Het nieuwe versieren in Arnhem

Glad, glanzend, strak en modern. Een platte, brede zilveren armband van Nicolaas van Beek vormt het startpunt van de tentoonstelling Het nieuwe versieren – Nederlandse sieraden van 1965 tot nu in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem. Van Beek stond niet alleen aan het begin van wat te boek is komen te staan als de revolutie in sieraadland, met het aankopen van zijn werk begon ook de geschiedenis van de Arnhemse collectie.

Riet Neerincx, conservator toegepaste kunst en zelf edelsmid, kocht in 1970 negen stukken van Van Beek. De basis voor de verzameling was hiermee gelegd, evenals de link met de academie van Arnhem, waar zij beide waren afgestudeerd.⁽¹⁾In 1968 werd Gijs Bakker aangesteld als docent op de afdeling Edelsmeden van de Academie voor Beeldende Kunsten en Kunstnijverheid in Arnhem (tegenwoordig ArtEZ). Onder zijn leiding ontwikkelde de opleiding zich steeds meer in de richting van de industriële vormgeving, met de naamsverandering van de afdeling in Vormgeving in Metaal en Kunststoffen tot gevolg. Neerincx zou in haar loopbaan bij het museum nog vele stukken van Nederlandse (sieraad)ontwerpers verwerven en bouwde een mooie collectie op. Haar opvolger Hadewych Martens zette de lijn voort en toonde in 2000 een overzicht. Nieuwkomer in het museum Eveline Holsappel, conservator sinds twee jaar, kreeg bij binnenkomst een omvangrijke schenking in de schoot geworpen. Een anonieme verzamelaar doneerde ruim tweehonderdvijftig sieraden aan het museum, hetgeen aanleiding was andermaal een dwarsdoorsnede van de collectie te tonen.⁽²⁾Het moderne Nederlandse sieraad wordt verder verzameld door het Stedelijk Museum Amsterdam, het CODA in Apeldoorn en het Stedelijk Museum Den Bosch (SM’s).