisch illustreren ook een specialiteit van mij.

Zaak van een miljoen gulden

Ik kreeg een interview in De Nieuwe Weesper van donderdag 8 augustus 1991 dat veel aandacht besteedde aan mijn werk voor de firma Van Houten.

Het was die dag vreselijk warm en ik zat met de journalist gezellig op de steiger van onze woonboot te praten over het vak met een biertje erbij. Vervolgens gingen we naar mijn studio om een foto te maken van mij met wat Van Houtenverpakkingen. Toen zag hij de Unox beefburger-verpakkingen op de kast staan en liet hij die ook fotograferen. Zonder dat ik het wist, werden die Unox verpakkingen echter op de plaats van de Van Houtenontwerpen gemonteerd met als bijschrift: ‘ze zijn niet te vreten die krengen.’

Toen de krant uitkwam, schrokken wij natuurlijk enorm en voelde ik me genomen. Het werd een hele rel en de journalist, eigenlijk sportverslaggever, is toen op non-actief gezet. Toch kreeg ik nog een schadeclaim van de advocaten van ontwerpbureau Aestron waarvoor ik die Unox verpakkingen had gemaakt van één miljoen gulden. Het werd een hele rechtszaak, maar uiteindelijk kostte het mij 250 gulden.

Bij een optreden in ‘t Spant in Bussum stond ik fluit te spelen met de saxofonist Rob Kalshoven, die mij vroeg wat ik voor de kost deed. Hij werkte bij Terberg Specials in IJselstein, een bedrijf dat auto’s met een grijs kenteken modificeerde, dat wil zeggen personen/bestelwagens van een verhoogd dak voorzag waardoor een bepaald gedeelte belasting verviel. Van hen kreeg ik opdracht om de ANWB-wegenwachtauto’s te stylen door middel van een verhoogd dak. Daarna volgden bijna alle bekende automerken voor personenauto’s en bestelauto’s. Het waren allemaal ‘visuals’ voor de autofabrikanten. Ook maakte ik een eigen ontwerp voor een moderne vuilniswagen voor Volvo en een voor een Ford-Transit Schoolbus voor Engeland. Dat was in competitie met een Engels bedrijf. Voor Terberg maakte ik tevens een groot schilderij over de geschiedenis van het bedrijf. Het hangt nog steeds in de hal van het kantoor in Benschop. In heb voor dit bedrijf gewerkt van 1990 tot 2003.

Litho Thomas Posthuma, circa 2005.
Litho Thomas Posthuma, circa 2005.

In 1992 werd ik gevraagd om in te vallen op het Grafisch Lyceum Haarlem, als docent lettertekenen voor de klassen 1a/1b en 2a/2b. Dit heb ik met veel plezier gedaan en men was enthousiast over mijn inbreng. Maar omdat ik geen officiële lesbevoegdheid had, kon ik geen vaste aanstelling krijgen. Toch ben ik direct daarna nog tien jaar docent geweest voor het Contract-avondonderwijs op het Amsterdams Grafisch Lyceum in de vakken visualiseren en technische illustraties. Door de komst van de computer kwamen er echter steeds minder leerlingen naar de school, maar ging ik privé-lessen geven. De school stuurde de aangemelde leerlingen naar mij door. De lessen waren heel breed op gezet, van acquisitie tot alle stijlen van illustreren, ontwerpen, concepten bedenken, enzovoort.

Ondertussen was de beeldende kunst en het tekenen en schilderen voor mij altijd heel belangrijk gebleven en zo nu en dan was er een expositie van mijn vrije werk. Het mooiste en het fijnste werk dat ik ooit onder handen kreeg, was in1997, het restaureren van de wandschildering De Apocalyptische ruiters in de Katholieke kerk van Weesp, 80 vierkante meter geschilderd door Pieter van Velzen, een leerling van mijn vader van voor de oorlog. Daarna mocht ik van Monumentenzorg de schilderingen uit 1480 op de pilaren van de Protestantse Kerk in Weesp restaureren (2002). Toen ontdekte ik ook nog vier andere schilderingen en heb ook daar nog aan gewerkt. Het was een geweldige afsluiting van mijn lange carrière.

Ik ben een gelukkig mens met een gezegende aanleg voor veel creatieve uitingen. Mijn grote passie als Jazzfluitist loopt als een rode draad door mijn leven. Maar dat is een ander verhaal.

Thomas Posthuma, 2010.

Het uitgebreide archief van twee generaties Posthuma (Thom en Thomas) gaat in 2010 naar het Gemeentearchief van Weesp met DVD’s naar o.a het NAGO, BNO, RKD-CVRa en het Graphic Design Museum Breda.

Zie ook : www.thomasposthuma.nl