Een verzoening tussen kunst en machine. De vernieuwingsdrang van Herman Hana (1874-1952)

Herman Hana speelde tijdens de beginjaren van de twintigste eeuw een belangrijke rol in de wereld van de kunst en kunstnijverheid. Deze veelzijdige en kleurrijke figuur raakte wat in de vergetelheid en is nu nog slechts bekend als de auteur van de uitgave Ornament-ontwerpen voor iedereen. Het Stempelboekje (1916). Maar zijn liefde voor het ornament ging veel verder. Gefascineerd als hij was door techniek en vernieuwing vond Hana een heuse ornamentmachine uit, een computer avant la lettre. Bij zijn dood memoreerde de schrijfster Jeanne van Schaik-Willing (1895-1984) hoe de man met de vierkante kop en staalblauwe ogen tekeer kon gaan tegen verenigingen die oude molens of geveltjes in stand wilden houden. Voor hem telde alleen de toekomst.(1)J. van Schaik-Willing, ‘Bij de dood van Herman Hana’, De Groene Amsterdammer, 27 december 1952. Wie was Herman Hana en hoe manifesteerde zijn drang naar experiment en vernieuwing zich?

Portretfoto van Herman Hana. Overgenomen uit Vijf Eeuwen Schilderkunst, Amsterdam / Antwerpen 1957, p. 116. Foto ongedateerd.
Portretfoto van Herman Hana. Overgenomen uit Vijf Eeuwen Schilderkunst, Amsterdam / Antwerpen 1957, p. 116. Foto ongedateerd.

Op 17 maart 1874 werd Hendrik (Herman) Hana aan de Nieuwendijk in Amsterdam geboren.(2)Microfiche geboorteregister Amsterdam, B.S. 13.289 G.1874-2 F.134v-143. Omstreeks 1890 begon hij aan een opleiding tot ornamentist aan de Quellinusschool. Daar kreeg hij les van onder andere de architect H.P. Berlage (1856-1934) en de proportievorser J.H. de Groot (1864-1932).(3)H. Hana, ‘Een verheugend verslag’, In en om de woning 20 (1914) 7, p. 64; H. Hana, ‘Ingezonden’, Architectura 24 (1916) 6, p. 44; H. Hana, ‘Het werk van Heukelom’, De Bedrijfsreklame 4 (1918) 5, p. 205. Hana’s brede interesse bracht hem op vele gebieden van de kunst. Bij de oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK) in 1904 werd hij als eerste secretaris van het bestuur aangesteld.(4)Jubileum-Orgaan 1904-1929, Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts en Nijverheidskunst (V.A.N.K.), Amsterdam, p. 5. In deze functie ging hij schrijven over moderne kunstnijverheid voor de tijdschriften De Jonge Kunst en Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift. Ook bekleedde hij, als afgevaardigde van de leden, van 1908 tot 1910 een bestuursfunctie bij het genootschap Architectura et Amicitia.(5)Architectura 16 (1908) 6, 8 februari en 18 (1910) 9, 5 maart. Om in zijn onderhoud te voorzien, gaf Hana les aan kunstambacht- en kunstnijverheidscholen in Haarlem, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. In die functie zette hij zich met verve in voor de verbetering van dit onderwijs.(6)M. Bax, Het Web der Schepping. Theosofie en kunst in Nederland van Lauweriks tot Mondriaan, dissertatie VU 2004, Amsterdam 2006, p. 299; H. Hana, ‘Iets over het Londensch teekencongres’, Architectura 16 (1908) 36, pp. 304-306 en 16 (1908) 38, pp. 322-323; W.K. de Bruijn, Ex libris werklijsten van Nederlandse kunstenaars, Utrecht 1983-1995. Daarnaast werkte hij als grafisch vormgever aan ex-librissen, boekbanden, tijdschriftomslagen, affiches en postzegels.

Omstreeks 1915 begon Hana met het tekenen en schilderen van portretten, bloemen en landschappen.(7)V.E. van Vriesland, Herman Hana geschetst in zijn beteekenis als schakel naar een nieuwen tijd, Blaricum 1920, pp. 76-79. In diezelfde tijd ontmoette hij de jonge schrijver Victor E. van Vriesland (1892-1974).(8)Brief van H. Hana aan V.E. van Vriesland, 30 september 1915, Letterkundig Museum, Den Haag. De vriendschap tussen de twee mannen, gebaseerd op een gedeelde passie voor het gesproken en geschreven woord, leverde amusante taalgrappen, dromenvertellingen en gedichten op.(9)Van Vriesland, op. cit. (noot 7), pp. 9-12, 72-75; H. Hana, ‘Vic en ik’, Victor, het boek der vrienden. Een literaire parade ter ere van Victor E. van Vriesland, Amsterdam 1947, pp. 61-64; H. Hana, ‘Het droomfestijn’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 29 (1919) dl 58, pp. 204-205; Meerdere brieven van H. Hana aan V.E. van Vriesland, tussen 1916 en 1918, Letterkundig Museum, Den Haag. Hana’s passie voor taal bleek ook uit de vele artikelen over kunst en kunstnijverheid die hij schreef voor het tijdschrift Wil en Weg (1922-1929), uitgegeven door de Wereldbibliotheek. In zijn essays over de schilder Piet Mondriaan (1872-1944), korte tijd zijn buurman in het kunstenaarsdorp Laren / Blaricum, heeft hij het altijd – tegen alle stormen van kritiek in – voor deze kunstenaar opgenomen.(10)H. Hana, ‘Piet Mondriaan, de pionier’, Wil en Weg 2 (1923-1924), pp. 602-608, pp. 635-639, pp. 694-695 en ‘Een nieuw tijdschrift’, 5 (1926-1927), pp. 426-428 en ‘Het onderwerp in de schilderkunst’, pp. 476-479 en ‘Nogmaals Piet Mondriaan’, 6 (1927-1928), p. 126. Wel bleef Hana op de drempel van begrijpen waar het Mondriaans abstracte werk betrof, ondanks het feit dat hij jarenlang zo’n abstract schilderij boven zijn bed had hangen in de hoop het toch te doorgronden.(11)H. Hana, ‘Langs den weg der redactie’, Wil en Weg 2 (1923-1924), p. 720. Volgens de kunsthistoricus en -criticus Carel Blotkamp heeft Hana met zijn Stempelboekje mogelijk Mondriaan beïnvloed bij diens ruitvormige schilderijen.(12)C. Blotkamp, Mondriaan. Destructie als kunst, Zwolle 1994, p. 122. Daarnaast waren de artikelen van Hana over Mondriaan de aanleiding voor het ontstaan van een levenslange vriendschap tussen Hana en de architect J.J.P Oud (1890-1963).(13)Brief van H. Hana aan J.J.P. Oud, 21 augustus 1924, Letterkundig Museum, Den Haag.

Op 23-jarige leeftijd (1898) was Hana lid geworden van het Theosofisch Genootschap, een groep die zich van de Theosofische Vereniging had afgescheiden.(14)Het gegeven van Hana’s lidmaatschap is op 8 december 2003 per email verstrekt door het Theosofisch Genootschap, Pasadena, Californië; Bax, op. cit. (noot 6), p. 31. In Hana’s opvatting als theosoof waren kunst, religie, wetenschap en techniek onderling met elkaar verbonden.(15)H. Hana, ‘Het onderwerp in de schilderkunst’, Wil en Weg 5 (1926-1927), p. 479. Esoterici (waar theosofen toe behoren) gaan uit van ‘correspondenties’ (alles hangt met alles samen, ook zonder causaal verband), van bezielde natuur (overal is bewustzijn), van imaginaties (mensen hebben toegang tot hogere werelden door innerlijke verbeelding) en van transmutatie (verandering van het lagere in het hogere, kwik in goud bijvoorbeeld).(16)Het voert te ver om op deze plaats dieper in te gaan op de leer van de theosofie. Daarom is hier gebruik gemaakt van de invloedrijke definitie met vier kenmerken die Antoine Faivre begin jaren 1990 introduceerde. De tekst is geciteerd naar H. Spiering, ‘Waarheid in jezelf. Encyclopedie plaatst gnosis en esoterie in historisch perspectief’, NRC Handelsblad, 5 maart 2005. Deze levensbeschouwing, èn zijn grote belangstelling voor nieuwe technische en machinale ontwikkelingen, speelden een rol in al het werk van Hana, maar vooral bij zijn uitvindingen die zeer vernieuwend voor zijn tijd waren.

De ornamentmachine

Als antwoord op het tijdrovende handwerk met passer, liniaal en driehoek ontwikkelde Hana in 1902 de eerste constructie van een machine om ornamenten te ontwerpen. Hij volgde een spontane ingeving, probeerde het uit, en het bleek te werken. In 1910-1911 verbeterde hij de constructie. Hana vond dat er een einde moest komen aan de weerzin van kunstenaars tegen machines en wilde aantonen dat machines heel goed in te zetten waren binnen een ontwerpproces. Hij was er van overtuigd dat een ornamentmachine heel bruikbaar was en de ontwerper tijd en werk bespaarde. Helaas is van de verschillende versies van de ornamentmachine niets bewaard gebleven.

Zijn vriend Van Vriesland beschreef de ornamentmachine als een bewegend stelsel van lenzen, spiegels en prisma’s die in oneindige hoeveelheid en oneindige combinaties gekleurde, strenggeometrische ornamenten mechanisch ontwierp en op een doek projecteerde.(17)Van Vriesland, op. cit. (noot 7), p. 26. Dat leverde, in de ogen van Hana, zonder uitzondering zeer aardige en ook mooie resultaten op. Maar omdat het geld hem ontbrak voor een patentaanvraag, hij ook de juiste relaties niet had, noch zelf commercieel was aangelegd, zette hij de machine op een plank.

Het tijdschrift Focus berichtte in 1914 over een nieuwe machine, geconstrueerd door Dr. Erwin Quedenfeldt, waarmee langs fotomechanische weg ornamenten werden gemaakt. De machine werd aangeprezen als een waardevolle toepassing van de fotografie voor de kunstnijverheid. Hana moet de hete adem van de concurrentie gevoeld hebben want hij demonstreerde kort daarop zijn ornamentmachine aan de bevriende kunstenaar R.N. Roland Holst (1868-1938) en de meubelontwerper Willem Penaat (1875-1957). Beide heren ondertekenden een verklaring waarin het prioriteitsrecht van Hana werd vastgelegd en zij gaven hem de raad zo snel mogelijk met zijn ornamentmachine in de openbaarheid te treden.(18)H. Hana, ‘Ingezonden, een uitvinding’, Architectura 22 (1914) 14, pp. 112-113 en 22 (1914) 16, p. 127.

Lichtbeeld van de ornamentmachine. Onderaan staan elementen waaruit lichtbeelden werden samengesteld. Overgenomen uit W.F. Gouwe, Vorm. Jaarboek van de VANK, Rotterdam 1932, p. 91, afbeelding ongedateerd.
Lichtbeeld van de ornamentmachine. Onderaan staan elementen waaruit lichtbeelden werden samengesteld. Overgenomen uit W.F. Gouwe, Vorm. Jaarboek van de VANK, Rotterdam 1932, p. 91, afbeelding ongedateerd.

In september 1916 hield Hana zijn eerste publieke voordracht over de ornamentmachine voor de leden van het genootschap Architectura et Amicitia. Een verslag van deze bijeenkomst, opgetekend door zijn leermeester J.H. de Groot, geeft een aardig inkijkje op Hana’s theosofische levensbeschouwing.(19)J.H. de Groot, ‘Verslag der 1378ste ledenvergadering’, Architectura 24 (1916) 40, pp. 307-309. Hij opende de lezing met het voor hem kenmerkende taalspel door de vraag te stellen: ‘Wat is stijl?’, om daarna bij onze oosterburen te rade te gaan. Het Duitse woord voor ‘Stijl’ is ‘Stil’. Hana concludeerde vervolgens dat Stijl of Stil (op Nederlandse wijze uitgesproken) alles is wat vanzelf gebeurt. Stil zijn, is zelf niets zijn maar zich mechanisch voegen. Daarna vervolgde Hana zijn betoog met begrippen uit de esoterie, waaronder bezielde natuur en imaginaties, en legde hij een verband tussen machine en kunstenaar. Zoals de machine een film verwerkte waarop het licht inwerkte, zou de kunstenaar gegevens verwerken waarop het verbeeldingsvermogen inwerkte. Om deze vergelijking kracht bij te zetten en een wetenschappelijke basis te geven, voegde Hana er aan toe dat twee bekende, met hem bevriende psychoanalytici hem hadden verzekerd dat de onderbewuste voorvormen der verbeelding mechanisch ontstonden.

Na deze inleiding volgde een demonstratie van de ornamentmachine. Hana vertoonde een aantal door hemzelf gemaakte films waarmee op een scherm honderden ornamenten in wisselend patroon verschenen. De beelden ontlokten herhaaldelijk applaus aan de aanwezigen in de zaal. In het debat achteraf bleek niet iedereen mee te willen gaan in de gedachtegang ‘stijl is stil’, maar de getoonde beelden werden alom geprezen. Hana wees er nadrukkelijk op dat de machine de wereld aan het veroveren was en bij het heden paste. Hij betoogde dat de kunst zich met de machine zou gaan verzoenen wanneer kunstenaars zelf de zaak in handen zouden nemen. Wel bleek dat Hana nog moest bedenken hoe de getoonde ornamenten, ontstaan uit de bewegende beelden van de film, te reproduceren vielen. Ook werd geopperd dat de machine een uitstekende aanvulling kon zijn op de lessen ornamentontwerpen van scholen en opleidingen.(20)C. Rol, ‘Hana’s ornamentvertooning’, Architectura 24 (1916) 41, p. 31.

Daarna werd het stil rondom de ornamentmachine van Hana. In 1949, drie jaar voor zijn dood, liet Hana zijn vriend Oud weten weer bezig te zijn met een nieuwe ornamentmachine. Hij was al aan het polsen of dit model geld kon gaan opleveren.(21)Brief van H. Hana aan J.J.P. Oud, 3 maart 1949, Letterkundig Museum, Den Haag. Een jaar later ontving Oud van Hana het bericht dat de gloednieuwe ornamentmachine nu werd gemaakt door de natuurkundige en latere Nobelprijswinnaar (1953) professor Frits Zernike (1888-1966) en zijn zoon. Zij waren zeer geïnteresseerd en de eerste proeven leken veelbelovend.(22)Idem, 11 januari 1950. In 1951 vroeg Hana Oud op bezoek te komen want: ‘Een aardig ding is hier. Een interessante uitvinding, op bescheiden schaal verwant aan de Amerikaanse denkmachines.’(23)Idem, 6 maart 1951. En hoewel Hana geen uitleg gaf over wat hij precies bedoelde met het woord ‘denkmachine’ is de verleiding groot om aan te nemen dat het een door Zernike gebouwde ornamentmachine betrof.(24)Kleindochter Liesbeth Hana herinnert zich de ornamentmachine als een donkere kist, bijna een meter lang en met een breedte en diepte van ongeveer 60 cm, waar zij als kind af en toe in mocht kijken. ‘Als je aan een bepaald mechaniek draaide, zag je allerlei verlichte, kleurige, geometrische figuren ontstaan die door verder draaien in elkaar overliepen waardoor er steeds een nieuw patroon ontstond. Heel fascinerend.’ Correspondentie, februari 2009.

Het gegoten huis

In 1908 las Hana een berichtje in een krant over de eerste proeven van de uitvinder Thomas Alva Edison (1847-1931) voor een uit beton te gieten huis in Amerika. Kort daarop ontving Hana een enthousiaste brief van zijn neef, de in de Verenigde Staten wonende ingenieur Henry J. Harms, die samen met George E. Small uit tweeduizend kandidaten was gekozen om voor Edison dit experiment tot een goed einde te brengen. Edison stond een huis voor ogen dat opgesierd was met torentjes, bogen en balustrades. Harms zelf had voor de vorm van het huis iets eenvoudigers in gedachten zoals het Beursgebouw of het pand van de Diamantbewerkersbond van Berlage. Dat vond hij meer bij de techniek en het materiaal passen. Harms en Small hadden bij Edison bedongen dat alleen zij aan dit project zouden werken. Als het een succes werd, zouden zij de enige experts ter wereld zijn.(25)H. Hana, ‘De huizen van Edison’, Architectura 16 (1908) 40, pp. 345-346.

Hoewel het procédé van betonverwerking bekend was, en ook door architecten als Berlage werd toegepast, was het nieuwe aan Edisons vinding dat een huis nu in één keer uit beton gegoten werd. Door holle gietijzeren blokken te stapelen, die onderling in open verbinding met elkaar stonden, kon het vloeibare beton als ‘karnemelk’ in de gietvormen stromen.

Via artikelen hield Hana het Nederlandse publiek op de hoogte van de vorderingen van neef Harms in Amerika. In 1909 waren alle praktische constructiemoeilijkheden bekend en de meeste daarvan opgelost. Er was nu een betonmengsel te maken dat zich gelijkmatig over alle gietvormen verdeelde. Aan het mengsel werd een bepaald soort leem toegevoegd waardoor het verharden tijdens het gieten werd vertraagd. Ook was een oplossing gevonden voor het probleem dat de zwaardere deeltjes in het beton, tijdens het gieten en drogen, de neiging hadden naar beneden te zakken waardoor een ongelijkmatige menging van het materiaal ontstond. Het kostenplaatje zag er gunstig uit. In Amerika werd de bouw op duizend dollar geraamd. Een dergelijk huis van hout of steen gemaakt, zou uitkomen op acht- tot tienduizend dollar.(26)Idem, 17 (1909) 8, pp. 63-66.

Foto van het uit beton gegoten huis aan de Vinkenbaan 14 te Santpoort tijdens de ontmanteling. Overgenomen uit De Samenleving 1 (1911) 51, ongepagineerde bijlage.
Foto van het uit beton gegoten huis aan de Vinkenbaan 14 te Santpoort tijdens de ontmanteling. Overgenomen uit De Samenleving 1 (1911) 51, ongepagineerde bijlage.

Intussen zag Hana voor zichzelf nieuwe mogelijkheden in het verschiet. Samen met zijn broer Gerard en de vader van neef Harms stopte Hana zijn tweeduizend gulden aan spaargeld in het gegoten-huis-avontuur. In New York werd de firma Monogram Construction Company opgericht om de exploitatie van de patenten wereldwijd te behartigen. Harms, Small en Hana werden als uitvoerders aangesteld en A. Wright als jurist en patent-expert. Zij wisten Hana’s leermeester Berlage te strikken als esthetisch adviseur. Hana en Berlage richtten een comité op dat de benodigde gelden bijeen moest brengen voor het gieten van een proefhuis in Nederland. In juni 1910 gingen de voorbereidingen van start en het jaar daarop verrees het huis aan de Vinkenbaan 14 in Santpoort. Pers en overheid werden uitgenodigd om het pand te komen bezichtigen. Tal van bedrijven hadden bijgedragen aan meubilering, vloerbedekking, sloten, scharnieren, verf, behang en zelfs brandvrije asbest deuren.(27)‘Het gegoten huis te Santpoort’, Architectura 19 (1911) 18, pp. 141-142 en 19 (1911) 39, pp. 317-318; B. Hulsman, ‘De betonnen droom van Herman Hana. Over honderd jaar is het niet meer lelijk’, NRC Handelsblad, 1 november 1991.

Na de openstelling van het huis lichtte Hana het belang nog eens toe in het weekblad De Samenleving. Het uit beton gegoten huis in Santpoort vond hij een goed voorbeeld van machinale architectuur en het verdiende een ereplaats in de nieuwe cultuur. Hana stelde zich voor om overal in Nederland en Europa groepen van 30, 40 of 100 arbeiderswoningen neer te zetten. Het vloeroppervlak zou 80 vierkante meter bedragen en met een inhoud van 220 kubieke meter zou het huis vijf tot zes kamers bevatten. De bouwtijd was aanzienlijk korter dan bij het traditionele bouwproces. Afhankelijk van de grootte van het project waren er slechts een paar dagen nodig voor het stapelen van de gietvormen. Voor het gieten van het beton moest een of twee dagen voldoende zijn. Na een paar dagen drogen konden de mallen verwijderd worden (en opnieuw gebruikt bij een volgend project). Daarna was het nog een kwestie van ramen en deuren plaatsen en de woning kon worden betrokken. Over de prijs wilde Hana nog niet veel zeggen. Wel liet hij los dat met ‘ons’ systeem een huis als in Santpoort niet de gebruikelijke drieduizend gulden maar achttienhonderd gulden zou gaan kosten.(28)H. Hana, ‘Huizengieten’ De Samenleving 1 (1911) 51, pp. 690-692, met ongepagineerde fotobijlagen.

De belangstelling van Hana lag bij het werken met machines en hij vond dat de bouwkunst hierin mee moest gaan. Daarnaast was hij van mening dat alle oude schoonheidsformules losgelaten moesten worden en hij stelde voor om voorlopig ook geen nieuwe te zoeken. ‘Lelijk?’, schreef Hana in een brief aan Van Vriesland, ‘best, we zullen zien. Over honderd jaar zijn ze niet meer lelijk.’ Hij zei klaar te staan om heel Nederland te gaan verpesten met dorpen en steden van gegoten huizen. Hana wilde de huizenkoning van Holland worden en hij ‘achtte het geen zonde een land te offeren aan het te kiemen stellen van een wereldstijl’. In 1912 werd de hele onderneming van uit beton te gieten huizen echter door neef Harms verkwanseld. Hana was alles kwijt: ‘Carrière, geld, koningschap, en Nederland gered [van de zogenaamde lelijkheid].’(29)Brief van H. Hana aan V.E. van Vriesland, ongedateerd, Letterkundig Museum, Den Haag.

De kristallisaties

Tijdens de eerste ontmoeting met Hana in 1915 bood Van Vriesland zijn hulp bij de ornamentmachine aan. Maar Hana’s hoofd stond er niet meer naar. Hij wilde liever dat Van Vriesland een kristallisatie kocht want daar werd hij op dat moment volledig door in beslag genomen.(30)Idem, 30 september 1915. De kristallisaties waren kunstwerken die door chemische processen met kristallen ontstonden en de resultaten doen sterk denken aan ijsbloemen op bevroren ramen. Deze manier van werken was rechtstreeks terug te voeren tot occult gebruik.(31)Spiering, op. cit. (noot 16); Bax, op. cit. (noot 6), p. 215. Uit de summiere informatie die ons bekend is, bleek dat Hana twee methoden toepaste bij het maken van zijn kristallisaties. De eerste had veel weg van papier-marmeren. Bij de tweede methode werd door middel van een geheim procédé kleurstof in kristallen over het papier geschoten. Beide technieken werden toegepast op dik papier of karton en afhankelijk van het soort papier verschilde het effect.(32)C. Scharten, ‘Een uitvinder’, De Nieuwe Amsterdammer, 9 oktober 1915. Chemie en toeval gingen hand in hand en dat was ook precies zijn bedoeling. Hana omschreef het als een manier van werken waarbij juist het toeval een grote rol mocht spelen. Hij wilde als kunstenaar dan bewonderend aanvaarden wat zo ontstond en daaruit het mooiste te kiezen.(33)P. de Nobel, Klank en Vorm, Amsterdam 1917, p. 25.

Een kristallisatie van Herman Hana. Overgenomen uit Klank en Vorm, Amsterdam 1917, p. 28 boven, niet gesigneerd en ongedateerd.
Een kristallisatie van Herman Hana. Overgenomen uit Klank en Vorm, Amsterdam 1917, p. 28 boven, niet gesigneerd en ongedateerd.

Hana was verrukt van zijn kristallisaties en gaf de werken poëtische namen als ‘Pluimendans’ (vijf gulden), ‘Droomeschemer’ (tien gulden) en ‘Sterrentuin’ (twintig gulden). Om hem te helpen nam Van Vriesland een achttal kristallisaties in beheer om door te verkopen. De verkoop ging vermoedelijk goed want een maand later stuurde Van Vriesland Hana vijftien gulden. Die schreef terug dat het een zending van God was want nu kon hij de huur weer betalen.(34)Brieven van H. Hana aan V.E. van Vriesland, 9 oktober 1915 en 9 november 1915, Letterkundig Museum, Den Haag. De bevriende schrijver Carel Scharten (1878-1950) noemde de kristallisaties van Hana toverwerk. Hij gaf bloemrijke beschrijvingen van de werken met zinnen als ‘een dans van elfen in den nacht’, ‘een vervaarlijke vlucht van condors’ en ‘de geheimzinnigste oerbosschen vol reuzenvarens’.(35)Scharten, op. cit. (noot 32).

In 1920 organiseerde Hana een tentoonstelling van zijn werk in de leeszaal van Bussum. Daar waren naast portretten en bloemschilderstukken ook kristallisaties te zien. Toch was niet iedereen gecharmeerd van de kristallisaties zoals uit de krant De Maasbode bleek. De recensent prees de portretten en de bloemen maar noemde de kristallisaties technische trucs. In de woorden van deze criticus waren het ‘schone toevalligheden of toevallige schoonheden’, als zodanig interessant maar verder ook niet.(36)Anoniem, De Maasbode, 6 mei 1920.

Tot nu toe zijn geen originele kristallisaties teruggevonden. De gepubliceerde afbeeldingen van Hana’s kristallisaties zijn allemaal in zwart-wit afgedrukt. Over het – mogelijk theosofisch getinte – kleurgebruik is dus niets bekend. Kleur is een belangrijk gegeven voor theosofen en wordt verbonden met verheven en minder verheven gevoelens. Bruine, zwarte en troebele tinten geven de lagere en aardse gebieden weer. Lichte en heldere kleuren worden met hogere regionen verbonden.(37)A. Besant, C.W. Leadbeater, Thought-Forms, with fifty-eight illustrations, Lund / Chicago etc. 1905.

Met zijn kristallisaties wilde Hana een nieuwe manier voor vlakversiering uitvinden. Die kon dan worden toegepast voor onder andere behangselpapieren, wandbekledingen, lambriseringen en kamerschermen.(38)Scharten, op. cit. (noot 32). Dat Hana zich zo sterk met ornament en vlakversiering bezighield – zoals ook te zien was aan zijn ornamentmachine, het eerder genoemde Stempelboekje en de schriftelijke cursus ‘de ornament-les’ in het tijdschrift Wil en Weg van de jaargangen 1926-1928 – was niet zo verwonderlijk. Tegen het einde van de negentiende eeuw had het onderwijs in de leer van ornament en vlakversiering zich immers stevig in de lesprogramma’s van scholen en opleidingen genesteld. Wel was de verdienste van Hana dat hij zich beslist niet tot ‘zwierig kunstenaarschap’ liet verleiden, maar bleef vasthouden aan de basisprincipes van een ornament: een tweedimensionale vorm en de herhaling van het motief.(39)M. Simon Thomas, De Leer van het Ornament. Versieren volgens voorschrift, 1850-1930, dissertatie VU 1996, Amsterdam 1996, p. 80, 107 en 110.

Hana als vernieuwer

De ornamentmachine, het uit beton gegoten huis en de kristallisaties laten allemaal zien dat voor Hana kunst, wetenschap en techniek onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Een hecht samengaan van deze gebieden zou nieuwe oplossingen en toepassingen binnen de kunsten dichterbij kunnen brengen, zoals zijn uitvindingen hadden aangetoond. Hana zag overigens ook geen tegenstelling tussen het werk van kunstenaars en kunstnijveren. De een gebruikte de materie om geestelijke begrippen uit te beelden. De ander gebruikte zijn geest om de materie vorm te geven. Vrij vertaald koesterde Hana het renaissance-ideaal van de ‘homo universalis’, de mens die de scheiding tussen kunst en wetenschap zou overbruggen. In zijn strijd om barrières te slechten, schuwde Hana ferme uitspraken niet. Zo fulmineerde hij tegen gymnasia en universiteiten die hij ‘saaiheidshellen’ noemde en kweekte de pedagogiek volgens hem slechts ‘slavenplebs’.(40)H. Hana, Ornament-ontwerpen voor iedereen. Het stempelboekje, Amsterdam 1916, p. 5, 8.

Weliswaar zijn bij de (Nederlandse) generatiegenoten van Hana veel meer kunstenaars te noemen die eveneens actief waren op meerdere terreinen binnen de kunsten, maar niemand heeft zich – bij mijn weten – zo ingezet voor de verzoening tussen kunst, techniek en machine als hij. Een groot deel van de huidige generatie kunstenaars en ontwerpers, die de kwast heeft ingeruild voor de computer en daarmee gretig gebruik maakt van ‘wetenschap en technologie’, is daarom schatplichtig aan deze wegbereider. Alleen al om die reden mag Herman Hana niet vergeten worden.

Hennie van der Zande, maart 2009.

noten   [ + ]

1. J. van Schaik-Willing, ‘Bij de dood van Herman Hana’, De Groene Amsterdammer, 27 december 1952.
2. Microfiche geboorteregister Amsterdam, B.S. 13.289 G.1874-2 F.134v-143.
3. H. Hana, ‘Een verheugend verslag’, In en om de woning 20 (1914) 7, p. 64; H. Hana, ‘Ingezonden’, Architectura 24 (1916) 6, p. 44; H. Hana, ‘Het werk van Heukelom’, De Bedrijfsreklame 4 (1918) 5, p. 205.
4. Jubileum-Orgaan 1904-1929, Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts en Nijverheidskunst (V.A.N.K.), Amsterdam, p. 5.
5. Architectura 16 (1908) 6, 8 februari en 18 (1910) 9, 5 maart.
6. M. Bax, Het Web der Schepping. Theosofie en kunst in Nederland van Lauweriks tot Mondriaan, dissertatie VU 2004, Amsterdam 2006, p. 299; H. Hana, ‘Iets over het Londensch teekencongres’, Architectura 16 (1908) 36, pp. 304-306 en 16 (1908) 38, pp. 322-323; W.K. de Bruijn, Ex libris werklijsten van Nederlandse kunstenaars, Utrecht 1983-1995.
7. V.E. van Vriesland, Herman Hana geschetst in zijn beteekenis als schakel naar een nieuwen tijd, Blaricum 1920, pp. 76-79.
8. Brief van H. Hana aan V.E. van Vriesland, 30 september 1915, Letterkundig Museum, Den Haag.
9. Van Vriesland, op. cit. (noot 7), pp. 9-12, 72-75; H. Hana, ‘Vic en ik’, Victor, het boek der vrienden. Een literaire parade ter ere van Victor E. van Vriesland, Amsterdam 1947, pp. 61-64; H. Hana, ‘Het droomfestijn’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 29 (1919) dl 58, pp. 204-205; Meerdere brieven van H. Hana aan V.E. van Vriesland, tussen 1916 en 1918, Letterkundig Museum, Den Haag.
10. H. Hana, ‘Piet Mondriaan, de pionier’, Wil en Weg 2 (1923-1924), pp. 602-608, pp. 635-639, pp. 694-695 en ‘Een nieuw tijdschrift’, 5 (1926-1927), pp. 426-428 en ‘Het onderwerp in de schilderkunst’, pp. 476-479 en ‘Nogmaals Piet Mondriaan’, 6 (1927-1928), p. 126.
11. H. Hana, ‘Langs den weg der redactie’, Wil en Weg 2 (1923-1924), p. 720.
12. C. Blotkamp, Mondriaan. Destructie als kunst, Zwolle 1994, p. 122.
13. Brief van H. Hana aan J.J.P. Oud, 21 augustus 1924, Letterkundig Museum, Den Haag.
14. Het gegeven van Hana’s lidmaatschap is op 8 december 2003 per email verstrekt door het Theosofisch Genootschap, Pasadena, Californië; Bax, op. cit. (noot 6), p. 31.
15. H. Hana, ‘Het onderwerp in de schilderkunst’, Wil en Weg 5 (1926-1927), p. 479.
16. Het voert te ver om op deze plaats dieper in te gaan op de leer van de theosofie. Daarom is hier gebruik gemaakt van de invloedrijke definitie met vier kenmerken die Antoine Faivre begin jaren 1990 introduceerde. De tekst is geciteerd naar H. Spiering, ‘Waarheid in jezelf. Encyclopedie plaatst gnosis en esoterie in historisch perspectief’, NRC Handelsblad, 5 maart 2005.
17. Van Vriesland, op. cit. (noot 7), p. 26.
18. H. Hana, ‘Ingezonden, een uitvinding’, Architectura 22 (1914) 14, pp. 112-113 en 22 (1914) 16, p. 127.
19. J.H. de Groot, ‘Verslag der 1378ste ledenvergadering’, Architectura 24 (1916) 40, pp. 307-309.
20. C. Rol, ‘Hana’s ornamentvertooning’, Architectura 24 (1916) 41, p. 31.
21. Brief van H. Hana aan J.J.P. Oud, 3 maart 1949, Letterkundig Museum, Den Haag.
22. Idem, 11 januari 1950.
23. Idem, 6 maart 1951.
24. Kleindochter Liesbeth Hana herinnert zich de ornamentmachine als een donkere kist, bijna een meter lang en met een breedte en diepte van ongeveer 60 cm, waar zij als kind af en toe in mocht kijken. ‘Als je aan een bepaald mechaniek draaide, zag je allerlei verlichte, kleurige, geometrische figuren ontstaan die door verder draaien in elkaar overliepen waardoor er steeds een nieuw patroon ontstond. Heel fascinerend.’ Correspondentie, februari 2009.
25. H. Hana, ‘De huizen van Edison’, Architectura 16 (1908) 40, pp. 345-346.
26. Idem, 17 (1909) 8, pp. 63-66.
27. ‘Het gegoten huis te Santpoort’, Architectura 19 (1911) 18, pp. 141-142 en 19 (1911) 39, pp. 317-318; B. Hulsman, ‘De betonnen droom van Herman Hana. Over honderd jaar is het niet meer lelijk’, NRC Handelsblad, 1 november 1991.
28. H. Hana, ‘Huizengieten’ De Samenleving 1 (1911) 51, pp. 690-692, met ongepagineerde fotobijlagen.
29. Brief van H. Hana aan V.E. van Vriesland, ongedateerd, Letterkundig Museum, Den Haag.
30. Idem, 30 september 1915.
31. Spiering, op. cit. (noot 16); Bax, op. cit. (noot 6), p. 215.
32. C. Scharten, ‘Een uitvinder’, De Nieuwe Amsterdammer, 9 oktober 1915.
33. P. de Nobel, Klank en Vorm, Amsterdam 1917, p. 25.
34. Brieven van H. Hana aan V.E. van Vriesland, 9 oktober 1915 en 9 november 1915, Letterkundig Museum, Den Haag.
35, 38. Scharten, op. cit. (noot 32).
36. Anoniem, De Maasbode, 6 mei 1920.
37. A. Besant, C.W. Leadbeater, Thought-Forms, with fifty-eight illustrations, Lund / Chicago etc. 1905.
39. M. Simon Thomas, De Leer van het Ornament. Versieren volgens voorschrift, 1850-1930, dissertatie VU 1996, Amsterdam 1996, p. 80, 107 en 110.
40. H. Hana, Ornament-ontwerpen voor iedereen. Het stempelboekje, Amsterdam 1916, p. 5, 8.