Norm = vorm

Je zult als vrouw maar ongelijke borsten hebben, want dan past de ene wel en de andere niet in een standaardmaatje BH. Het is één van de vele voorbeelden op de tentoonstelling Norm = Vorm in het Haags Gemeentemuseum die het begrip standaardisatie in relatie tot design uit de doeken doet. Het ‘meten is weten’ nam samensteller Timo de Rijk als uitgangspunt voor een breed uitwaaierend exposé dat vooral door een strenge ordening op identieke, lage, vierkante, witte podia samenhang krijgt. normvormAan het begin verwijzen een rij jerrycans en een stapel supermarktmandjes niet alleen naar massaproductie, maar ook naar twee omgevingen waar normaliseren en het gebruik van standaardeenheden een grote rol spelen: het leger en de supermarkt. Daarna wordt het onderwerp losjes thematisch behandeld via het lichaam, naar de arbeidsdeling, modulair ontwerpen, keukens, meubels en technische apparaten, en van standaardproducten als de fiets en het t-shirt, tot een voetbal en de standaarden in de kleurenwaaiers voor verf en drukinkt.

Aquilakeuken van Kho Liang Ie voor Bruynzeel, ca 1960.

Aquilakeuken van Kho Liang Ie voor Bruynzeel, ca 1960.

Scientific management en rationalisatie

Het spectrum van het begrip standaardisatie wordt hier dus heel breed opgevat en aangepakt. Dat maakt de tentoonstelling bijzonder afwisselend en daagt de bezoeker uit om vormgeving eens met een andere blik te bekijken. De invloed van normen en regels – standaarden – is immers enorm, al realiseren wij ons dat niet altijd. Ingenieurs, industriëlen en vormgevers (in die volgorde) hebben in de organisatie van de productie een beslissende rol gespeeld. Door het fabricageproces op te delen in aparte handelingen (arbeidsdeling), het invoeren van de lopende band en door de onderdelen van een product exact hetzelfde te maken, konden allerlei gebruiksvoorwerpen in serie vervaardigd worden. Dat maakte ze weliswaar uniform, maar ook goedkoper en dus bereikbaar voor grote groepen mensen. Het beroemdste voorbeeld is de Ford model T-auto. Amerika was in de jaren twintig de bakermat van het ‘scientific management’ en het rationaliseren van de productie en deze ideeën vonden in Europa navolging.

Het Fordje kunnen we helaas niet in levende lijve zien, maar wel een serie rationele keukens die in de hoogtijdagen van het modernisme onder ontwerpers het gesprek van de dag waren. Want toen onderwierp men het huishouden ook aan wetenschappelijke onderzoeken en hadden ontwerpers het begrip ‘efficiency’ hoog in het vaandel staan. Zo ontstond de Frankfurter Küche in Duitsland en in Nederland de beroemde Bruynzeelkeuken van Piet Zwart. Dat ontwerp was zeer doordacht en opgebouwd uit modulaire elementen zoals te zien is aan een doos met kleine, aandoenlijk zelfgemaakte modelletjes. Even ‘schattig’ is de opvolger van die keuken, de Aquila van Kho Liang Ie, een keuken met verfijnde kastjes en greepjes die echter als voornaamste nouveauté had dat ze aan de muur hing waardoor de huisvrouw de vloer onder het aanrecht goed kon dweilen.

Modelinterieur Pierre Paulin voor Herman Miller.
Modelinterieur Pierre Paulin voor Herman Miller.

Een ander hoogtepunt vormen de kleine modelhuizen en modelkamertjes die Pierre Paulin maakte voor meubelfabrikant Herman Miller. Hier is het modulaire denken prachtig in één oogopslag te zien en tevens blijkt uit dit voorbeeld dat ontwerpers in de jaren zestig opnieuw gegrepen werden door dit onderwerp. Hun obsessie was: hoe valt er met behulp van losse standaardonderdelen zoveel mogelijk vrijheid en variatie te bereiken. In die periode verbonden zij dat rationele denken met het creëren van nieuwe manieren van leven, denk aan de zitkuil of aan de nomadische leef-units van Joe Colombo en Ettore Sottsass. Zij buitten bovendien de mogelijkheden van kunststof uit, een materiaal waarmee eigenlijk alles kon. In diezelfde tijd ontstonden ook interessante experimenten in de architectuur, met woningen als leefcellen bevestigd aan een grote paal alsof ze aan een boom groeiden.

Units van Ettore Sottsass, 1972.
Units van Ettore Sottsass, 1972.

De paradox waar deze tentoonstelling over gaat is dus dat standaardisatie zowel tot vrijheid en variatie leidt, als tot meer van hetzelfde. Ford zei het al: elke kleur kan gekozen worden, als het maar zwart is. Een ander voorbeeld is de sneaker, sportschoenen die uit standaardonderdelen bestaan, maar waarbij de consument zelf kleuren en materialen kan kiezen. Dit ‘customizen’ is een oprukkende trend die uiteraard mede te danken is aan de computergestuurde productie die het eerdere mechanisatie-denken opvolgde, al besteedt de expositie daar niet veel aandacht aan.

Jammer is ook dat we op de expositie zo weinig geconfronteerd worden met het fenomeen massaproductie in de fabriek. De tentoongestelde voorbeelden staan als geïsoleerde, museale objecten op hun sokkels en dat maakt het geheel – ondanks de leuke en uiteenlopende voorbeelden – wat saai in plaats van levendig.

norm-vorm-2Het boek

Dat er over de voorbeelden te twisten valt, blijkt in ieder geval uit het begeleidende boek. Waar is de plastic tuinstoel, supermassaproduct en supervoorbeeld van standaardisatie zowel qua fabricage (uit één stuk plastic gestampt) als qua consumptie (wereldwijd in gigantische aantallen aanwezig). En waarom niet het Swatch-horloge van stal gehaald als voorbeeld van een uniform product dat goedkoop gemaakt kon worden dankzij vergaande standaardisatie, maar tegelijkertijd de consument al in de jaren tachtig een veelheid aan keuzes bood qua kleur, materiaal, afwerking en decoratie. Daartegenover brengt De Rijk weer interessante voorbeelden die minder bekend zijn zoals het zeventiende-eeuwse fluitschip uit Nederland en de productie van porselein in China die toen al in serie en via arbeidsdeling georganiseerd was. Of het Qwerty-toetsenbord van de typemachine dat bedacht was om het in elkaar haken van de hamertjes te voorkomen, maar inmiddels zó ingeburgerd is geraakt dat we het niet meer willen veranderen, ook al is de indeling misschien minder logisch of efficiënt.

Heskett revisited

Het boek Norm=Form valt uiteen in brokken en stukken, en waar de vele verschillende voorbeelden de tentoonstelling juist leuk maken, zitten die het betoog in de publicatie in de weg. Hoofdmoot is de standaardisatie als organisatie van de industriële fabricage, een ‘uitvinding’ van ondernemers en hun ingenieurs om de productie te stroomlijnen, efficiënt te laten verlopen en de aantallen te vergroten. Daaraan gekoppeld behandelt De Rijk de vraag naar eenheid en verscheidenheid, ofwel uniformiteit en diversiteit in het aanbod. In feite komt dit neer op een herhaling van het onderwerp zoals dit reeds beschreven werd door John Heskett in zijn klassieke designgeschiedenisboek uit 1980.(1)J. Heskett, Industrial Design, Londen 1980, het boek werd in 1989 in het Nederlands vertaald. Het betreft de ontwikkeling van de mechanisatie en de industrialisatie tot en met de beroemde discussie uit 1914 over de pro’s en contra’s van ‘typisierung’ onder de leden van de Duitse Werkbund. Het rationaliseren nam in die tijd een hoge vlucht en werd door modernistische ontwerpers en architecten ingezet om kwalitatief goede producten bereikbaar te maken voor de massa die toen nog weinig te besteden had en veel minder kon kiezen dan nu. Daarnaast zagen ze een universeel product, een type, als esthetisch ideaal.

Maar het uniformeren van standaarden vindt ook zijn basis in organisatorische en bestuurlijke oorzaken, denk aan het metrische stelsel (Napoleon) of het management van het leger. Het reguleren van normen en het opstellen van voorschriften gebeurt op tal van terreinen, van de bouw tot het voedsel, en ontstaat uit verschillende overwegingen waaronder veiligheid, gemak en logistiek. Ze worden gemaakt door individuele bedrijven, maar ook door bedrijfstakken en overheden. Het zijn soms afspraken en soms wettelijke verplichtingen. Kortom, het is een heel complex fenomeen dat De Rijk hier in één boek wil vangen, en al snel lopen de verschillende draden door elkaar heen omdat de thema’s niet goed zijn afgebakend en de voorbeelden wat willekeurig gaan werken. De chronologie springt heen en weer, nationale en internationale ontwikkelingen lopen door elkaar heen, evenals de processen van rationalisering en globalisering.

Tas van Hermes, jaren vijftig.

 

 

Tas van Hermes, jaren vijftig.

Standaard en ‘classic’

Op tweederde van het boek verlegt De Rijk het accent van de productie naar de consument en wijzigt hij radicaal van register. Retorisch behendig koppelt hij het universele product (de wens die zowel fabrikanten als ontwerpers zouden hebben om een onveranderlijk en eeuwig product te creëren) aan de ‘classic’. Nu betekent standaardisatie ineens: het product dat een standaard werd, het generieke product (de Nederlandse fiets of Vim), ‘basics’ als het t-shirt en de jeans, maar ook de klassieken in de vormgeving, traditionele producten én de trend naar retro. Kunnen deze categorieën wel op één hoop gegooid worden? Of gaat het vrijelijk associëren en aan elkaar koppelen van de auteur hier met de lezer aan de haal?

Heeft de consument een voorkeur voor onveranderlijke producten en wat is precies zijn invloed? De dynamiek tussen producent en consument, het al dan niet veranderen van een ontwerp, of het maken van variaties op een thema, is een onderwerp dat niet gemakkelijk te vangen valt in een reeks case-histories. Consumptie is weliswaar, net als standaardisatie, een economisch-organisatorisch fenomeen maar toch een verschijnsel van een andere orde dat zich volgens andere wetten gedraagt (en soms juist geheel niet volgens wetten). En hoe functioneert het systeem van de mode, dat zowel berust op conformisme als op individualisme?

Het uitgebreide verhaal over zeilschepen en jachten werkt hier niet verhelderend, het laat alleen zien dat regionale producten nationaal en mondiaal (populair) kunnen worden. Omgekeerd sterven heel wat lokale producten uit en verdwijnt diversiteit. In dit gedeelte gaat het niet meer over gestandaardiseerde producten, noch over normen, regels en wetten, of ‘universele’ (generieke) producten, maar over voorwerpen die de tand des tijds doorstonden of een nieuw leven kregen, producten die buiten de mode staan of weer in de mode kwamen. Eigenlijk behandelt de auteur hier waarden als authenticiteit en traditie, aan de hand van het imago van producten als de tas van Hermès, het horloge van Omega en de Harley-Davidson motor. Hij probeert het geheim van de ‘classic’ te ontsluieren en greep te krijgen op de processen die de waardering voor zulke producten bepalen. Maar we lezen niets over de voor- en nadelen van al die wetten, afspraken en voorschriften voor de consument, niets over veiligheid, ergonomie, het kantoor of het milieu. Nogmaals, het zijn leuke en wetenswaardige verhalen, maar de lezer is de weg van de standaardisatie inmiddels volledig kwijtgeraakt. Het begrip ‘standaard’ wordt in Norm = Form weliswaar van alle kanten en vanuit alle mogelijke invalshoeken belicht, maar door de veelheid aan interpretaties en voorbeelden raken de lijn en het betoog ondergesneeuwd.

Redactie Designgeschiedenis Nederland, 2010.

De expositie Norm=vorm duurt tot 16 augustus 2010, http://www.gemeentemuseum.nl/; zij maakt deel uit van de Biennale The Hague Design and Government, http://www.designdenhaag.eu/

Het boek Norm=Form, on Standardisation and Design, werd geschreven door Timo de Rijk, uitgever Thieme Deventer, ISBN 978 90 78964 63 6.

noten   [ + ]

1. J. Heskett, Industrial Design, Londen 1980, het boek werd in 1989 in het Nederlands vertaald.