De laatste jaren regent het – vooral in Amerika en Groot Brittannië – ‘readers’ over vormgeving voor het onderwijs, maar nu is er wel een hele dikke en breed georiënteerde bloemlezing verschenen over het vak.(1)In 1994 begon de serie readers Looking Closer: Critical Writings on Graphic Design onder redactie van onder andere Michael Beirut en Steven Heller, een reeks van Allworth Press New York die nu tot vijf delen is gegroeid; Heller stelde ook The Graphic Design Reader samen in 2002 en de reader Graphic Design History (2001); Helen Armstrong maakte Graphic Design Theory. Readings from the Field (2009); Carma Gorman was verantwoordelijk voor The Industrial Design Reader (New York 2003) en Ben Highmore voor The Design Culture Reader (Londen 2008).
Een bijna alles omvattende benadering van design vormde het uitgangspunt voor de samenstellers Hazel Clark en David Brody van Design Studies. A Reader. Zij zijn beiden werkzaam bij Parsons the New School for Design in New York en stelden vast dat een uitgebreide anthologie met belangrijke designteksten voor het onderwijs ontbrak. Clark en Brody wilden het vak en het verschijnsel ‘design’ zo breed mogelijk benaderen, als proces, als product, als systeem en in het gebruik, maar ook stellen zij het effect ervan op mensen en de sociale en culturele context aan de orde. Naar voorbeeld van Victor Margolin, emeritus hoogleraar en oprichter van het Amerikaanse tijdschrift Design Issues die het begrip design studies introduceerde, gaat het hen om de diversiteit en complexiteit van design. Niet enkel geschiedenis, maar ook theorie en kritiek maken deel uit van het breed georiënteerde ‘design studies’.
Zij bundelden in dik zeshonderd pagina’s zo’n tachtig artikelen, essays en hoofdstukken uit omvangrijkere werken. De teksten deelden zij ten behoeve van de interdisciplinariteit thematisch in met als onderwerpen: History of Design, Design Thinking, Theorizing Design and Visuality; Identity and Consumption; Labor, Industrialization and New Technology; Design and Global Issues en Design Things.(2)De volledige hoofdstukindeling inclusief alle titels van de opgenomen artikelen en selecties uit boeken zijn te vinden op de website van de uitgever: http://www.bergpublishers.com/?tabid=4946. Bij elk hoofdstuk en subhoofdstuk schreven Clark en Brody een inleiding. Ofschoon het gros van de teksten afkomstig is uit de Angelsaksische wereld, probeerden de samenstellers qua onderwerpen een internationaal beeld te schetsen. Met uitzondering van vier teksten werden alle teksten geschreven vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw tot nu. De oudste teksten zijn van Karl Marx (1906) en Frederick Winslow Taylor (1911) of komen uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Daarnaast vroegen Clark en Brody verschillende wetenschappers een bijdrage te leveren speciaal voor de reader.
Design makes meaning
In de keuze van de teksten valt een nadruk op duurzaamheid, gelijkheid, het genderaspect, (sub)culturen en vooral op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de ontwerper op. Met name dit laatste aspect is prominent aanwezig. De teksten getuigen ervan hoe de ontwerper de wereld kan verbeteren: bijdragen levert aan een gelijkwaardigere verdeling van de rijkdom, een veiligere wereld, een beter milieu en wat al niet meer. Zo werd van Richard Buckminster Fuller een tekst opgenomen (waarbij zij de beste man Buckminster als voornaam gaven en dit consequent volhouden. Zelfs in de bibliografie staat hij als B. Fuller vermeld) waarin hij zijn ideeën over het toepassen van techniek voor een betere wereld uiteenzet. Een tekst van Viktor Papanek gaat in op de rol van de ontwerper in het duurzaamheidsvraagstuk, het ‘cradle-to-cradle’-adagium in plaats van ‘cradle-to-grave’ wordt behandeld door William McDonough en Michael Braungart, en architect Michael Graves, die door een ernstig ongeluk in een rolstoel terechtkwam en zich met veel verve ging inzetten voor toegankelijke architectuur en vormgeving, wordt eveneens aangehaald.
Buiten de verantwoordelijkheid van de ontwerper voor een betere wereld, verzamelden de samenstellers verschillende teksten over identiteit en consumptie, en over de betekenis van vormgeving vanuit de sociologie en de linguïstiek. De meer kunsthistorische benadering van vormgeving en het begrip ‘stijl’ komen daarentegen vrijwel niet aan bod. In plaats van op een klassieke kunsthistorische stilistische vormanalyse ligt de nadruk hier op betekenis en imagovorming door middel van vormgeving. Zo namen Clark en Brody een tekst op van Mary Douglas en Baron Sherwood die laten zien dat de consumptie van goederen een vorm van communicatie is, en plaatsten zij een tekst van socioloog Paul du Gay die schrijft: ‘In discussing the design of the walkman, our interest is not with who designed it, but with what its design embodies or represents – in other words, with how its very design “makes meaning”.’
Context
Hoewel de reader een fijn naslagwerk is om in de kast te hebben staan, gezien de grote hoeveelheid teksten, en een overzicht geeft van verschillende benaderingen van design, komt het alomvattende karakter van de aanpak de reader niet ten goede. Vooral omdat het grote aantal teksten en de brede insteek maar summier worden verantwoord of toegelicht. Helaas is het enige hoofdstuk waarbij de samenstellers wel uitleg geven over hun keuze van teksten dat over designgeschiedenis.
Hoewel een brede benadering inherent is aan het onderzoeksveld design studies, geeft die sommige designhistorici een wat ongemakkelijk gevoel, zoals ook blijkt uit de recensie in het Journal of Design History. Kjetil Fallans commentaar daarin is: ‘The unwillingness to define design beyond its obvious links with the artificial world and the insistence on eschewing disciplinary demarcations results in situation where it is difficult to see what is not the purview of design studies.'(3)Kjetil Fallan, ‘Review Design Studies A Reader’, Journal of Design History 23 (2010) 1, p. 1. Vanuit de designhistoricus bezien, lijkt het of Clark en Brody van alles willen, maar daardoor eigenlijk kant noch wal raken. Inkadering is hierbij het toverwoord, al zou een uitgebreidere verantwoording ook wonderen doen.
Het zal namelijk niet iedere student duidelijk zijn wat het belang en het gewicht van een tekst is. Voor een ingewijde is het klip en klaar waarom een tekst van Nikolaus Pevsner is opgenomen, voor een beginnende ontwerpstudent – waarvoor de reader in de eerste plaats bedoeld was – echter niet. Daarnaast wordt bijvoorbeeld over de stukken uit No Logo van Naomi Klein gezegd dat zij de Marxistische kritiek voortzette en dat haar boek laat zien hoe het logo en imago dermate belangrijk zijn voor bedrijven dat de productie bijna een lastige bijkomstigheid is geworden. Maar waarom is het belangrijk dat we ons dat realiseren en waarom is nu juist de tekst van Klein relevanter dan die van anderen? Wederom: iemand die zich al een tijd bezighoudt met vormgeving weet het, maar geldt dit ook voor een startende bachelorstudent?
Verder is het storend dat bij de inhoudsopgave van de teksten een jaartal ontbreekt zodat niet in één oogopslag zichtbaar is in welk jaar deze zijn gepubliceerd. Bij de stukken zelf vinden we die vermelding pas aan het einde. In combinatie met het gebrek aan uitleg en context blijven de teksten daardoor wat in de lucht hangen. Hoewel de auteurs grote nadruk leggen op het belang van de contextuele benadering van de vormgeving laten zij zelf na dit te doen.
Design verbetert ons leven
Hebben Clark en Brody bovendien niet een al te optimistische kijk op het wezen en de potentie van design? Ze stellen in de inleiding: ‘Design improves and gives direction to our lives …’ Hoewel ze daarbij opmerken dat dit zelden voor iedereen of op hetzelfde moment geldt, gaan ze voorbij aan de potentieel desastreuze gevolgen van vormgeving, waardoor design het leven echt niet altijd verbetert. Zo wordt bijvoorbeeld nieuwe technologie, waar zij een hoofdstuk aan wijden, immers niet uitsluitend ingezet om biologische afbreekbare rolstoelvriendelijke gebouwen te ontwerpen, maar net zo goed om massavernietigingswapens te maken. Uit enkele teksten blijkt wel een relativering van ‘goed’ design, bijvoorbeeld wanneer productiemedewerkers worden uitgebuit of omdat het soms patriarchale verhoudingen in de maatschappij in stand houdt, maar veel negatieve kanten blijven onderbelicht. Zo is het vreemd dat we wel iets lezen over de propaganda van de Amerikaanse overheid om de publieke opinie gunstig te stemmen ten aanzien van het militair ingrijpen in Europa tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar niets over de gruwelen die mede het gevolg waren van de goed functionerende propagandamachine van Nazi-Duitsland. En waarom lezen we bijvoorbeeld wel over de Sony Walkman, maar niet over de vormgeving van geweren?
Kortom, de reader bevat een breed scala aan teksten over design. Maar breed en veel is niet per definitie goed, want dit kan een zekere mate van oppervlakkigheid tot gevolg hebben. Toch is een reader een goed medium om een handzaam overzicht van een vakgebied en haar ontwikkeling te laten zien. In Groot Brittanië en de Verenigde Staten verschijnen dan ook met enige regelmaat dergelijke bundels. In Nederland gebeurt het echter helaas weinig omdat het taalgebied klein is en dergelijke uitgaven daarom nauwelijks rendabel zijn. Bovendien staat het Nederlandse ontwerponderwijs niet bekend om aandacht voor theorie, lezen en schrijven. Toch waren er in de afgelopen jaren enkele initiatieven. Zo verschenen van de hand van designhistorica Frederike Huygen de bronnenuitgaven Visies op vormgeving en initieerde Karel van der Waarde vanuit het lectoraat Visuele Retorica aan de St. Joost in Breda een reeks readers over grafische vormgeving. Deze zijn gelukkig ook via internet beschikbaar, in tegenstelling tot de readers van de TU Delft die Timo de Rijk en Jan Willem Drukker in 2000 samenstelden voor hun colleges designgeschiedenis.
Ondanks alle bezwaren is Design Studies. A Reader een bundel die designstudenten een meer wetenschappelijke inbedding van hun vakgebied biedt waar Nederlandse uitgevers een voorbeeld aan kunnen nemen. Al blijft de vraag van John Walker uit 1989 overeind: ‘What would we think of general history which only described good people and happy events?'(4)John Walker, Design History and the History of Design, Londen 1989, p. 33.
Kiko Luijten, mei 2010
H. Clark en D. Brody (red.), Design Studies. A Reader, Oxford en New York (Berg Publishers) 2009, prijs 30,05 euro, ISBN 978-1-84788-236-3. www.bergpublishers.com
noten
1. | ↑ | In 1994 begon de serie readers Looking Closer: Critical Writings on Graphic Design onder redactie van onder andere Michael Beirut en Steven Heller, een reeks van Allworth Press New York die nu tot vijf delen is gegroeid; Heller stelde ook The Graphic Design Reader samen in 2002 en de reader Graphic Design History (2001); Helen Armstrong maakte Graphic Design Theory. Readings from the Field (2009); Carma Gorman was verantwoordelijk voor The Industrial Design Reader (New York 2003) en Ben Highmore voor The Design Culture Reader (Londen 2008). |
2. | ↑ | De volledige hoofdstukindeling inclusief alle titels van de opgenomen artikelen en selecties uit boeken zijn te vinden op de website van de uitgever: http://www.bergpublishers.com/?tabid=4946. |
3. | ↑ | Kjetil Fallan, ‘Review Design Studies A Reader’, Journal of Design History 23 (2010) 1, p. 1. |
4. | ↑ | John Walker, Design History and the History of Design, Londen 1989, p. 33. |