De wonderen van wanders: de carrière en het boek

Tussen het bescheiden Nederlandse boekje Wanders Wonders, Design for a New Age en het onlangs uitgegeven koffietafelboek Marcel Wanders: Behind the Ceiling liggen exact tien jaar. In dat decennium brak de Nederlandse ontwerper Marcel Wanders – en met hem het gemakshalve zo genoemde Dutch Design – wereldwijd door.

wanders-behind-the-ceilingMarcel Wanders (1963) die kort voor 1999 zijn eerste label Wanders Wonders had opgezet en inmiddels binnen zijn Moooi collectie ook andere ontwerpers presenteert, bewijst dat conceptueel design met enige aanpassing en marketing weldegelijk te vercommercialiseren valt. Een klein neveneffect van Wanders sterstatus is overigens dat eerstgenoemd boekje op de Amerikaanse boekensite Amazon antiquarisch 175 dollar op moet brengen, terwijl het in Nederland nog voor de oorspronkelijke twintig euro te koop ligt. Vergelijk je het dunne met het dikke boek dan blijken de producten uiteraard te verschillen – ook zij zijn letterlijk bovenmaats geworden -, maar bleven de vaak ongrijpbare theoriëen van Wanders vrijwel onveranderd. Het verschil tussen de beide boeken zit buiten die schaalvergroting in het verleggen van de aandacht van het ding naar de ontwerper.

Op het omslag van Wanders Wonders prijkt de Knotted Chair waarmee hij in 1996 definitief zijn internationale reputatie als conceptueel designer vestigde. Op het nieuwe boek zien we Wanders zelf met glad achterovergekamd haar, strakke, roze gestifte lippen, opengesperde ogen en een gouden clownsneus. Hij werd zijn eigen logo dat in principe voor ieder product te vermarketen valt. Het blijft een kwestie van integriteit in hoeverre een ontwerper aan deze lokroep toegeeft of er weerstand aan biedt. Veelzeggend is die gouden clownsneus: een designgadget dat met een haakje achter de oren te bevestigen is en dat hij ‘nosé’ noemt. Mocht het hier een Franse woordspeling betreffen (‘nausée’) dan zouden Wanders wonderen tien jaar na 1999 in walging zijn omgeslagen.

Van koffiestick naar designicoon

Kijken we naar de producten dan tekent zich een wereld van verschil af. Tien jaar terug speelde Wanders luchtig met materialen en ideëen, en viel hij niet op één herkenbare vormentaal te betrappen. Al op zijn eindexamen in 1985 in Arnhem presenteerde Wanders zich met een breed scala aan ontwerpen: grappige dompelaartjes met in een vorm geperste oploskoffie aan het uiteinde voor één kopje, en een door Memphis beïnvloed schemerlampje op een stenen voet. Ook ontwierp hij sieraden en keramiek waarmee hij zich als laatste der Mohikanen – zo zal later blijken – bij de oudere generatie zelfproducerende ontwerpers voegde.  In 1988 verklaarde hij de geschakeerdheid en de stijlloosheid van zijn prille oeuvre in Items: ‘Design moet een deel van de wereld zijn en geen autonoom wetboek. (…) Als cultuur en markt veranderen, verandert design, omdat het ook zichzelf als deel van het leven in zijn omschrijving opneemt. Per product moeten criteria herschreven worden, opnieuw opgebouwd, uit alles wat eventueel belangrijk èn onbelangrijk is.'(1)Noudi Spönhoff, ‘Marcel Wanders, een veelbelovende jonge ontwerper’, Items (1988) 27, p. 21.

Wanders eerste designicoon was Shades (1988), een door zijn consequente eenvoud nog steeds geestige stapeling van lampenkapjes die tezamen een schemerlamp vormen. Zijn stijl sloot aan bij wat later als de ‘droge humor’ van Droog Design werd getypeerd. In beperkte kring ontpopte deze lampenkapjeslamp zich tot klassieker maar een commerciële producent was er niet voor te vinden, zodat hij ze zelf liet maken. Wanders bleef lang een onmiskenbaar talent dat nog met ‘iets’ moest doorbreken.

Ondertussen verbreedde hij zijn werkterrein en sloot hij zich aan bij het gevestigde ontwerpbureau Landmark in Rotterdam, gevolgd door de oprichting van zijn eigen bureau WAACs in 1992 met leeftijdgenoten. Ogenschijnlijk verzoende Wanders zich met een bestaan als corporate designer, een rol die hem als conceptueel ontwerper eigenlijk niet goed lag. Want Wanders inventiviteit en creativiteit spoorden niet met de opdrachtgevergerichte dienstbaarheid van zijn industriëel design-collega’s en zakenpartners.

Snotty vaas 2001, polyamide (foto: Maarten van Houten)
Snotty vaas 2001, polyamide (foto: Maarten van Houten)

Een los-vaste verbintenis met het designplatform Droog in het randgebeuren van de meubelbeurs van Milaan, gaf hem de mogelijkheid zich internationaal te ontplooien. De gemacramede Knotted Chair, het succesvolle resultaat van een Droogproject met luchtvaartingenieurs – hetgeen ongenoemd blijft in het nieuwste boek – bracht Wanders in contact met de Italiaanse producent Cappellini. Die zette deze stoel in de media in als imagoproduct en de doorbraak van Wanders was een feit. Grappig is wat Wanders in Ceiling over de macramétechniek schrijft: ‘Ik heb altijd van macramé gehouden, ook toen het uit de mode was en ik mijn macraméboeken onder mijn pornoblaadjes moest verstoppen.’ Cappellini vroeg hem om nieuwe ontwerpen in deze stijl – een tafel en lampen – die de overrompelende visuele idiotie en materiaalgekte van de Knotted Chair echter misten. Eigenlijk ging alleen Bertjan Pot in 2005 serieus door op het principe van de Knotted Chair. Deels samen met Wanders ontwikkelde hij uit een koolstofvezelweefsel lampen en twee even innovatieve als revolutionaire stoelen, de Carbon Copy chairs.

Wisselvallig en filosofisch?

Laat Wanders onderzoekstrajecten liggen door een korte attentiespanne? In 2004 vertelde hij in Icon Magazine dat Renny Ramakers, met Gijs Bakker één van de oprichters van Droog, hem begin jaren negentig niet consistent vond. ‘Dat bedoelde ze negatief, als een probleem. En ik zei tegen haar: “nee, nee, nee, dat is geen probleem, want ik weet twijfel toe te laten, want ik ben niet dood, maar springlevend.”(2)Alex Wiltshire, ‘Marcel Wanders’, Icon Magazine (2004) april, www.iconeye.com. In het nieuwe boek stelt hij: ‘Stijl is een uitvinding van het onzekere.’ Toch baarde het gebrek aan consequentie hem vroeger ook zorgen. Hij moest zijn draai nog vinden. Daarop reflecterend zei hij in datzelfde interview dat toch vooral de eigen ontwerpmentaliteit de rode draad vormt. ‘Als een voorwerp alleen context is en de wereld weerspiegelt, waar ben ik dan als ontwerper? (…) Zo gauw een ontwerp respect verwerft en zichzelf wordt, komt dat omdat ik er als ontwerper niet meer in aanwezig ben.’

Anders dan in Wanders Wonders waar welwillende designtheoretici middels duiding van het fenomeen W een tegenwicht boden voor zulke ontboezemingen, komt in Behind the Ceiling voornamelijk Wanders zelf aan het woord en ontvouwt hij breeduit zijn filosofie, die hij in het voorgaande boek meer bescheiden voor het voetlicht bracht. Zijn ontwerpfilosofie is een amalgaam van uiteenlopende opvattingen: over een betekenis die hij mee ontwerpt, over zingeving, kwaliteit van leven, over het afwijzen van functionaliteit als ontwerpprincipe en over ‘eerlijke leugens’. Wanders doelt hiermee op het door preciezen en puristen afgewezen element styling. ‘Er is niks mis mee om iets vanzelfsprekend en eerlijk te ontwerpen. Aan de andere kant kan zo’n verhaal juist nogal saai uitpakken. De creatieve geest is tot meer in staat dan alleen de sobere, beperkte designwaarheid.'(3)Y.M. Joris, P. Antonelli, A. Betsky e.a., Wanders Wonders, Design for a new Age, Rotterdam 1999, p.30. Misschien schuilt in dit citaat wel de kern van Wanders onderscheidende ontwerperschap. Verder wijst hij de ‘babyface fixatie’ van het nieuwe om het nieuwe af om zich bezig te houden met het herinterpreteren van oude archetypen,’nieuw-antieke meubels’.

Over het ontstaan, de achterliggende marketinggedachte, de briefing van een opdrachtgever of een technische uitleg van producten en de toegenomen totaalprojecten lees je vrijwel niets in het Ceiling-boek. Wel lees je clichés als: ‘Wanders gelooft in het belang van de slaapkamer als plaats om te dromen en onszelf te stalen om een nieuwe dag tegemoet te treden.’ Het ontbreken van meer vakinhoudelijke achtergrondinformatie en van een essayistisch betoog van een beschouwer is een gemiste kans voor het vak. Maar voor Wanders publiek dat graag betoverd wil worden maakt het natuurlijk weinig uit. ‘Ik werk alleen voor vrouwen’, beweert de ontwerper. ‘Die zijn intelligenter, opwindender en hebben plezier. Ik wil dat ze zich als prinsessen voelen.’ Qua beeld wordt er flink uitgepakt en is het fiks genieten geblazen, als je de stroom visuele overdaad aan kan tenminste.

Consequent toont Wanders zich alleen in de inconsequentie, die hij koestert. Zo voelt hij zich geen designer, keert hij zich zelfs tegen design of tegen dogma’s over materiaalgebruik of afmetingen; dus blaast hij veel ontwerpen tot onzinnig megalomane proporties op. Zijn huidige voorkeur voor overdecoratie en grote schaal – of eerder schaalloosheid -, die op een streven naar een overdonderend effect lijkt, verklaart hij in de introductie als volgt. ‘Soms hebben de dingen geen schaal (…) Voor mij is schaal één van die dingen die op zichzelf weinig betekenen maar die niettemin de betekenis krijgt die eraan gegeven wordt.’ Wanders onttrekt zich aldus aan het ‘stigma’ van de sobere (Nederlandse) ontwerper en gaat een stap verder. Anders dan ontwerpers die de functionaliteit van een product of de artistieke uniciteit van hun werkwijze benadrukken, verwijst Wanders expliciet naar een domein buiten het design, in navolging van iemand als Philippe Starck. In zijn vermakelijke lezingen stelt hij zijn gehoor altijd dezelfde retorische vraag: ‘Heb je die kachel nodig die ik moet ontwerpen? Of heb je gewoon menselijke warmte nodig: armen om je heen?’ Wanders filosofisch getinte opmerkingen gaan echter op den duur als marketingsaus werken.

boutique1In interviews waarin hij meer blootgeeft over zijn persoonlijke drijfveren (en die niet in deze boeken voorkomen) noemt hij als zijn rolmodellen Friedrich Nietzsche, Ken Wilber, Deepak Chopra en de ‘life coach’ Tony Robbins bij wie hij een cursus volgde. Wilber en Chopra gieten boeddhistische opvattingen in westerse vormen van levenswijsheid. De Amerikaan Robbins (die sterk doet denken aan Tom Cruise als macho seksgoeroe in de film Magnolia) stimuleert mensen via overrompelende, energetische workshops hun kwaliteiten te ontdekken en die in hun dagelijks leven en werk te optimaliseren. Door dergelijke psychologische prikkels en spiritualiteit gevoed, ontwikkelde Wanders zich tot een predikende, ‘zingevende’ ontwerper voor wie leven en werken samenvallen.

In Architectural Record verklaarde hij: ‘Er is maar één Marcel Wanders. Hij is designer, vader, minnaar, schrijver, dichter, ruziemaker, vriend. Ik ben dat allemaal tegelijk. Iedereen heeft er recht op een meesterwerk van zijn leven te maken. Het is onze plicht aan dat meesterwerk bij te dragen. Ik probeer me met mijn ontwerpen te verbinden met het echte leven en iets toe te voegen aan de levens van mensen.'(4)Josephine Munitillo, ‘Marcel Wanders: Don’t label him as just another Dutch designer’, Architectural Record 2002, www.archrecord.construction.com/people/profiles/archives. En: ‘Ik ben hier om een omgeving van liefde te scheppen, met passie te leven en mijn meest opwindende dromen waar te maken. Ik houd ervan om dingen licht te maken, met een vleugje humor maar nooit als grap. (…) Ofschoon ik het ontwerpen net zo serieus neem als mijn leven, is er geen rede om het leven té serieus te nemen.’

Entrepreneur en enfant terrible

In het afgelopen decennium ontwierp Wanders – in het voetspoor van Starck – ook volledige hotelinrichtingen. Verder zette hij een indrukwekkende organisatie op met het Westerhuis, een studio annex showroom en (design)culturele broedplaats in de Amsterdamse Jordaan, als voorlopig hoogtepunt. Wanders ontpopte zich tot een cultureel entrepreneur. Wijs geworden door contracten die exclusiviteit en zijn naam claimden, maar hem weinig creatieve vrijheid boden of investeringen in zijn projecten garandeerden, zette hij zijn eigen labels op en infiltreerde hij de industrie. Daarmee bewees hij het Nederlandse ontwerp, dat te vaak in de cultuurhoek gemarginaliseerd bleef, een buitengewoon grote dienst en was hij een voorbeeld in economische zin. Met zijn label Moooi vervult Wanders een missie. ‘Ik wil dat Moooi een business is. Zoveel ontwerpers runnen hun bedrijfjes als artistieke vrijplaatsen die maar niet willen groeien. Ze bereiken weinig mensen omdat het academie-achtige initiatieven blijven die meer gericht zijn op de ontwerpers dan op het publiek,’ stelt hij in Architectural Record.

Villa Moda Bahrain (foto Studio Marcel Wanders)
Villa Moda Bahrain (foto Studio Marcel Wanders)

Het door de topuitgever Gestalten geproduceerde boek Behind the Ceiling ziet eruit als een glossy in een harde kaft. Het bevat geen oeuvrelijst, geen lijst van tentoonstellingen en geen verwijzingen naar literatuur over de ontwerper. Er ging een aantal – eigen – publicaties aan vooraf: tijdschriften waarmee Moooi eveneens unverfroren op een lifestyle publiek mikt. Kunstfotograaf Erwin Olaf is medeverantwoordelijk voor de brutale styling die perfect op Wanders gevoel voor over-the-top-theatraliteit aansluit. Maar er valt wel wat af te dingen op de parade aan vondsten en middle-of-the-road producten en grote projecten waarbij vooral Wanders naam en imago en niet meer zijn conceptuele dwarsheid wordt vermarkt.

Prachtig idioot zijn de oudere stereolithografisch vormgegeven snotvaasjes.Of het bizarre sieraad van een slap cassettebandje met daarop het geluid van een knabbelend konijntje. De reeks One Minute Sculptures laat echter een nare smaak achter. Hiervoor kleide Wanders dochter spontane, amorfe vormen, die haar vader vervolgens goudkleurig laat glazuren en bakken. Uiteindelijk gaan ze als prijzige designeditie de markt op. Marcel als koning Midas.

Met een steeds verder uitdijend netwerk van opdrachtgevers speelt Wanders de rol die van hem verwacht wordt. Hij is hero- dan wel auteursdesigner, manager, entertainer, promotor.

Getuige zijn uitspraken in de buitenlandse pers maakte hij zich er lang druk over hoe hij op foto’s in de bladen geportretteerd werd en onderging daarom enige cosmetische ingrepen. Op openingen schenkt zijn huidige partner, een talentvol choreografe/danseres, ondersteboven hangend aan een kroonluchter, champagne. Dat doet ze niet alleen op de Salone in Milaan maar ook op de Amsterdamse Woonbeurs én op de Miljonairsbeurs. Wanders verbindt zijn vormgevingsmessianisme moeiteloos met deze vormen van hedonisme: ‘Het is onze verantwoordelijkheid om tovenaar, hofnar en alchemist te zijn, om hoop te scheppen waar eerder slechts illusie bestond; om van dromen realiteit te maken’, zegt hij in de Moooi catalogi en in menig vraaggesprek.

Behind the Ceiling besluit toepasselijk met een artists impression van een prestigieus soort Thunderbirdseiland, Heart of Europe, dat in Dubai moet verrijzen. Een staaltje van Gucci-kapitalisme dat vermoedelijk even moet wachten tot na de economische crisis. En wat een verschil met het door hem ontworpen brave drinksetje dat de Europese politieke leiders in 1997 bij de top in Amsterdam kregen aangeboden.

Met een dun, bescheiden en een kloek, luidruchtig boek over Wanders in de kast vraag je je af welk domein de ontwerper in het komende decennium gaat betreden. Het zou wel eens heel interessant kunnen zijn als de ontwerper van het (te) grote gebaar werkelijk het theater ingaat. Suggestie: een enscenering van Richard Strauss opera Salomé waarin ijdeltuiterij, bedrog, decadentie en valse religiositeit elkaar omspelen.

Chris Reinewald

R. Klanten, S. Moreno, A. Mollard (redactie), Marcel Wanders. Behind the Ceiling, Berlijn 2009 (Gestalten Verlag), pp. 320, Euro € 49,90, ISBN 978-3-89955-234-8.

Bovenstaande tekst is een uitgebreide bewerking van Chris Reinewald, ‘Marcel Wanders, het leven een meesterwerk’, in: Jeroen van den Eijnde, Jan Brand e.a., Product Design Diversity, Arnhem (ArtEZ Press/ Veenman Publishers) 2007. ISBN  978-9086-900190.

noten   [ + ]

1. Noudi Spönhoff, ‘Marcel Wanders, een veelbelovende jonge ontwerper’, Items (1988) 27, p. 21.
2. Alex Wiltshire, ‘Marcel Wanders’, Icon Magazine (2004) april, www.iconeye.com.
3. Y.M. Joris, P. Antonelli, A. Betsky e.a., Wanders Wonders, Design for a new Age, Rotterdam 1999, p.30.
4. Josephine Munitillo, ‘Marcel Wanders: Don’t label him as just another Dutch designer’, Architectural Record 2002, www.archrecord.construction.com/people/profiles/archives.