Toegepaste kunst en design in de collectie 2 van Museum Boijmans Van Beuningen

Vaste opstellingen, soms in de vorm van stijlkamers, bleven vroeger jaren achter elkaar staan maar die tijden zijn voorbij. Het museum Boijmans Van Beuningen brengt na De Collectie Eén, nu een totaal vernieuwde opstelling ter gelegenheid van haar 160-jarig bestaan. In het oude Van der Steurgebouw krijgen de oude kunstnijverheid en de moderne toegepaste kunst en vormgeving weer uitgebreid de ruimte in een chronologisch-thematische opstelling vanaf de Middeleeuwen. In acht zalen wordt de collectie voor het voetlicht gebracht via de thema’s Luxe in de late middeleeuwen, Renaissance extravagance, Werelds interieur, Eten en drinken in de achttiende eeuw, Negentiende-eeuwse kunstindustrie, Natuur als inspiratie, Moderne vormen in het Interbellum en Een radicaal ander verhaal. De twee zalen die tussen het begin en het einde liggen zijn gewijd aan Productie in vorm en Appropriation art.

Speelse jaren ’60 en bedrijfsvormgeving

De collectie 2: productie in vorm (foto Maarten Laupman)
De collectie 2: productie in vorm (foto Maarten Laupman)

Bij binnenkomst in de zaal Productie in vorm ondervinden we de warme sfeer gecreëerd door de Mirror Luminous Elements van Verner Panton uit 1969. Dit grote wandobject is samengesteld uit 25 gloeilampen in aluminium platen en staat door zijn seriematige karakter voor industriële productie. Het thema wordt getoond via sleutelmomenten aan de hand van meubelen en apparaten. Bij de meubels zijn dat vorm- en materiaalexperimenten met stalen buis en kunststof en stoelen uit één stuk. De Drie Revolt-stoelen van Friso Kramer uit 1953 laten zien hoe deze ontwerper als alternatief voor buis, een frame van gebogen plaatstaal introduceerde. Dat massaproductie en nieuwe technologieën in de tweede helft van de twintigste eeuw tot een reeks van nieuwe producten leidde, zien we aan de apparatuur die hier is opgesteld: radio’s, televisies en kantoormachines. Door de globalisering van de markt kreeg de consument keuze uit een veelheid aan merken en modellen. Bedrijven voelden de noodzaak om zich tot vormgevers te wenden om producten te maken die zich onderscheidden van hun concurrenten.

De polsradio uit 1969 van de Japanse designer Konosuke Matsushita bijvoorbeeld, verenigt functionaliteit en schoonheid, maar is ook innovatief en vrolijk. Door de speels gedraaide vorm wordt deze kunststof radio een modieus kleurig sieraad, typerend voor de hippe sixties en het tijdperk van overvloed. Een andere belangrijke ontwikkeling speelde zich af in de kantoorautomatisering die hier te zien is aan de hand van schrijfmachines van het Italiaanse merk Olivetti. Camillo Olivetti richtte in 1932 een stichting op die zijn werknemers sociale voorzieningen bood die toen hoogst ongebruikelijk waren in Italië. Naast zomerkampen voor de kinderen van werknemers realiseerde hij ook een cafetaria, kinderopvang, een bibliotheek en huisvesting. In 1933 werd Camillo’s zoon Adriano directeur van de fabriek. Hij breidde de productielijn uit en positioneerde het bedrijf steviger, onder andere door samen te werken met gerenommeerde architecten en vormgevers aan gebouwen, producten en reclame. Dit beleid kreeg internationale waardering en het moderne imago van Olivetti werd een voorbeeld voor tal van andere bedrijven.

De interventie van kunstenaars

De zaal die naar de Middeleeuwen leidt, kreeg het thema Appropriation art en laat voorbeelden zien van beeldende kunstenaars die zich beelden van anderen toe-eigenen en vervormen. Zij wordt grotendeels in beslag genomen door een installatie van het Deense collectief Superflex, bestaande uit een veld van stoelen. De 56 identieke Arne Jacobsenstoelen, een designklassieker, werden door hen lichtelijk bewerkt en daardoor uniek gemaakt. Ze zaagden van elke stoel een stukje van de zitting af dat compleet met zaagsel op de grond is gelegd.

Ofschoon de toelichtende tekst rept van maatschappelijke statements, is dat in de meeste gevallen de vraag en vallen de hier geëxposeerde stukken eigenlijk uit de toon. Er komt geen intrigerende dialoog tot stand tussen beeldende kunst en vormgeving.

Harde kleuren

Voor de zalen gewijd aan vroeger eeuwen maakte stylist Maarten Spruyt ruimtelijke constructies die de verschillende vitrines met elkaar verbinden door middel van poortjes. Deze kleine architectonische labyrintjes structureren de zalen en kregen in elke periode een andere kleur. ‘Het harde blauw van de vitrines moet aan de zonnige kant van het museum het stigma van de donkere Middeleeuwen doorbreken’, aldus de inrichter.

Vanaf de Middeleeuwen is consequent de aandacht gericht op luxe en fraai ambacht. Een Aquamanile in de vorm van een leeuw uit de dertiende eeuw en een Franse kist met houtsnijwerk krijgen hier een sacrale uitstraling. De gele vitrines aan de grijze straatzijde van het museum, zetten de collectie majolica en glas uit de Renaissance in een mediterraan licht. We zien hier onder andere een gedekte tafel, rijk gedecoreerde bestekfoedralen en glas in Venetiaanse stijl. De visie op kleur in deze opstelling is ongetwijfeld goed doordacht, maar door hun felheid zijn ze soms erg dominant en meestentijds te hard. De afwisseling en de variatie van de presentatie werken wel goed.

Mooi samenspel

Het Werelds interieur uit de zeventiende eeuw is de meest geslaagde zaal van de hele opstelling omdat hier een goed evenwicht gevonden werd tussen de objecten: meubelen en zeldzame pronkvoorwerpen. De donkere kleur van de vitrines sluit mooi aan op die van de kasten, en contrasteert met de voorwerpen die fraai en theatraal in het licht staan. Het prachtige Tulpenkabinet, afkomstig uit de verzameling van D.G. van Beuningen, trekt hier alle aandacht.

Het kunstkabinet is eigenlijk de oervorm van het museum op miniatuurformaat omdat er uiteenlopende exotische (natuur)producten in werden bewaard zoals zeldzame schelpen, koralen en oude munten. Zo’n verzameling naturalia had vaak een educatieve functie. De eigenaar wilde de kosmos ‘samenvatten’ in één kabinet.

Dit Tulpenkabinet (1625-1650) van Herman Doomer, gemaakt van ebben- en cederhout, is rijk gedecoreerd met in ivoor ingelegde tulpen aan de buitenkant en aan de binnenzijde fraai geschilderde tulpen. De tulp werd geïmporteerd uit Turkije en was in de zeventiende eeuw een statussymbool. Het bezit van een kunstkabinet met zeldzame, exotische, overzeese objecten weerspiegelde naast eruditie uiteraard ook de status van de eigenaar.

Theetje drinken

De achttiende eeuw, in roze gehuld, is gewijd aan de luxe van de burgerij met aandacht voor de trend van theedrinken met rijk gedecoreerde zilveren waterketels en Chinees porselein. In deze opstelling is een mooie collectie Chine de Commande te zien evenals een uitbundige zilveren theepot van de Friese zilversmid Johannes van der Lely. De gedekte tafel in de grote vitrine geeft een goed beeld van de verfijnde tafelcultuur in deze periode, maar de zaal mist een pronkstuk aan de muur of een spectaculair meubelstuk.

Thonetstoel met kussen, ca 1888, hout, Museum Boijmans Van Beuningen
Thonetstoel met kussen, ca 1888, hout, Museum Boijmans Van Beuningen

De eeuw daarop staat in het teken van de industrialisatie, via het thema Kunstindustrie waaronder zowel neostijlen vallen als het werk van de pioniers die daarop reageerden en de vormgeving vernieuwden. Omdat toegepaste kunst uit de negentiende eeuw (de ‘lelijke tijd’) pas sinds kort meer gewaardeerd wordt, heeft het museum in de afgelopen tijd een aantal bijzondere objecten aangekocht om deze periode te versterken. Een uitzonderlijk mooi voorbeeld is de Stoel met kussen (1888) van de gebroeders Thonet, die in 1999 is verworven. De stoel wijkt af van de bekende, tijdloos moderne, Thonetmodellen omdat zij goudkleurig is en bovendien juist niet bestaat uit een eenvoudig lijnenspel, maar uit een complexere vormgeving. De rug wordt gevormd door vier sierlijke singels en de stoelpoten zijn onderling verbonden met een knoop in het midden onder de zitting. Een cognackleurig kussen met biezen, franje en kwastjes versterkt het koninklijke karakter van dit meubelstuk en roept onmiddellijk de vraag op voor wie het is gemaakt.

De natuur wordt aan het einde van deze eeuw een belangrijke inspiratiebron voor kunstenaars en ambachtslieden en komt eveneens aan bod. Het ornamenteren op basis van de natuur werd op de kunstnijverheidsscholen onderwezen en we zien het in de Nieuwe Kunst en de Jugendstil. Een schilderij en een bank met houtsnijwerk van Theo Hoytema versterken het thema. Van Hoytema is immers bekend dat hij veel tekende in het zoologisch Museum in Leiden.

Bijzonder zijn ook drie buitengewoon mooi uitgevoerde stoeltjes van de Italiaan Carlo Bugatti. Hij liet zich, evenals anderen, inspireren door exotische en vreemde culturen als Turkije, Egypte en andere Arabische landen. De werken zijn geen kopieën maar exuberante ornamentele fantasieën, gemaakt van uiteenlopende materialen als hout, perkament, beschilderd of ingelegd tin, ivoor, muntjes en koper. Het exotische, bijna tribale van de stoeltjes van Bugatti vormt een groot en ontnuchterend contrast met de wat saaie en niet bijzondere boekenkast van J.J.P. Oud uit dezelfde periode.

Interbellum

In de zaal over het Interbellum zijn zowel industriële producten te zien, waaronder nieuwe elektrische apparaten en gebruiksvoorwerpen van bakeliet, als kunstaardewerk en siervoorwerpen uit de Art Deco. Het was de periode van de Nieuwe Zakelijkheid en het moderne leven. Van licht, lucht, ruimte, hygiëne en efficiency in het interieur, maar ook van luxe en sier. De ruimte is eigenlijk te klein om zulke ontwikkelingen goed te tonen. De merkwaardige meubels van J.J.P. Oud zijn curieus, maar niet echt representatief. Spruyt week hier af met zijn kleurschema door de vitrines verschillende kleuren te geven, wat de zaak nog rommeliger maakt. Heel fraai daarentegen is de groep aardewerk en de opstelling van het Leerdamglas met topstukken van Copier en Lebeau.

De collectie 2: 20e eeuw (foto Maarten Laupman)
De collectie 2: 20e eeuw (foto Maarten Laupman)

De collectie vormgeving groeit nog steeds zoals blijkt uit de laatste zaal die eigenlijk alleen wat hoogtepunten uit de recente geschiedenis laat zien. Er ligt een zwaar accent op Droog Design met de ladenkast van Tejo Remy en het andere icoon-geworden-object: de Knotted Chair van Marcel Wanders. Verder zien we de Carlton-boekenkast (1981) van Ettore Sottsass die met zijn experimenten en tegendraadsheid vanuit de groep Memphis zoveel anderen inspireerde.

Bij het verlaten van de zaal is de badboot van Wieki Somers uit 2005 een ware blikvanger. Deze ontwerpster maakt producten met een verhaal en een beleving. Een zwart-witfoto van een man in een bootje op een rimpelloos meer was voor haar het uitgangspunt om een ding te maken dat van buiten een houten bootje is maar van binnen een bad. Dobberen, drijven en ontspannen in een object dat zowel krankzinnig is als volkomen vanzelfsprekend. Haar sterke werk is een mooi eindpunt van de opstelling. Tegelijkertijd verwijst het naar een beginpunt: Somers was immers verantwoordelijk voor de garderobecarrousel in de nieuwe entree van het museum. Daar kunnen bezoekers hun jas omhoog hijsen die zo voor een paar uur onderdeel van de collectie wordt.

Wieki Somers, 'Badboot' 2005, Museum Boijmans Van Beuningen
Wieki Somers, ‘Badboot’ 2005, Museum Boijmans Van Beuningen

Dat Museum Boijmans Van Beuningen hedendaags design een warm hart toedraagt, blijkt niet alleen uit de collectie maar ook uit het feit dat ze opdrachten verleent. De wc’s bij het restaurant zijn van Joep van Lieshout en het onlangs vernieuwde entreegebied werd gemaakt door Haunting Dogs Full of Grace, een gelegenheidssamenwerking van de vormgevers Frank Bruggeman, Bertjan Pot, Wieki Somers, Ted Noten, Marieke van Diemen en Jurgen Bey.

Toch is de opstelling kunstnijverheid en design maar deels geslaagd. Het zijn niet alleen de te weinig subtiele kleuren van Spruyt, soms is de ruimtelijke groepering in de zalen ook niet mooi in evenwicht. Het is maar enkele keren dat er een vonkje overspringt en de schoonheid je overdondert. De lijn die zo mooi begon met luxe, prachtig versierde objecten en schitterend uitgevoerd ambacht, had best voortgezet kunnen worden tot op de dag van vandaag. Immers, decoratie en ambacht zijn weer helemaal actueel en staan in het middelpunt van de belangstelling.

Coby Geerlof-de Boet